werd hij dus 45 jaar oud. De leeftijdsaanduiding 'Aet. 46' op de prent moet
daarom gelezen worden als 'in zijn 46ste levensjaar'.9' De brief in combi
natie met deze leeftijdsaanduiding impliceert dat Matham in 1618 pas na
25 juli de laatste hand aan de gravure heeft gelegd. Hals moet dan het por
tret in 1617 geschilderd hebben vóór 25 juli.10' Met Mathams portretgra
vure beschikte Schrevelius in de tweede helft van 1618 niet alleen over een
representatieve gravure, maar dankzij de aanpassingen ook over een op
dat moment actueel portret.
In verband met de aankoop van het geschilderde portret door het
Frans Hals Museum is het in 2003 uitvoerig bestudeerd door restaurator
Martin Bijl. Hij komt tot de conclusie dat Jacob Matham pas een jaar na
het schilderen van het portret met de gravure heeft kunnen beginnen. In
de reconstructie van Bijl, die de brief van Schrevelius niet kende, heeft
Matham een papier, dat met olie of vet doorzichtig was gemaakt, op het
portret gelegd om daarna de contouren nauwkeurig over te trekken. Dat
kon pas wanneer de verf redelijk droog was, en olieverf droogt langzaam.
Daarna gebruikte Matham de tekening om het portret over te brengen op
de koperen plaat. De portretgravure is precies even groot als het geschil
derde voorbeeld. Door deze werkwijze werd de verf - die nog niet geheel
droog was - op sommige plaatsen wat beschadigd en ook enigszins plat
gedrukt. De brief dateert nauwkeurig wanneer Matham bezig was, maar
biedt geen nadere ondersteuning voor de door Bijl veronderstelde werk
wijze.11'
Schrevelius' lof voor Hals
Schrevelius spreekt in de brief over zijn portret, dat geschilderd is in 'le
vensechte tinten', zonder de naam van de schilder te noemen. De terloops
opgeschreven woorden zijn de vroegste bekende karakteristiek van een
werk van Frans Hals. In 1647 verschijnt Schrevelius' Harlemum, een uit
voerige stadsbeschrijving van Haarlem. De Nederlandse vertaling volgt
in 1648 onder de titel Harlemias. Schrevelius is in dit geschiedkundige
boek lovend over de schilder: Frans Hals, wiens portretten 'soo ghecolo-
reert zijn, datse schijnen asem van haer te gheven, ende te leven'.12' Daar
vóór komen we een dergelijke typering in relatie tot Schrevelius' por
tretje van Frans Hals ook al tegen. In 1620 is Schrevelius in Leiden komen
wonen waar hij in 1625 rector werd van de Latijnse school. De Utrechtse
jurist Arnoldus Buchelius (1565-1641) brengt hem daar een bezoek in mei
1628. Buchelius noteert: 'De school-rector Schrevelius liet mij ook zijn
HAERLEM JAARBOEK 2013