bedoeling moet zijn geweest om exemplaren uit te delen onder vrienden.
Zijn er aanwijzingen dat hij dat heeft gedaan?
Een van degenen aan wie Schrevelius een exemplaar zal hebben gege
ven, is de Haarlemse predikant Samuel Ampzing (1590-1632). Ampzing
was in het begin van de eeuw leerling van Schrevelius geweest in de La
tijnse school. In 1621 wordt een lang lofdicht van Ampzing gedrukt met
de titel Het lof der stadt Haerlem. Als belangrijke Haarlemmers worden
daarin onder anderen Scriverius en Schrevelius bij naam genoemd, en
van de schilders noemt hij onder anderen Frans Hals. Een latere versie
van dit lofdicht is Ampzings veel bekendere Beschryvinge ende lof der stad
Haerlem in Holland uit 1628. Over een van Hals' schuttersstukken merkt
Ampzing daarin op dat het 'seer stout naer 't leven gehandeld' is.23' De
predikant vertaalt uit het Latijn onder andere werken van Schrevelius en
Scriverius, en dicht veel in zijn moedertaal. In Ampzings boek uit 1628,
waar overigens Scriverius zijn medewerking aan verleende24', staat het
epigram van Scriverius op Mathams portret van Schrevelius afgedrukt,
direct gevolgd door Ampzings vertaling ervan:
'Nadien Schrevelius met woorden van vermogen
So meen'gen steegen [weerbarstige] hals der jonkheyd heeft geboogen;
So was hy, 5 Mathamuw snee in kop'ren plaat,
Om zijne zorg wel waard, tot loon van zijne daadt:
Op dat indien de eeu, met nydigheyd bezeeten,
Zyn naame met 'er tyd mogt komen te vergeeten,
En looch'nen dezen man, zyn beeldt dan spreeken mag,
En brengen zynen naam en eere voor den dag.'25'
Het staat weliswaar niet vast dat Ampzing al in 1618 een exemplaar van
Schrevelius' portret heeft ontvangen en toen Scriverius' lofdicht vertaal
de, noch dat hij deze vertaling pas tien jaar later maakte ter gelegenheid
van de uitgave van zijn boek, maar het Latijnse origineel op Mathams gra
vure zal hij vóór 1628 zeker al hebben gekend.
De koperen plaat van Scriverius' portretgravure
Indien Schrevelius in 1617 inderdaad ook het portret van zijn vrouw heeft
laten schilderen als pendant, biedt dat een opmerkelijke parallel met de
eveneens ovale portretjes die Scriverius in 1626 van zichzelf en van zijn
vrouw Anna van der Aar liet schilderen, eveneens door Frans Hals. Deze
HAERLEM JAARBOEK 2013