en 1629) en een inscriptie van Joannes Torrentius (1629).41' Saenredam,
Van de Velde en Van Bouchorst waren, net als Scriverius zelf, betrokken
geweest bij de uitgave in 1628 van Ampzings Beschryvinge ende lof der stad
Haerlem. Hals treffen we in het album niet aan. Uit de schaarse informatie
over Scriverius' schilderijenbezit kan geen relatie met bepaalde schilders
vermoed worden, laat staan een vermeende uitzonderlijke liefde voor de
schilderkunst.42' Hoe Scriverius dacht over het werk van Hals is onbekend
en zijn contact met de schilder kan zich tot één enkele poseer-sessie heb
ben beperkt.
Ondanks de vroege terloopse woorden van lof van Schrevelius blijkt
ook bij hem niet van een uitzonderlijke waardering voor Hals. Van Schre
velius en Scriverius zijn tientallen lofdichten bekend op boeken en hun
auteurs. Dat ze ook een lofdicht aan Van Manders Schilder-boeck leverden,
zegt op zichzelf niets over hun affiniteit met het onderwerp van dat boek
(de schilderkunst), maar wel iets over de eer die ze aan een bepaalde per
soon of diens prestatie wilden bewijzen. Wanneer het om een Haarlems
initiatief ging, zoals in het geval van het Schilder-boeck, was dat zonder
twijfel een extra reden om hun medewerking te verlenen.
Tot slot
Schrevelius en Scriverius lieten hun portret door Hals vervaardigen. Bei
den beschikten daarmee over een model voor het laten maken van een
portretgravure, die ook spoedig volgde. Door de toevoegingen op gra
vures werden dat geleerden-portretten waarvan exemplaren werden
verspreid onder collega's en vrienden. Beiden lieten echter óók een bij
behorend pendant-portret maken van hun echtgenoot. Als geschilderde
pendanten functioneerden die als familieportretten.
Appendix
Herkomstgeschiedenis van Hals' portretten van Scriverius en
zijn vrouw, en van de koperen plaat door Jan van de Velde
De herkomst van de pendanten in New York is dankzij een reeks van his
torische documenten terug te voeren tot de voorgestelden zelf, Scriverius
en zijn vrouw Anna van der Aar. De pendanten zijn tot in het midden van
de negentiende eeuw samen met de koperen plaat vererfd binnen de fa-
MICHIEL ROSCAM ABBING