ten bij haar komt bekijken.70' Dankzij het bezoek van Abraham Bredius (1855-1946) komen we meer te weten over de koperen plaat van Van de Vel- des portretgravure van Scriverius en over de pendanten van Frans Hals. Caroline houdt haar neef Jan goed op de hoogte en schrijft over dit aan komende bezoek: 'Ik zal [Bredius] ook miniatures, en alles wijzen, de ko- pere plaat, ets van Schriverius, naar de portretten van Frans Hals, eertijds in het bezit der familie op Willeskop, doch door oom Marie voor f 8000 verkocht.' (brief van 30 november 1895).De Hals-pendanten behoorden dus tot de portretten die op Willeskop bewaard waren, maar waren door haar oom Marie Jean Caan van Maurick verkocht. Door die verkoop werd de plaat gescheiden van de pendanten. Overigens werd op enig moment vóór de verkoop nóg een portretten- lijstje opgesteld. Zes oude panelen staan er op aangeduid met de wapen figuren nagetekend. De portretten zijn zonder enig probleem te relateren aan de inventaris die Samuel van Hoogstraten had opgesteld en de latere gegevens over de naar Den Haag overgebrachte oude panelen die Caro line tot twee keer toe laat restaureren. Op dit lijstje staan de Frans Hals portretten vermeld als 'klein port. Aet. 50 Anno 1626. misschien (Petrus Scriverius)' en 'klein portrait (vrouw) Aet. 50 Anno 1626. denzelfde.'72' Opmerkelijk is dat tot dan toe op geen enkele inventarislijst de naam van de schilder wordt vermeld. De verzamelaar John Waterloo Wilson (1815-1883) De gegevens over de verkoop uit de hierboven genoemde brief van 30 november 1895 van Caroline van Hoogstraten sluiten aan op de bekende herkomstgegevens van beide pendanten. Moes heeft de informatie die hij rechtstreeks of via Bredius van Caroline kreeg, verwerkt in het tweede deel van zijn Iconographia Batava dat in 1905 verscheen.73' Al valt de datum van verkoop van de pendanten niet precies te reconstrueren, ze zijn ver kocht in de tijd dat grote waardering voor het werk van Hals ontstond.74' In 1873 worden de portretjes in Brussel tentoongesteld als behorende tot de collectie van de vermogende textielfabrikant John Waterloo Wilson en Adrien Didier (1838-1924) maakte er voor de bijbehorende catalogus gra vures naar.75' Over Wilson is bekend dat hij tussen 1833 en 1870 in of nabij Haarlem woonde.76' Of het Wilson zelf was die het bedrag van 8000 gul den betaalde, staat niet vast, maar dat is zeer wel denkbaar. In 1929 wor den de portretjes gelegateerd aan het Metropolitan Museum of Art te New York waar ze nog altijd te zien zijn.77' De koperen plaat is in het bezit van de familie Van Hoogstraten gebleven.78' HAERLEM JAARBOEK 2013

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2013 | | pagina 90