Hoogstraten i (Hoogstratiana) in het Nationaal Archief te Den Haag. 69. Jhr. Mr. Marie Jean Caan van Maurick heeft van enig moment vóór 1850 tot 19 januari 1855 in Willeskop gewoond. Daarna heeft hij zich in Harmeien gevestigd op het huis Harmeien, bewoond door zijn echtgenote. Vermoedelijk werd de hofstede te Willeskop na 1855 verhuurd aan de timmersmansfamilie Aertssen (mededeling W.R.C. Alkemade, streekarchivaris rhc Rijnstreek en Lopikerwaard, 22 juli 2002). 70. De beide brieven van Moes in het Familiearchief Van Hoogstraten, Hoogstratiana, inv.nr. 130, respectievelijk stuk 3681 en 3683. Het bedoelde werk werd pas later in twee delen uitgegeven: E.W. Moes, Iconographia Batava, Amsterdam 1897-1905. Hierin wordt gerefereerd aan portretten in bezit van Carolina van Hoogstraten onder nr. 7889 (sub 'Anthony Terwen'). Een doorschoten handexemplaar met aantekeningen wordt bewaard in het Rijksprentenkabinet. Daarin staan manuscriptaantekeningen over portretten die 'Bij freule v. Hoogstraten' waren gezien. De aantekening is niet in de hand van Moes zelf. 71. Caroline Gerardina Johanna van Hoogstraten (1846-1918) aan haar neef Jan Samuel Frangois (1859-1936). Brief van 30 november 1895, Familiearchief Van Hoogstraten, Hoogstratiana, stuk 3684. De passage is geciteerd inTuynman, Earliest extant judgement on Rembrandt, noot 29 op p. 224. 72. Familiearchief Van Hoogstraten, Hoogstratiana, stuk 380. Het handschrift van de notitie is niet geïdentificeerd, maar het is niet de hand van Hendrik Johan Caan. 73. Moes, Iconographia Batava, nr 7130/2: 'Voorheen bij Jhr. Mr. M.J. Caan van Maurik te Oudewater'. C. Hofstede de Groot, Beschreibendes und kritisches Verzeichnis der Werke der hervorragendsten hollandischen Maler des MVU. Jahrhunderts 111, Esslingen en Parijs 1910, p. 67, geeft in navolging van Moes dezelfde herkomst op. Hofstede de Groot (1863-193°) kan deze informatie ook rechtstreeks gekregen hebben van Caroline van Hoogstraten. Hij bestudeerde het zelfportret van Dirck van Hoogstraten (1596-1640) in haar bezit en stuurde haar daarover een brief op 21 januari 1895, Familiearchief Van Hoogstraten, Hoogstratiana, stuk 3686. 74. Het artikel 'Frans Hals' van Théophile Thoré (1807-1869) in de Gazette des Beaux- Arts 24 (1868), p. 219-230, 431-448 (onder het pseudoniem W. Burger) geldt als het begin van de herontdekking van Frans Hals. 75. Collection de M.John W. Wilson exposée dans la Galerie du Cercle artistique et littéraire de Bruxelles, Parijs, 1873, p. 219, met gravures van Adrien Didier van beide pendanten. In de beschrijving van de pendanten wordt niet ingegaan op de herkomst. In Parijs wordt op 14 en 15 maart 1881 de collectie geveild. In MICHIEL ROSCAM ABBING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2013 | | pagina 99