De Langebrug met bedieningspost in Haarlem Bruggen zijn kenmerkende elementen voor het waterrijke landschap van Nederland. Er bestaat een rijke traditie van 'kunstwerken' in allerlei maat voeringen en voor allerlei situaties. In de binnenstad van Haarlem werd in 1995 de Langebrug in gebruik genomen, een stedelijk icoon dat al snel als bijnaam 'De Verfroller' kreeg. Deze is ter vervanging van een oude versleten ophaalbrug in het Haar lemse stadshart gerealiseerd. Op de drukke locatie aan de rand van de historische binnenstad moest de oude brug in gebruik kunnen blijven, terwijl de nieuwe brug ernaast werd gerealiseerd. Voor de situering van deze nieuwe verbinding werden verschillende mogelijkheden verkend. Uiteindelijk is gekozen voor een schuine val over het water waarmee de richting van de gevelwanden van twee straten aan weerskanten in de brug zijn doorgezet. Al snel was duidelijk dat een slanke, lichte constructie zich het beste in de historische context zou voegen. Vervolgens is uitgebreid onder zoek gedaan naar mogelijke ophaalsystemen. Er werden bijna honderd modellen getekend en doorgerekend, voordat werd gekozen voor een op haalbrug met één pyloon. Deze brug heeft niet de gedaante gekregen van een poort zoals traditionele ophaalbruggen. In plaats daarvan komen alle krachten van het ophaalmechanisme samen op één punt. Het brugdek is opgehangen aan een ranke balansligger uit twee bomen die ter hoogte van de geknikte pyloon samenkomen. Aan de andere kant bevindt zich het rolvormige contragewicht waaraan de brug haar bijnaam 'De Verfrol ler' te danken heeft. De brug is een slanke, elegante verschijning in lichtgrijze tint waarbij de pyloon is voorzien van donkergrijze banden en het contragewicht vol ledig in donkergrijs is uitgevoerd. De stalen balustrades hebben een geïn tegreerde verlichting gekregen. Door de oriëntatie en uitvoering van de nieuwe oeververbinding ont stond een nieuwe stedenbouwkundige situatie die is voltooid met een THIJS ASSELBERGS 226

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2014 | | pagina 228