De ontwikkeling van de
strafrechtspraktijk in middeleeuws
Haarlem (1245-1500)
Inleiding
Middeleeuwse strafrechtspleging heeft vanouds een slechte reputatie bij
de moderne mens. Typisch voorbeeld is de mening van Johan Huizinga in
zijn befaamde Herfsttij der Middeleeuwen. Als een 'bedwelmende bloeitijd
van pijnlijke gerechtigheid en justitiële wreedheid' karakteriseerde hij
deze periode, waarin bovendien 'de middeleeuwsche justitie slechts de
twee uitersten [kent]: de volle maat van de wreede straf en de genade.'1)
Hoe Huizinga tot zulke ongenuanceerde uitspraken kon komen, blijft
merkwaardig. Ten eerste zijn de bronnen waarnaar hij verwijst slechts
twee kronikeurs uit Frankrijk en Vlaanderen, waarvan er een later door
hem gekapitteld wordt wegens onbetrouwbaarheid. Enige verwijzing -
ten tweede - naar keurboeken, vonnisregisters of wat dies meer zij, ont
breekt totaal. Juist Huizinga had in Haarlem prachtig werk geleverd met
de uitgave van de Rechtsbronnen der Stad Haarlem2\ en hij zal toch niet on
bekend geweest zijn met het Haarlemse Register van uitgesproken vonnissen
etc. uit de periode 1432-1470.3) Beide documentreeksen, hoe verschillend
ook, ademen een sfeer van kalmte en beheersing: men wil geweld en over
tredingen vooral beteugelen met boeten en bedevaarten, niet met contra-
geweld of wraak.4'
Het vooroordeel van Huizinga en vele anderen zal misschien gevoed
zijn door hun afschuw van een paar elementen van de oude strafrechts
pleging die nog steeds tot de verbeelding spreken, te weten: de doodstraf
fen en lijfstraffen in al hun variatie. In dit artikel wil ik deze in perspec
tief plaatsen, door te vragen naar de frequentie in verhouding tot andere
straffen en in verhouding tot het aantal inwoners in de bestudeerde pe
riode, zo mogelijk met vergelijking van gegevens uit andere steden. Bo
vendien is daar de pijnlijke ondervraging ('tortuur, scherp examen') bij
het vooronderzoek, zinnebeeld van barbaarsheid en onrechtvaardigheid
in moderne ogen, maar wel zo'n vierhonderd jaar lang, tot de rechtsher-
MAARTEN MÜLLER
34