diep als een nagel of zo breed als een vingerlid - kon een boete van tien pond opleveren.32' Maar wat daarnaast opvalt, is de nuancering en variatie die zowel sche penen als schouten in hun strafoplegging praktiseerden. We zien bij voorbeeld binnen één rekening dat voor de ene verwonding drie pond en dertien schellingen, en voor de andere zeven pond en tien schellingen ge- dadingd werd, en voor de ene uitgesproken vloek - godslastering of valse eed - één pond en negen schellingen en voor de andere zes pond en tien schellingen.33' Hetzelfde geldt voor veel andere misdrijven. Kennelijk ver diepte het gerecht zich echt in elke vecht- of scheldpartij, het behandelde niets als routinezaak en stond open voor verzachtende omstandigheden en argumenten. Een van de belangrijkste daarvan was de armoede van de dader die dan reden was om veel minder dan de minimum- of standaard boete te eisen. In diverse keuren staan dreigende woorden dat wie een boete niet kan betalen, zijn (rechter-) hand daardoor verliest, maar in niet één rekening of vonnis is zo'n geval echt te vinden, men nam gewoon met minder genoegen. Ook in het vonnissenregister van 1432-1470 overheersen de boeten met bijna zestig van alle opgelegde straffen. Gemiddeld per jaar zijn het er veel minder dan in de rekeningen, ongeveer negen, maar ze zijn in het al gemeen veel zwaarder, tot wel zestig pond, en wel honderdduizend ste nen. De steenboete met bijbehorende hoeveelheid metselkalk, lijkt een Haarlemse eigenaardigheid te zijn geweest, althans in de mate waarin ze werd opgelegd. De meeste middeleeuwse steden kenden deze straf wel, maar ze werd lang niet zo vaak toegepast.34' Maar liefst in 231 van de 295 vonnissen werd een steenboete uitgedeeld, meestal in combinatie met een andere straf of openlijk vergiffenis vragen. Verbanning voor een aantal jaren of zelfs levenslang, en opgelegde be devaarten maakten zo'n 25% van de straffen van dit register uit. Vooral levenslange of langdurige 'banissemente' moeten we als een zware straf beschouwen. Men werd immers uit zijn of haar sociale omgeving en fa milie weggerukt waar normaal gesproken ook het levensonderhoud van afhing. Levenslange verbanning was min of meer de standaardstraf voor wie niet kwam opdagen als hij voor het gerecht was gedagvaard. De opgelegde bedevaart had, net als in een verzoeningsprocedure op het eind van een vete, een sterk moraliserend karakter: de dader ver zoende zich met God en met de gemeenschap door zijn inspanningen en gebeden.35' Uit Haarlem moesten 33 mensen tussen 1432 en 1470 de soms lange weg naar een bedevaartsoord aanvangen en terugkomen met een MAARTEN MÜLLER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2014 | | pagina 51