ook tot uiting komt in de talrijke reis- en correspondentiekosten om in
formatie over gevangenen te verkrijgen als deel van het vooronderzoek.
Tenslotte: sommige lezers hebben misschien vergeefs gewacht op
termen als 'accusatoir'en 'inquisitoir' om de ontwikkelingen in het straf
recht mee te karakteriseren. Dit zijn simplificaties die door negentiende-
eeuwse historici zijn bedacht maar geen verheldering gebracht hebben.
Ze doen geen recht aan de complexiteit van de werkelijkheid. Doordat in
de twintigste eeuw men bovendien 'ordinair aan accusatoiren extra-
ordinair' aan 'inquisitoir' gelijk is gaan stellen, is onbegrip tot op de dag
van vandaag in diverse publicaties aan te wijzen.61'
Ook de introductie van het Romeins recht is in dit artikel afwezig, zo
als ze ook afwezig is in de bronnen. In navolging van Van Caenegem e.a.
meen ik dat de 'rationalisatie' van het strafprocesrecht een allereerst au
tochtone ontwikkeling is geweest die pas op het eind van de vijftiende
eeuw serieus beïnvloed is geweest door juristen die aan universiteiten ge
schooldwaren in het Romeins recht.
Noten
J. Huizinga, Herfsttij der middeleeuwen. Studie over levens- en gedachtenvorming
der veertiende en vijftiende eeuurin Frankrijk en de Nederlanden, Haarlem 1919» P-
26-28.
2. J. Huizinga, Rechtsbronnen der stad Haarlem, Werken Vereeniging Oud-
vaderlandsch Recht, 2de reeks, dl. 13, 's-Gravenhage 1911.
3. Noord-Hollands Archief (nha), toegangsnr. 1573, inv. nr. 541. Dit register
is in 1989 door B.M.J. Speet in transcriptie uitgegeven onder de titel Register
van criminele sententiën uitgesproken door het gerecht van Haarlem. Wegens de
toegankelijkheid verwijs ik naar deze transcriptie i.p.v. het manuscript. Dat de
titel helaas misleidend is, komt in dit artikel nog aan de orde.
4. M. Müller, 'Het felle leven en het kalme gerecht. Misdaad en straf in
vijftiende-eeuws Haarlem, in: Pro Memorie, Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der
Nederlanden, 15,1 (2013), p. 4-31.
5. K.J. Frederiks, Het Oud-Nederlandsch Strafrecht (I), Haarlem 1918, p. 4 e.v.;
K. de Vries, Bijdrage tot de kennis van het strafprocesrecht in de Nederlandse steden
benoorden Maas en Schelde, Groningen 1955, p. 10 e.v., p. 44 e.v.
6. C.L. Hoogewerf, Het Haarlemse stadsrecht (1245), Amsterdam 2001, p. 52 e.v.; R.C.
van Caenegem, Geschiedenis van het strafprocesrecht in Vlaanderen van de Xle tot de
XTVe eeuw, Brussel 1956, p. 119-120, en 147-156.
7. Van Caenegem, Geschiedenis van het strafprocesrecht, p.139.
MAARTEN MÜLLER 59