NIEUW I Voor KATHOLIEKEN van HAARLEM en OMSTREKEN. M. 1. Zondag I April 1876. Uitgever W. KÜPPEES. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. Dit blad verschijnt Zaterdagavond. Bij dit blad behoort een Bijvoegsel be vattende eenige Advertentien. Aan onze Lezers. Wij hunnen ons eerste nommer niet onder de oogen onzer geabbonneerden brengen zonder hen onzen dank té betuigen voor de belangstel ling die zij in onze uitgave geloond, en de medewerking waarvan zij blijk hebben gege ven. Ten bewijze dat wij zulks op prijs stellen diene, dat wij op verzoek een paar verande ringen hebben aangebrachtdie echter allen ten dienste zijn. Zoo hebben wij op veler verlangen er bijgevoegd een klein lijstje van de meest verhandeld wordende effecten, de Rechtzaken hebben wij met een kleinere letter gedrukt en daardoor meer plaats voor lectuur uitgewonnenterwijl wij tevens ge meend hebben een ietwat sierlijker vorm aan het hoofd onzer courant te moeten brengen enz. enz. Wij koesteren dan ook het volste vertrouwen dat wij ons steeds in dezelfde be langstelling en deelneming zullen mogen ver heugen. OFFICIEEL NIEUWS. Aan het Politie Bureauhier is gedeponeerd EEN MONUMENT. OOK NATIONAAL? Wanneer een land op tal van groote man nen kan wijzen die door deugd of recht schapenheid, door geleerdheid of kennis, door heldenmoed of staatsbeleidweldaden aan hun evenmensch bewezen, roem aan hnn land bezorgden of in moeielijke toestan den het schip van den Staat, langs klippen en ondiepten heen in veilig vaarwater wis ten te voeren, dan mag zulk een land waarlijk trotsch zijn en zich groot noemen. Wanneer dan óf tijdgenoot öf nakome- melingschap voor die mannen, die zich waarlijk groot hebben betoond, die waarlijk wat men noemt populair waren en aan het algemeen diensten hebben bewezenstand beelden oprichtdan vervullen zij daardoor een dubbelen plicht, een plicht van dank baarheid en belooning, een plicht door aan moediging en opwekking tot navolging. Een plicht toch immers is het, wanneer een ge heele natie, wanneer de geheele bevolking van een land zich erkentelijk betoont voor het goede dat door anderen haar is bewezen, ten koste meestal van veel opoffering en moeitev;. el zelfverloochening en strijd van onaangt lamheden dikwijls en leed! Een aanspooring is het en opwekking opdat ook anderen zich zouden aangemoedigd ge voelen om de gaven en talentende krach ten en het genie dat zij bezitten, niet te verbergen maar ten algemeenen nutte aan- tewenden, tot gemeenschappelijk goed te te maken en onder het bereik van allen te plaatsen. Hoe dikwijls toch is miskenning, ge ringschatting, spot, ja zelfs verachting niet het lot van hen, die met de beste bedoe lingen en overtuigd van hun zaak, zich wijden aan het welzijn van anderen. Hoe moeilijk valt het dan niet met ijzeren wil en onverflauwde geestkracht te volhar den, in dat wat men zich tot levenstaak heeft gesteld, en wat niets geeft dan bit ter verdriet om dat de tijdgenoot niet be grijpen kan of begrijpen wil wat tot zijn best tot zijn nut is. Zou niet meenig ge- geleerde of onderzoeker vol moedeloosheid zijn arbeid hebben gestaakt, wanneer hij ziet hoe weinig zijn streven wordt gewaar deerd hoe weinig nut men uit zijn werken put, indien naast het gevoel van picht, niet de hoop hem ondersteunde dat eenmaal hem gerechtigtigheid zal wedervaren en de nakomelingschap hem vol dankbaarheid zal gedenken en zijn naam vereeuwigen door een standbeeld, 't Is duszooals wij gezegd hebben een plicht, die mannen te gedenken en hen als voorbeeld aan de nazaten te stellen. Maar om een waarlijk groot man genoemd te wordenom de achting en dankbaarheid van een geheele natie te verdienen, om aan- spra-s i te mogen maken op een standbeeld door en voor het volk, moeten ook de daden van zulk een man ten dienste van de geheele natie komen, moet ook het ge heele volk aandeel hebben of kunnen heb ben in het goed door hem gesticht, in de kennis door hem verspreid, 't Is daarom niet voldoende door een uiterst gering getal personen of door eene partij groot genoemd te worden, om de eer van een standbeeld waardig te zijn. Zulk een huldeblijk moet door allen gewenscht en voor allen een blijk van erkentelijkheid en rechtmatig heid zijn. Doch waartoe dit alles? Is Nederland soms te kort gekomen in dien plicht, of heeft het de hooge onderscheiding vaneen monument verleend aan personen die zulks niet waardig waren? Wij willen dit niet beslissen, en hier over een oordeel te vel len is niet ons plan; wij willen alleen dit op den voorgrond plaatsen dat een groot vernuft, een geleerd man nog juist geen groot man is, en dat het plaatsen van een gedenkteeken ter zijner eer hem niet groot kan maken, wanneer het eerste en voornaamste punt ontbrekenn. 1. dat van nuttig geweest te zijn voor allen. Voltaire was zeker een uitnemend schrijver, een gevierde geleerde en dichter maar daarom is hij nog volstrekt geen groot man al heeft men hem ook een standbeeld opge richt. De eerste vereischte om het waarlijk te zijn ontbrak hem, n. 1. dat van nuttig geweest te zijn voor zijne landslieden. Hij heeft zijn vernuft, zijn geest zijn talent misbruikt om geloof en godsdienst te ver lagen en bespottelijk te maken, hij heeft met zijn geestverwanten en leerlingen meer onheilen over Frankrijk gebracht dan alle omwentelingen te zamen want deze waren het konsekwente gevolg van zijne leer en konden slechts ontstaan in een land waar voor een Voltaire een standbeeld werd opgericht. „Gelukkig," zal men wellicht zeggen, „doet men zoo iets niet in ons land." Niet zoo voortvarend. Ook in ons land wil men een standbeeld oprichten voor een man, die in vele opzichten een geestverwant van Voltaire was, op wien zijne geschrif ten misschien maar al te veel invloed heb ben uitgeoefend n.l. voor Spinoza. En wie was dan Spinoza? Vraag het aan honder den, aan duizenden, aan tienduizenden in het land en zij zullen u het antwoord schul dig blijven, zij zullen u wellicht zeggen dat zij nimmer die naam hebben hooren noemenen gelukkig dat zoovelen dat kunnen zeggenwant dat is een bewijs dat zij zijne werken niet hebben gelezen, en dus ook niets van het gevaarlijke zijner leer hebben kunnen inzuigen. Maar ook juist die onbekendheid met Spinoza is een bewijs, dat hij niet populair is, dat hij niet voor het algemeen heeft gewerktdat zijn streven niet ten nutte van allen was in tegendeel dat zijne werken, zoo zij al gemeen hekend en gelezen en begrepen werden zeer veel kwaad zouden bewerkt hebben, door den geest van ongeloof, en athe ïsme waarmede zij doortrokken en waarop zij gebaseerd zijn. Daarom ook geen stand beeld voor Spinoza omdat dit een hulde blijk zou ziju aan het ongeloof en een aansporing tot kennismaking met zijn leer en wellicht, helaas, tot navolging. Godlof Nederland heeft mannen genoeg gehad, die meer een standbeeld waardig waren, en waarvoor de natie, al was het soms ook wat laat, een heeft opgerichten onze natie is niet zoo gedaald of zij heeft nog wel namen in het geheugen voor wie de onderscheiding van een monument meer in den geest van het volk zou vallen en dus meer gerechtvaardigd zou zijn. De mo numenten manie mag niet tot absurditeit voeren. WEKELIJKSCH OVERZICHT. Wij willen dezen keer bij het nagaan der verschillende gebeurtenissen en feiten die zich aan ons hebben vertoond, het allereerst eens het oog op Engeland slaan en wel om reden er onder, het anders zoo flegma tieke Engelsche volk eene groote agitatie is ontstaan. Deze buitengewone toestand werd in het leven geroepen door een wets voorstel dat onder den naam van Royal Titles Bill, ten doel had aan de Koningin een nieuwen titel te verleenen, namelijk dien van Keizerin. Wel zou Engelands heerscheres dien niet dragen als souve- raine van Groot Britanje en Ierland, maar veel eer als regeerster van Indie, en zou zij derhalve Koningin van Enge land en Keizerin van Indie worden. Het volk is zeer tegen dien nieuwen titel, en van alle zijden komen daar tegen protesten en men kan dus veilig aannemen dat in het toekennen van dien titel groot bezwaar wordt geziendewijl men anders dat genoe gen niet zou misgunnen aan de zoo geliefde en populaire vorstin. De tegenzin entegen- kanting van het volk zijn nog toegenomen door de onhandige wijze waarop Disraeli de noodzakelijkheid en wenschelijkheid voor dien titel betoogden. 1. door te verklaren dat daardoor een tegenwicht werd gegeven voor de steeds toenemende verovering van Rusland in Azie. Men heeft in die woorden eene uittarting willen zien aan Rusland en daardoor is de populariteit van den Bill niet toegenomen. Het huis der Gemeenten heeft echter met eene meerderheid van 79 stemmen het ontwerp aangenomende tege- standers hoopen nog dat het hoogerhuis het zal verwerpen of dat de Koningin, gehoor gevende aan de wenschen van haar volk, den titel van Keizerin zal weigeren. Deze laatste verwachting schijnt echter weinig kans aan te bieden, althans ver meldt men dat de Koningin haar portret in olieverf aan Disraëli heeft ten geschenke gegeven, waaruit men de gevolgtrekking maakt dat Victoria met haar nieuwen titel zeer verheerlijkt zal zijn. De Koningin is inmidels op reis gegaan naar het vaste land, iets wat almede slecht in den smaak van het volk valt, dewijl het verwacht had dat de Koningin in per soon zou bedanken voor de eer haar ge schonken. Het nienwe rood-republikeinsche bewin in Frankrijk voorspelt niet veel goeds. Reeds dadelijk na zijn zamenstelling werd er druk gesproken en voorgesteld over het verleenen eener amnestie aan de lieden, die wegens deelneming aan de schanddaden dercomu- nen verbannen zijn of gevangen zitten. Ofschoon dit plan nu wel hier en daar tegenkanting vindt en men zich misschien zal vergenoegen met het zamenstellen eener nieuwe commissie van gratieom zoodoende aan de minst schuldigen eene geheele of gedeeltelijke kwijtschelding van straf te ver leenen toont toch het streven genoegzaam aanwelke geest de meeste leden van het bewin bezielt en wat men er van te wach ten heeft, 't Is voor Frankrijk waarlijk geen schoon vooruitzicht en 't zal zijn crediet in 't buitenland niet verhoogen. Uit Rusland wordt gewag gemaakt van het voornemen van den Czar om zich ge durende eenigen tijd aan de regeeringszaVen te onttrekken en den grootvorst als Regent de teugels van het bewin in handen te geven. De Keizer schijnt in den laatsten tijd zeer overspannen en vermoeid te zijn door de zware zorgen die het Russische v rijk hem opleveren en derhalve eenige ver pozing te willen nemen. Op deze geruchten worden alv er meer veronderstellingen ge bouwd en wel voornamelijk dat deze terug trekking uit dc staal .-zaken slechts een voorbode zou ziju van een totalen afstand k M WMKBM A i tONNEMENTSPRI JS Per 3 maanden voor Haarlen75 Cents. Buiten Haarlem franco per post85 Afzonderlijke Nommers6 PRIJS DEE ADVERTENTIËN: Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Zaterdag vóór 12 uur 's middags ingewacht. A.gite ma non agitate. Ben goudcorbel. "tot bloedSjKfefl ketting van 'wee snoeren met gouden slotje. Twee manden met ledige fiesschen. Een bril in étui. Een bruin stroo kinderhoedje. Een polsmofje. Een kinderbandschoen. Een Engelsch boekwerk. Een hakbeitel. Een brander ^an een petroleumlamp. Een stoof. Een zakdoek waarin oud koper en lood. Een witte do'k waarm twee broeden, en Pen slentzJó— Alles op straat gevonden. Voorts te bevragen: Een t penboomstamdrijvende in het Spaarne ge vonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1876 | | pagina 1