NIEUW Zondag 3 Dec. 1876. 19 Jaargang. Voor KATHOLIEKEN van HAARLEM en OMSTREKEN. té 36. Uitgever W. KÜPPERS. Dit bl ad verschijnt Zaterdagavond. Zij die zich wenschen te abonneeren op dit blad, ont vangen de nummers tot 1 Januari gratis. OFFICIEEL NIEUWS. Aan het Politie Bureau Alhier is gedeponeerd. VRIENDEN. Ovidius zegt: Donec eris felix, muitos numerabis amicos Tempora si fuerint nubila, solus eris, hetwelk zooveel beteekent als: Zoolang gij gelukkig zult zijn, zult gij vele vrienden tellenmaar zoodra uw hemel bewolkt, zult gij alleen staan. Dit bewijst, dat die vrienden eigenlijk geen vrienden zijn. Wie zich uw vriend noemtis in den regel niet uw vriend, maar de vriend van zich zeiven; de vriendschap met u bezorgt hem öf geldelijk voordeel, eer öf ten minste vermaak; zoodra gij hem een dezer drie dingen Diet meer kunt verschaffenlaat hij u in den steeken gij ziet hem niet meer. Wat men dus in de wereld vriendschap noemt, is er verre af dat te zijn; het is eigenlijk eene stilzwijgende overeenkomst om met elkander samen te gaan, omdat wederzijdsch belang dat vorderteigenbaat ligt dus hier ten grondslag. Ware vriendschap is juist het tegenover gestelde, de ware vriend heeft niet zijn eigen geluk, maar het geluk van zijn vriend op het oogen de grondslag van ware vriendschap is niet het eigenbelang, maar het offer; en offeren, daarvoor zijn de men- schen in 't algemeen zoo bang als de dui vel voor het kruisderhalve zal er op aarde wel niet veel ware vriendschap gevonden worden. Wij verwonderen ons niet, dat de Perzer, die zijn paard niet wilde verkoo- pen aan den vorst van Perzië, zelfs niet voor geheel zijn koninkrijkdat wel wilde afstaan, voor een waren vriend, zoo de vorst dien voor hem vinden konwant een ware vriend is een schat van onbereken bare waarde. „Zoodra uw hemel bewolkt, zult gij al leen staan," maar wie kan op aarde alleen staan? Wie kan zonder troost, zonder bemoediging, zonder hulp? Niemand. Zon der vriend, zegt Thomas a Kempis, kunt gij niet. Maar als wij dan in nood komen, als onze hemel bewolkt, en de vrienden heengaan wat dan Dan blijft u niets anders over dan de wanhoop, tenzij gij gelooft. Hijdie geloofttwijfelt nooitomdat hij altijd hoopt en altijd lief heeft. Hij is nooit zonder vriend, en wat meer is, hij heeft een waren vrienddie altijd kanen altijd wil helpen. God Zelf is de vriend van hem die waarlijk gelooft. „Vrienden der menschheid" noemen zich de ongeloovigen onzer dagenvrienden der menschheid welk eene wreede bespotting Ga in de hutten der armen, aanzie dat schamele huisraad, die harde legerstede, dat karig stukje brood, dat vermagerde gelaat; ga er dag aan dag, en zeg mij, of gjj er wel ooit die „vrienden der mensch heid" zult aantreffen, om het harde lot hunner natuurgenooten te lenigen, gij zult ze er niet vinden. Ga echter naar de bals en concerten, naar de avondpartijen en tooneelvoorstellin- gen, daar znlt gij ze te midden van be dwelmende muziek en verblindende ver lichting, in groote menigte aantreffen. O, die vrienden der menschheid! Weet gij wie ge in de hut van den ar me zult aantreffen Niet de groote lui naar de wereld, maar de eenvoudigegeloovige die klein voor de menschenmaar groot voor God is door zijn geloof. In onzen tijd schijnt het dat men, om de beteekenis der woorden goed te bevat ten, dezelve moet omdraaien; en juist het tegenovergestelde nemen van hetgeen de woorden anders zeggen. Hoort men der halve spreken van „humaniteit" vrienden der menschheid, dan moet men verstaan: onmenschelijkheidvijanden der mensch heid en dan zal men de juiste beteekenis van het woord kennen. Onze hedendaagsche theoreticussen meestal mannen der «humaniteit" beijve ren zich, dag aan dag, om het geloof in de harten der menschen uit te doovenen den armen en noodlijdenden hun laatsten steun, het gebed te ontnemen, dat is on- menschelijk, de arme lijdt, en lijden zonder geloof, dat is vreeselijklijden met geloof is smart, en de smart is dikwijls voor de zielwat het zont is voor de zee maar lijden, onophoudelijk lijden, zonder de troost van een eeuwig geluk, sterven en geene hoop hebben, dat is verschrikkelijk. In den jongst Fransch-Duitsehe oor log lagen op het slagveld geloovige en ongeloovige soldaten, jammerlijk verminkt en stervend dooreende eersten waren kalmleden met geduld en stierven met een gebed op de lippende laatsten vloek ten en menigeen van hen bliesonder de afgrijselijkste stuiptrekkingen der wanhoop den laatsten adem uit; de eersten hadden vrienden want God zond zijne engelen af, om hen te troosten, te bemoedigen en bij te staande laatsten helaas hadden ze niet, geloofden zelfs niet eens dat zij be stonden, en daarom stierven zij in razernij en in wanhoop. Wij hebben in den laatsten tijd veel gevallen van zelfmoord vernomen, 't ver wondert ons niet, wij verwachten er nog veel meer; de zelfmoord is een logisch gevolg van het ongeloof, en het ongeloof is aan de orde van den dag. En wat staat er in de toekomst niet te vreezen? Het ongeloof, hetwelk men den gruwel der verwoesting mag noemenheeft zoo groote vorderingen gemaaktde grond slagen van staat en maatschappij zoodanig ondermijnd, dat men, met rede, een al- geheelen ommekeer van zaken kan verwach ten. Waarheen men den blik ook wend', schier overal ontwaart men den leugen, het onrecht, de beginselen van wanorde en revolutie. De rozen wassen thans den booze op de schoenen, het ongeloof heeft zich kun nen meester maken van de macht en het geld; wij moeten ons dus niet verwonde ren dat het vele vrienden heeftwaarmee het zich vermaakt en lacht, doch wie het laatste lacht, die lacht het bestenaar onze meening zouden de bordjes wel eens kun nen worden verhangen en de hemel der ongeloovigen op hunne beurt bewolkt kun nen worden, en wee hen als zij eens zul len alleen staan, wee dan de „humaniteits mannen" wee dan die „vrienden der menschheid. HET EILAND HELGOLAND. WEKELIJKSCH OVERZICHT. Met den Oorlog en met de Conferentie, beide waarschijnlijk aanstaande, is 't nog op dezelfde hoogte. Van weerskanten doet men in 't geniep alle mogelijke moeiten om het geschil niet door de pen maar door het zwaard te doen beslissen. Het gesprekdat de Keizer van Rusland na zijn terugkeer te 'sPetersburg, met zijne Ministers enz. heeft gehouden verdient nog de aandacht van hen, die zich de vraag stellen wat Europa te verwachten heeft van de verschillende Mogendheden, die eerlang ter „regeling" van de Oostersche quaestie te Constantinopel zullen vertegen woordigd zijn. „Ik hoop zoo liet de Keizer zich uit dat Engeland ons zijne medewerking niet zal weigeren; Frankrijk heeft zich verklaard en van die zijde is geenerlei hinderpaal te voorzien. Oostenrijk heeft be hoefte aan vrede en zijne voorzichtigheid is ons een waarborg voor zijn steun. Het Kabinet van Berlijn, zich de diensten her innerende, welke wij 't onder andere om standigheden hebben bewezen, zou eene welwillende onzijdigheid te onze opzichte in acht nemen en het zou die gedragslijn slechts verlaten, wanneer Oostenrijk zijne belangen en zijn eigen toestand miskende. Blijft Turkije over: welke zijne hardnek kigheid ook zij, onmogelijk is 't, dat zijn Gouvernement niet begrijpt, waaraan het zich zou blootstellen, wanneer het aan de wenschen van Europa weerstand bood. Ik hoop wel, dat geen pernicieuse raad het in zijne verblinding zal doen volharden." Geheel daarmede overeenkomstig is het geen the Times vernomen heeft omtrent de indrukkenwelke lord Salisbury heeft ver kregen door zijne rondreis op het tooneel van het Europeesche drama. De Duitsche Rijksregeeriug ziet den loop der zaken in het Oosten met leede oogen en niet zonder angst; gaarne wilde zij die tegenwerken, Bismarck is echter belastingschuldige van Rifsland geworden en daarom kan hij de Russische politiek niet dwarsboomen. De sluwe Rijkskanselier is niet voor niets tot op heden de rentenier van Var zin geweest, en zal zijnen tijd wel besteed hebben tot het opsnuffelen van listen om zich uit het wespennest te redden. De Conferentie te Constantinopel zal vermoedelijk den 15en dezer maand hare eerste zitting houden en men zal elkander moeten verstaan binnen dertien dagen tijds daar den 28en de wapenstilstand ten einde loopt. Is men dus niet gereed, dan kunnen terstond weder de gevechten beginnen daar de russische gezant Jgnatief volle vrijheid van handelen heeft, en eenvoudig de oorlogsverklaring uit den zak heeft te halen. HMRLMSCH ME ld! l,HI. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents. Buiten Haarlem franco per post85 Afzonderlijke Nommers6 BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels30 Cents Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Zaterdag vóór 12 uur 's middags ingewacht. -A.gite ma non agitate. Een gouden medaillon Een bovenstuk van een gouden oorbel. Een onderstuk id id. Eene portemonnaie waarin 1 cent. Een koperen manchetknoop. Een parapluie. Een parasol. Een, dames ceintuur. Een witte kinderzak, waarin een paar wanten en een zakdoek. Een zwart boezelaar, en Eenige losse sleutels. Alles op straat gevonden Het kleine eiland Helgoland in de Noordzee heeft sedert eenigen tijd eene groote vermaard heid gekregen, naardien de Engelschen er reusachtige sterkten hebben aangelegd en Duitschland zijne ontevredenheid hierover al te zeer heeft lucht gegeven. Het eiland Helgoland, Heligoland, vroeger Hertha is een der Friesche eilanden in de Noordzee, en was tot 1807 Deensch, toen het door de Engelschen bezet, en in 1814 formeel aan hen afgestaan werd. Het ligt ten N. W. van den mond der Elbe, is 0.23 mijlen groot, heeft in den omtrek 13.800 voet, is 1/4 mijl lang, 1/12 mijl breed en 7| mijl van het vasteland verwijderd. Het zoogenaamde Bovenland is een 200 voet hooge, en 4200 schreden in omvang hebbende roode rots, waarop een stadje staat, met 350 huizen en 2800 inwoners, die hun bestaan vinden in visscheryscheepvaartloodsdiensten van de vreemdelingendie het uitmuntende zeebad bezoeken. Het ten Z. O. gelegen Benedenland, naar 't welk men van het stadje langs 173 trappen beneden daalttelt 1400 schreden in omvang en 60 huizen. De branding van de zee heeft allengskens van dit eilanddat vroeger veel grooter was, veel verzwolgen. In 1713 werd de zandbank De Duin er van afgescheidendie 3600 voet van 't eiland ligt en door rotsen omringd is; in 1826 werd hier het zeebad opgericht. Nog steeds neemt het eiland, dat aan de noord- en zuidzijde een goede haven heeft, in grootte af. De bewoners Friezen zijn bekend wegens hunne braafheid, degelijk- en aanhankelijkheid aan hunne oude zeden en gewoonten; misdaden komen hier bijna niet voor. De waarde van de visscherij bedraagt 's jaarlijks ongeveer 65.000 gulden. De vrouwen zorgen voor den geringen gerst en haveroogst, en voor de 150 schapen. Hel goland is iu tijden van oorlog eene gewichtige plaats, en kan den Duitschen Noorzee-handel ontzachelijk veel afbreuk doen. Het eiland heeft een Engelschen gouverneur, en het da- gelijkseh bestuur wordt waargenomen door een raad van 6 Helgolanders, terwijl de bevol king een eigen wetboek heeften groote voor rechten geniet. Op de hoogte van Helgoland versloeg den 8 Mei 1864 een Deensch een Oostenrijksch eskader. (De Geldr.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1876 | | pagina 1