NIEUW
Voor KATHOLIEKEN van
HAARLEM en OMSTREKEN.
M 2
Zondag 14 Jan. 1877.
2*Jaargang.
Uitgever W. KÜPPERS.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
smms».
Dit blad verschijnt Zaterdagavond.
Aan het PoHtie Bureau alhier is gedeponeerd.
RECHT VOOR ALLEN EN HET ONTWERP VAN
WET OP HET LAGER ONDERWIJS.
I.
Ons vertrouwen op liet rechtvaardigheids
gevoel van den Minister Heemskerk is bij
het ontwerp van Wet op het Lager On
derwijs bitter teleurgesteld. Zulk een ont
werp hadden wij van dezen Minister niet
verwacht. Wij durfden wel niet hopendat
aan alle eischen van recht en billijkheid
zou voldaan worden; maar dat hij, met
voorbijzien van alles wattegen de openbare
school is aangevoerd, een toestand, waar
over de groote helft van het volk sedert
jaren klaagt, niet alleen zou bestendigen,
maar merkelijk verergerendaarvoor achtten
wij Heemskerk, die zich nog bij de jongste
beraadslagingen in de Staten-Generaal op
het standpunt van Recht voor allen plaatste,
niet in staat. Dat standpunt heeft hij bij
dit Wotsontwerp geheel verlaten; en wij
weten nu, dat wij voor ons goed recht
ten deze van hem niets te wachten hebben.
En toch we hadden wat mogen verwach
ten. De schoolkwestie is door ons in het
leven geroepen. Sedert tal van jaren heb
ben wij geklaagd over de Wet van 1857
wij hebben aangetoond dat het onderwijs,
dat op de openbare school gegeven wordt,
van dien aard is, dat Katholiek noch ge-
loovig Protestant er zonder schroom zijne
kinderen kan heenzenden; dat die school is
eene moderne secte-schooldat het onrecht
is ons een onderwijs te laten betalenwaar
van wij voor onze kinderen geen gebruik
kunnen maken; dat de Openbare school
eene begunstiging geniet, die doodend is
voor het Bijzonder Onderwijskortomwij
hebben tal van grieven opgenoemd en met
bewijzen gestaafd, waardoor allengs de opinie
meer en meer gevestigd is, dat de Wet van
1857 eene onrechtvaardigheid was jegens
bet meerendeel der bevolking gepleegd,
en dat zij in het belang van recht en billijk
heid dringend herziening behoefde. Zóó is
de schoolkwestie ontstaan. En het doet er
öu niets toe, dat onze ernstige klachten door
de liberale schoolwetmannen overschreeuwd
Werden, die, of omdat zij vreesden dat
°ns eindelijk recht zou gedaan worden, of,
omdat zij ons nog wat meer onder hun ti
ranniek geweld wilden brengen, nu zelf
aandrongen op de herziening eener wet,
waaraan men niet mocht rakeuen die zij
met hand en tand verdedigden. De school
kwestie is door ons in het leven geroepen
de grieven tegen de Wet van 1857 kwa-
men van onzen kant; de behoefte aan eene
herziening werd in ons belang gevoeld.
Kwam het nu eenmaal tot eene herziening
dan lag het in den aard der zaak, dat
aan het wegnemen onzer billijke grieven,
aan het herstellen onzer geschonden rech
ten in de eerste plaats moest gedacht wor
den. Dat mochten wij met grond verwach
ten. En wat is nu gebeurd? De herziening
geschiedt geheel in den geest onzer tegen
standers, en als waren zij het, die door
de Wet van 1857 zijn verongelijkt. Op
onze grieven wordt niet gelet, van het her
stel onzer rechten niet gedacht. „Het ont-
„werp, zegt het Dagblad, draagt van het
„begin tot het einde de duidelijkste blij-
„kendat de wenschen van den heer Moens
„e. s. óf met veel voorliefde, óf met groote
„angstigheid „zijn overwogenterwijl daar te
genover niet minder duidelijk blijkt van bet
„streven om, onder den schijn van toch iets te
„doende onbillijkheidwaarover het Bijzon
der Onderwijs zich sedert jaren beklaagt
„zoo volledig mogelijk te laten bestaan." En
niet alleen te laten bestaan voegen wij er
bij maar te verzwarendoor ons
onder andere nog circa een millioen meer
te laten betalen voor een onderwijs, dat
wij verfoeien.
Mochten wij iets goeds verwachten van de
Wet op het Lager Onderwijs, omdat de school
kwestie door ons is in het leven geroepen,
wij mochten het vooral van dezen Minister
verwachten. Heemskerk heeft zich steeds
met woorden maar men ziet helaasook
hier weder, dat woorden nog geen daden
zijn op het standpunt van Recht voor allen
geplaatst. Om maar iets te noemenbij de
discussiën over de Staats begrooting voor
1875 sprak hij: „Ik acht mij gelukkig,
„dat het recht voor allen, volstrekte ge
lijkheid voor de belijders van alle gods
diensten, tegenover de burgerlijke wetten,
„ook tegenover dat beginsel, wat in art.
„169 der Grondwet geschreven staat, een
„van de eerste plichten der Regeering is
„om te handhaven, en daarvan noch ter
„rechter- noch ter linkerzijde af te wjjken.
Mochten wij nu niet verwachten dat een
Ministerdie op zoo beslisten toon sprak,
zoo goed zijne roeping gevoelde, en zoo
ridderljjk het eenig standpunt innam
waarop eene Nederlandsche Regeering zich
te plaatsen heeft het standpunt van het
recht bij de Wet op het onderwijs ook
ons goed recht erkennen, en de volstrekte
gelijkheid voor de belijders van alle gods
diensten, door de Grondwet gewaarborgd,
ook in deze Wet zou handhaven? Dat de
Regeeringdie de handhaving van dat recht
van allen en van die gelijkheid van alle
burgers voor de Wet als een harer eerste
plichten beschouwt, ook bij deze wet van
dat standpunt noch ter rechter- noch ter
linkerzijde zou afwijken? En toch zet zij
het schreeuwend onrecht, waarover wij
sedert jaren klagen, niet alleen voort,
maar verzwaart heten behandelt de Min
derheid, die eigenlijk Meerderheid in den
lande is, als bestond er geen gelijkheid
voor de belijders van alle godsdiensten,
door de Grondwet gewaarborgd.
Nog bij de jongste discussiën in de
Tweede Kamerweinige dagen voor de in
diening van dit Ontwerpverklaarde de Mi
nister, dat de Regeering geen partij-regee
ring wasdat zij zich dus boven de partijen
stelde en het gelijk recht van]allenzonder
aanzien van partijhad te erkennen en te
handhaven. Dat deed ons iets goeds ver
wachten van de Wet, die op het punt stond
ingediend te worden. Te meer: omdat de
Minister nog geen jaar geleden in de Eerste
Kamer, in antwoord aan den heer Pin-
coffs, met beslistheid den eisch had afge
wezen, om aan eene partij alles te geven,
en op de waarschuwing tegen het streven
van uiterst kerkelijke richtingen had ge
antwoord, daaronder ook de uiterste mo
derne richting te willen begrijpen. En nu
maakt de Regeering zich in eens tot par-
tij-regeering, werpt al haar conservatieve
beginselen overboord, kent geen recht
voor allen noch gelijkheid van alle bur
gers voor de wet meer, en begunstigt de
uiterste moderne richting, de kleinste in
den lande, op 6ene in het oog loopende
wijze.
Wij zullen wel niet behoeven te zeggen
dat wij, die tot de laatste vrienden der
Regeering behoorden, haar nu allen steun
ontzeggen. Zoolang het ondergeschikte pun
ten, of zoo ge wilt, minder gewichtige za
ken betrof, konden wij ons, de eigenaar
dige moeielijkhedenwaarin de Regeering
zich geplaatst vond, en de omstandigheden
waarin wij verkeeren, in aanmerking ge
nomen, niet tegen de Regeering keeren,
al was ook onze vriendschap merkelijk be
koeld. Maar nu geldt het voor ons een
beginsel van het hoogste gewicht, eene
levenskwestieen die daarin niet met
ons is, is tegen ons. Niet wij verlaten
de Regeering, maar de Regeering ons; zij
verlaat het standpunt van Recht voor allen
waarop wij onwrikbaar blijven staanen
welk recht wij hopen, dat nog eenmaal
zal zegevieren.
Betreuren wij het ontwerp, waarin ons
goed recht zoozeer miskend wordt, wij
beklagen tevens den Ontwerper. Naar onze
bescheiden meening heeft Heemskerk zijn
roem overleefdmet dit wetsontwerp geeft
hij zich zelf den genadeslag. Immers uit
hetgeen de dagbladen van verschillende
kleur schreven blijkt dat geen enkele partij
door dit wetsontwerp bevredigd wordt. Wat
zal het gevolg zijn? Dat de vrienden der
Regeering, die toch in den laatsten tijd
reeds alles behalve warme vrienden waren
haar geheel verlaten; terwijl de liberale
partij waarschijnlijk trachten zal het Ontwerp
in nog wat radikaler geest te hervormen.
Geeft de Minister daarin niet toe, dan zal
hij roemloos vallendoor niemand betreurd
laat hij daarentegen de Schoolwetmannen
zijn Ontwerp nog wat radikalizeereudan
zal hij zich de omhelzingen van Moens c. s.
moeten getroostendie hem dan misschien
nog een tijd zullen duldenom hem bij de
eerste gelegenheid de beste uit te werpen
als iemand, dien men toch niet kan ver
trouwen. Treurig lot voor zulk een man,
die als een held had kunnen vallen bij de
bres, door de liberale Schoolwet van 1857
in Recht voor allen gemaakt! Had Heems
kerk zich bij dit Wetsontwerp op het stand
punt van Recht voor allen geplaatsten ge
lijke rechten aan openbaar en bijzonder
onderwijs toegekend, dan zou naar alle
gedachten de liberale meerderheid zijn Ont
werp hebben afgestemd, maar dan ware
hij roemrijk gevallen in de verdediging van
recht en billijkheid, en meer dan de helft
van het volk zou zijn val betreurd hebben.
Nu valt hij roemloos, door den eene ver
laten door den andere gewantrouwddoor
niemand beweend.
In een volgend artikel zullen wij het
Ontwerp toetsen aan het beginsel van recht
en billijkheid en aan de Grondwet, om
vervolgens onze bijzondere grieven tegen
dit Wetsontwerp aan te geven en uiteen
te zetten.
ONZE KATHOLIEKE AFGEVAARDIGDEN EN
Dr. BRONSVELD.
Dr. Bronsveld levert in de Kroniek van
deze maand eene beschouwing op de dis
cussiën in de Tweede Kamer gehouden,
ter gelegenheid van de behandeling der
staatsbegrooting. Daarin komen een paar
hatelijkheden voor, aan het adres der Ka
tholieke Afgevaardigden, die wij niet met
stilzwijgen willen voorbijgaan.
Na gezegd te hebbendat de heer v. d.
Hoeven links en rechts zijne terechtwijzin
gen uitdeelde, en daarbij „zijn van ijdel-
heid niet ganscbelijk ontblooten vriend
„Heijdenrijck" wel het minst spaarde,
„voegt hij er bij„Ik zou wel eens willen
„weten hoe de geachte afgevaardigde uit
„Breda zich daarover in den biechtstoel
„verantwoordt." Gij lacht, lezer? Haal
liever uw schouders op, want waarlijk
de man verdient medelijdon daar bij praat
over zakenwaarvan hij toont geen begrip
te hebben.
Na vervolgens eenige woorden van den
heer de Bieberstein, in zake de Limburg-
sche processiën, als „proeve van parlemen
taire welsprekenheid" te hebben aange*
haald, zegt hij: „De justitie zal uit
spraak doen over de vraag, of werkelijk
„dien „goeden Limburgers" onrecht aange-
„daan is. Ik kan hun in dat geval troosten
„met de verzekering, vooreerst, dat hun
„recht zal geschieden, en ten tweede dat
„in Spanje de Protestanten God zouden
„danken voor het honderdste deel van de
„vrijheid, welke hier zoowel de roomsche
„als de onroomsche geniet. Gaarne zou ik
„al onzen roomschen afgevaardigden eene
„waskaars vereerenindien zij hun welspre
kendheid eens wilden aanwenden ten voor-
„deele van die arme verdrukteevangelische
„Spanjaarden." Wij antwoorden, dat wij
1
HMMMM HEEKIII1R
ABONNEMENTSPRI JS
Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents.
Buiten Haarlem franco per post85
Afzonderlijke Nommers6
37;
PRIJS DER ADVEBTENTIEN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Zaterdag vóór 12 uur
's middags ingewacht.
■A^fite ma non agitate.
Een zwart zijden parapluie.
Een bruin katoenen parapluie.
Een evalisten vrouwenlaars met gelapte zool.
Een zwart boezelaar.
Een zwart morré boezelaar.
Een manchet met koperen knoop.
Een Pr. kerkboekje.
Een mes met schede.
Een stopmes.
Een inschuifpennehouder.
Vijf corchetten, en
Eenige losse sleutels.
Alles op straat gevonden