NIEUW
Voor KATHOLIEKEN van
HAARLEM en OMSTREKEN.
M 3.
Zondag 21 Jan. 1877.
2eJaargang.
Uitgever W. EÜPPEKS.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
Dit blad verschijnt Zaterdagavond.
Aan het Politie Bureau alhier is gedeponeerd.
RECHT VOOR ALLEN EN HET ONTWERP VAN
WET OP HET LAGER ONDERWIJS.
II.
Op welk standpunt had de Regeering
zich moeten plaatsen bij het ontwerpen van
do Wet op het Lager Onderwijs Mag zij
partij-regeering zijn De eene richting bo
ven de andere begunstigen. Neen, eene
Legeering moet boven de partijen staan;
zij mag slechts ééne maat en éène schaal
gebruiken. Het eenig standpuntdat eene
Regeering heeft in te nemen, is dat van
het recht. Dat is het standpuntwaarop elke
goedgeordende Regeeringwaar ter wereld
ook, zich te plaatsen heeft; zij heeft hare
wetten in te richten naar de eeuwigeon
veranderlijke beginselen van rechtvaardig
heid die regeerders zoowel als onderdanen
verplichten, en die, niet alleen tot ieder
persoon in het bijzondermaar ooken in
zekere mate nog meer, tot de Overheid
zeggen: geef aan ieder wat. hem toekomt.
Waar eene Regeering dat standpunt ver
laat, wordt zij niet alleen onrechtvaardig',
zij wordt tiranniekonrechtvaardigen wel
in hooge mateomdat zij de rechten schendt
van hen, wier goed recht zij niet alleen
moest eerbiedigen, maar tegen alle aan
randing verdedigentiranniekomdat zij
hare macht misbruikt ter verdrukking barer
onderdanen, en door hare daden het ver-
foeielijk beginsel huldigt: macht is recht.
Eene onrechtvaardigheid te grooter, eene
tirannie te hatelijker, omdat de veronge
lijkte niet, gelijk in het particulier leven,
goed recht verdedigen en het gehate juk
ban afwerpenmaar weerloos staat tegen
over den machthebbende, die hem ver
drukt, als een zwak kind tegenover een
reus.
Het standpunt van het rechtvan gelijk
recht voor allen, is het eenig standpunt,
waarop eene Regeering zich te plaatsen
heeft. Het gezag is haar in het belang van
liet volk gegevendat belang heeft zij zon
der aanzien van personen te behartigen.
Allen, over wie zij regeert, zijn kinderen
van hetzelfde vaderland; allen hebben ge
lijke aanspraak op de beschermingop
Let billijkheids-gevoel der Regeering, Zij
mag niet met twee maten meten, zij mag
Seen party kiezenzij moet boven de par
ijen staanen gelijk recht geven aan allen
zonder aanzien van persoon of godsdienstige
richting.
Op het standpunt van het rechtvan ge
lijk recht voor allen, heeft vooral eene Neder-
landsche Regeering zich te plaatsen. Dat
standpunt wordt haar door de Grondwet
van den Staat aangewezen. Die wet hul
digt gelijk recht voor allenvolkomen ge
lijkheid voor de wet van alle burgerszon
der aanzien van godsdienstige richting. De
Regeering in de eerste plaats heeft zich
naar die wet te gedragen. Zij moet zorgen
dat de Grondwetwaarop het Staatsgebouw
rust, geen doode letter zij; zij moet al
haar gedragingen aan de beginselenin die
wet neergelegdtoetsenzij mag niet alleen
niet raken aan de rechten van wie ook,
door de Grondwet gewaarborgdmaar het
is haar roeping die altijd en tegenover ieder
te verdedigen. Ook om de Grondwet dus
op het eene standpunt plaatsen van Recht
itoor allen. Verlaat zij dat standpunt, dan
vergrijpt zij zich niet alleen aan de eeuwige
en onveranderlijke beginselen van het recht,
maar ook aan de hoogste wet van den
Staat, waarvan zij de eerste onderdaan
isen welker beginselen zij geroepen is te
handhaven.
Wij gelooven niet dat hetgeen wij hier
neerschreven door iemand met grond kan
betwist worden. Wat de Regeering betreft
zij heeft vroeger op beslisten toon zich op
het standpunt van Recht voor allen geplaatst
en erkenddat het eene eerste plicht voor
haar is dat beginsel van gelijk recht voor
allen te handhaven, zonder daarvan ter
rechter- of ter linkerzijde af te wijken. Om
het recht, hun door de Grondwet gewaar
borgd, verdedigen de Katholieke bladen
hun goed recht, en vragen van de Regee
ring die dat recht moet handhavengeen
clericale onderwijswet, gelijk Hel Vaderland
insinueerde, maar eene wet, waarbij ook
hunne rechten erkend en gehandhaafd wor
den. Ook andere conservatieve bladen, en
in het algemeen de Protestantsche der ge-
loovige richting, Dagblad, Amslerdamsche
en (oude) Rotterdamsche Courant, Standaard
enz.bestrijden de wetomdat zij het ge
lijk recht voor allen geschonden achten.
Zelfs van liberale zijde gaan stemmen op
ten gunste van het recht. Het Handelsblad
bijv. erkent de noodzakelijkheid om ook
in zake het Onderwijs recht te doen; en
keurt af het streven in de laatste jaren
om „dwang en macht te stellen in plaats
van recht." En de leider der liberalen in
de Kamer sprak nog onlangs in naam zijner
partij: »Het recht van de Minderheden
„moet worden geëerbiedigd. Wij zijn bereid
„recht te doen. Dat ligt in onze richting
„recht te doen aan ieder persoon, iedere
„klasse, iedere gezindheid is een deel van
„het programma der liberale partij. Waar
„het onrecht is aangedaan moet van deze
„zijde natuurlijk herstel komen."
Dat de Regeering zich op het standpunt
van het recht te plaatsen en gelijk recht
aan allen te geven heeft, wordt dus vrij
algemeen, niet alleen door de Regeering,
maar ook door mannen van allerlei rich
ting erkend. Dat is waarlijk reeds iets.
Maar daarom kunnen wij tochal wensch-
ten wij het ook, het gevoelen nog niet
deelen van het Dagblad, dat met het oog
hierop schrijft„Wij geloovendat er niet
„slechts alle reden bestaat om van bemoe-
„digende verschijnselen te gewagen, maar
„dat men reeds ver op den goeden weg
„gevorderd is. Waar toch recht bestaat,
„wordt recht verkregen zoodra men hen,
„die uitspraak hebben te doenslechts weet
„te overtuigen, dat het werkelijk recht is.
„En naar het schijnt zijn wij die uitkomst
„nabij.". Wij voor ons achten dat gevoelen
wel wat al te optimistisch. Wij, die jaren
achtereen hebben aangetoond, dat ons
door de wet van 1857 onrecht geschied
is wij vreezen, dat wij er nooit in zullen
slagen hendie uitspraak hebben te doen
te overtuigendat wat wij vragen recht is.
Wij vreezen, dat de uitkómst, die de voor
standers der bijzondere school wenschen,
niet bijna, maar nog verre af is, en vra
gen: Wat baat het ons, dat men ons goed
recht erkent, indien men er in een adem
bijvoegt: Maar vriend! u geschiedt geen
onrecht En dat ons geen onrecht geschiedt
schijnt de meening der Regeering te zijn,
die zich met woorden op het standpunt van
Recht voor allen plaatst, maar tevens een
Ontwerp van Wet indient, dat onze grie
ven tegen de wet van 1857 niet alleen laat
bestaanmaar nog aanmerkelijk verzwaart.
Wij vreezen dat de Meerderheid in de Ka
mers ondanks de afgelegde verklaring van
het hoofd der liberale partij de zienswijze
der Regeering deelén, en ondanks alles
wat er onzerzijds is aangevoerd niet tot
de overtuiging komen zal, dat wat wij
vragen recht is.
Maar wij dwalen af. Is het standpunt,
dat de Regeering heeft in te nemen, dat
van het recht, dan heeft zij zich daarop
ook in zake het onderwijs te plaatsen. De
zorg voor het Openbaar Onderwijs moge
haar door art. 194 der Grondwet bijzonder
zijn opgedragen, zij mag toch hén niet
achterstellen, die van dat onderwijs om
gemoedsbezwaren niet gediend zijn. Zij mag
van het Openbaar onderwijs geen troetel
kind, van het Bijzonder onderwijs geen
stiefkind maken. De Bijzondere school moet
niet achter, maar naast de Openbare school
staanbeiden moeten gelijke rechten heb
ben. Dat is het logisch gevolg van Recht
voor allendoor de Grondwet gewaarborgd.
En dat Recht voor allen, elders in de
Grondwet neergelegd, wordt door art. 194
dat over het Onderwijs handelt, in geene
deele weersproken. Wat staat daar? „Ër
„wordt overal in het Rijk van overheids
wege voldoend openbaar lager onderwijs
„gegeven." Over het woord voldoend is veel
getwist, maar de Minister heeft zich in
art. 16 van het Ontwerp vereenigd met
het gevoelen van hendie meenendat de
overheid slechts te zorgen heeft voor Open
baar onderwijswaar en in zoover daarin
door het volk (door bij zondore scholen),
niet voldoende is voorzienzoodatvolgens
deze opvatting, Bijzonder onderwijs als regel,
Openbaar onderwijs als uitsondering,, pf
liever als aanvulling van het Bijzonder
onderwijs beschouwd wordt. Dat is dan ook
de eenige billijke verklaring van art. 194
de eenige die strookt met het beginsel van
gelijk recht voor allen, elders door de
Grondwet gewaarborgd.
Maar wij gaan verderen vragenSlaat
het woord \oldoend onderwijs alleen op de
quantiieit der scholen, of ook, en meer
nog, op de gualiteit van het Onderwijs
Naar onze bescheiden meening ooken
vooral op het laatste. Het onderwijs moet
zoo zijn ingericht, dat het niet alleen vol
doet aan de behoefte van het kind, maar
ook aan de eischen, die het geweten stelt.
Kunnen de ouders om gemoedsbezwaren
voor hun kinderen van dat onderwijs geen
gebruik maken, dan is het geen voldoend
onderwijsdan voldoet het niet aan de be
hoefte van het kind. Zoo. wil dus naar onze
opvatting art. 194 der Grondwet een waar
lijk neutraal onderwijsdat voldoet, niet
alleen aan de eischen der wetenschapmaar
ook aan die van het geweten, een onder
wijs dat waarlijk voor iedereen toeganke
lijk is. En zoo handhaaft zich de Grondwet
ook hier op het standpunt van Recht voor
allen, elders door haar ingenomen.
Ook tegen deze opvatting van art. 194
kan geen billijke bedenking gemaakt wor
den; en zoowel de Wet van 1857 (art
23) als het nu ingediend ontwerp (art 26)
willen dan ook dat het onderwerjj waarlijk
neutraal zij, en schrijven voor: „Deonder
wijzer onthoudt zich van iets te leeren,
„te doen of te laten, wat strijdig is met
„den eerbied, verschuldigd aan de gods
dienstige gezindheid." Of wij echter aan
die bepaling der wet wel veel hebben,
onderzoeken wij later. Voor het oogenblik
zij het genoeg aangetoond te hebben, dat
de Grondwet, ook naar de opvatting der
Regeering, gelijk recht voor allen, ook in
zake het onderwijs erkent.
De vraag is nu: kon de Regeering zjeh
in betrekking tot het onderwijs op dat
standpunt plaatsen Zij kon het niet alleen,
zij moest het. Zy zegt nu wel in de Me
morie van toelichting: „Eene oplossing van
hetgeen veelal de quaestie van het lager
„onderwys wordt genoemd, die allen zou
„bevredigen, is evenmin in ons land als
„in andere landen vindbaar", maar dat is
ook de roeping der Regeering nipt. Zij heeft
niet de wenschen en de eischen van ieder
te bevredigen, maar de rechten van allen
te handhaven. En dat zij het kon, toont
M. aan, in een zaakrijk artikel, voorko
mende in het Dagblad van 7 dezer. Wij
laten daaruit hier volgen, wat hij voor
stelt als middel om inzake het onderwys
aller rechten te eerbiedigenen geven daar
aan onze volle adhaesie
Alles blijve zoo noodig in den toestand,
HMRIMSCH WEEKBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents.
Buiten Haarlem franco per post85
Afzonderlijke Nommers6
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels30 Cents,
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Zaterdag vóór 12 uur
's middags ingewacht.
Agite ma non. agitate.
Een gouden oorbel.
Een onderstuk van een gouden oorbel.
Een witte kinderzak, mot portemorinaie enz.
Een kinderbontje.
Een zwarte parapluie.
Een koperen tang.
Twee R. C. kerkboekjes.
Een Pr. Vragenboek.
Israëlitische tien geboden.
Een witte zakdoek.
Een zakmesje.
Een gekleurd wollen kinderkousje.
Een kaart, waarop een zakboekje, potloodhouder,
baarkam, oorbellen en knoopen.
Een ceintuur.
Een inschuifpennehouder.
Twee sleutels aan een touwtje, en
Eenige losse sleutels.
Alles op straat gevonden