NIEUW M 10. Zondag 11 Maart 1877. 2aJaargang. Voor KATHOLIEKEN van HAARLEM en OMSTREKEN. Uitgever U. KÜPPERS. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. Dit blad verschijnt Zaterdagavond. Aan het Politie Bureau alhier is gedeponeerd. VOOR HET GOUDEN FEEST VAN Z. H. PIUS IX. Bedrag der vorige opgave38,90 Haarlem. M. M. Voor een goede intentie2,50 Een lid van de derde orde van St. Franciscus2,50 Totaal 43,90 GODSDIENSTLOOS ONDERWIJS. Voor het woord godsdienstloos zijn de voorstanders van de openbare school altijd bevreesd geweest: men wist wel dat gods dienstloos onderwijs de antipathie van een christenvolk, gelijk wij Nederlanders zijn, moest verwekkenen daarom verborg men zorgvuldig het godsdienstloos karakter der schoolja gaf aan het onderwijs een gods- dienstigen glimp, door in art. 23 (nu 26) de opleiding tot „alle christelijke en maat schappelijke deugden" voor te schrijven. Niet alleen trachtte men het ware ka rakter van het openbaar onderwijs te ver bergen, maar men schreef aan dat onder wijs eene eigenschap toe, die het niet be zat, en die het juist om bovengenoemd ar tikel niet bezitten konmen noemde het neutraal. Daardoor nam men voor zich den schijn van billijkheid jegens allen aanen scheen men allen, tot welken godsdienst zij ook behoorden, toe te roepen: Zendt gerustelijk uwe kinderen naar de openbare school; het onderwijs is er neutraal, en wordt gegeven gelijk de wet voorschrijft met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen. Fraaie woorden! Maar waaraan de leu gen ten grondslag ligt, en die alleen moe ten dienen om de menigte zand in de oogen te werpen en proselieten voor de openbare school te maken. Neutraal onderwijs op de gemengde school moet noodzakelijk godsdienstloos zijn. Wordt de godsdienst, in welken vorm dan ook, in zeden- of geloofsleer op de school toe gelaten dan is het onderwijs niet neutraal meer, en worden de rechten geschonden van die kinderenwier ouders eene andere godsdienstige overtuiging zijn toegedaan. Wij onderzochten in ons voorlaatste hoofd artikel of godsdienstloos onderwijs in een christelijken staat als Nederland gewenscht ja zelfs mogelijk is; wij komen daarop niet terug. Wij beschouwen heden godsdienst loos onderwijs van Katholiek standpunt, en stellen de vraagZou waarlijk neutraal onderwijs voor ons Katholieken gewenscht zijn Gewenscht nooit; en wij geven daarvoor aanstonds onze redenen op. Toch kunnen er omstandigheden zijn, waarin wij ons bij neutraal onderwijs, als een noodzakelijk kwaad, zij het ook slechts voor een tijd en gedwongen kunnen neder- leggen; omstandigheden ook, waarin wij neutraal onderwijs als een recht kun nen eischen. Wanneer de Regeering het onderwijs tot staatszorg maakt en wil dat haar onder wijs op gemengde scholen gegeven worde en wanneer zij, de waarachtige vrijheid van het bijzonder onderwijs decreteerende, dat onderwijs in een toestand brengt, dat het de concurrentie tegen de openbare school niet kan volhouden, en wanneer dienten gevolge velen genoodzaakt zijn hunne kinde ren naar de openbare school te zenden, omdat de bijzondere school in alle behoef ten niet kan voorzieneen toestand ech ter, die met de gelijke rechten van allen, en met de billijkheid, die van de Regee ring gelijke zorg voor allen vordert, niet is overeen te brengen dan hebben wij het recht te eischendat het onderwijs waar lijk neutraal zij en gegeven worde met eer biediging van ieders godsdienstige over tuiging en indien het dan waarlijk neu traal ware, dan zouden \yij zulk onderwijs wel niet kunnen goedkeurenmaar het toch bij gebrek aan iets beters eenigen tijd kun nen dulden, zonder daarom van ons goed recht op eene betere regeling van het on derwijs af te zien. Zou zulk onderwijs al niet voldoen aan de behoeften onzer kin deren, het zou ten minste hunne godsdien stige overtuiging geen geweld aandoen; wij zouden den godsdienst, die naar onze overtuiging de ziel van het onderwijs moet zijn, missen, maar onze kinderen zouden geen gevaar loopen er den godsdienst te verliezen. Bij waarlijk neutraal onderwijs zouden wij ons een tijd kunnen neerleg gen; bij het godsdienstig karakter, dat de wet van 1857 en het Ontwerp van deze Regeering aannemen, nooit. Het eene zou den wij kunnen dulden, het andere ver foeien we. Men begrijpe ons wel: Wij beschouwen neutraal onderwijs in den toestand, waarin wij hier te lande verkeeren, en in verge lijking met de anti-godsdienstige strekking, die het onderwijs in ons vaderland heeft; want godsdienstloos onderwijs, in zich zelf beschouwd, kunneu wij van ons Ka tholiek standpunt nooit goedkeuren. Waarom niet? Om twee gewichtige re denen, die voor ons alles afdoen, le. Om het eenzijdig karakter van dat onderwijs. De mannen van de hedendaag- sche verlichting en vooruitgang willen het onderwijs geheel en al seculariseeren. On derwijs is bij hen alles, opvoeding niets. Bij ben komt het maar aan op het aan- leeren van allerlei kundighedenop de oefening van den geest, niet op de vor ming van het hart; op kennis, niet op deugd. (Wij spreken van geheel neutraal onderwijs; want waar de wet een Chris tendom boven geloofsverdeeldheideene moraal van den staat invoert, daar is de toestand voor ons nog veel verwerpelijker). Met dat eenzijdig karakter van het on derwijs nu kunnen wij nooit instemmen. Vooreerst kunnen wij er geen vrede meê hebben, dat daar waar de wetenschap zoo hoog gevierd wordt, de hoogste wetenschap, die van den godsdienst, wordt uitgesloten. Wij kunnen er geen vrede mede hebben, dat het kind alleen in betrekking tot deze aarde beschouwd en zijne eeuwige bestem ming geheel wordt voorbij gezien. Maar daarenboven: tot de plichten van den on derwijzer behoort naar ons inzicht niet het onderwijs alleenmaar ooken vooral de opvoeding. De onderwijzer treedt in de plaats der ouders, en neemt een gedeelte hunner zorgen over. Aan zijne zorgen wordt het ge- heele kind toevertrouwd, en hij heeft dus zoowel het hart van zijn leerling te vor men als den geest te bekwamen, zoowel de deugd in te prenten als de wetenschap te leerenzoowel voor de ziel als voor het lichaam te zorgenzoowel aan de eeuwige bestemming van het kind, als aan zijn aardsch leven te denken, het zoowel tot christen als tot staatsburger op te leiden. Naar onze innige overtuiging moet de op voeding ook op de schoolhoofdzaakon derwijs bijzaak zijn. Opvoeding is het doel dat men zich moet voorstellen, onderwijs slechts een der middelen om tot het doel te geraken. De mannen nudie den gods dienst van de scholen gebannen hebben, hebben de zaken omgekeerd. Onderwijs is niet alleen hoofdzaak voor hen, maar is allesopvoeding nietsMen doet alles voor het verstand, maar aan de vorming van het hart denkt men niet. Ziedaar een eerste reden, waarom wij met godsdienst loos onderwijs geen vrede kunnen hebben. 2e. Er is een andere, deze: dat naar onze overtuiging de godsdienst de ziel van het onderwijs moet zijn. Onze staatslieden zelf, zoowel die van 1857 als de tegenwoordige Regeering, schijnen dit eenigermate, of schoon lang niet genoegte gevoelenwant zij hebben aan het openbaar onderwijs een godsdienstigen glimp trachten te geven door er een christendom boven geloofsver deeldheid en een soort van christelijke moraal aan te verbinden, waarmêe echter geen goed geloovig christen vrede kan hebben. Door aan het openbaar onderwijs een godsdienstig karakter te geven erkent men dus ook hier, dat het onderwijs niet, ten minste niet geheelvan den godsdienst mag gescheiden worden. Wij voor ons zijn daar niet mee tevreden. Wij beschouwen den godsdienst als den grondslag, waarop het onderwijs moet rustenwij beschouwen godsdienstloos onderwijs als hoogst verder felijk; en daarom kunnen wij nooit een onderwijs goedkeuren, waarvan de gods dienst de ziel niet is. En dat wij Katho lieken alleen zoo niet denken, daarvan zouden wij vele bewijzen kunnen bijbren gen van mannen, die bij onze tegenstan ders niet verdacht kunnen zijn. Wij herin neren hier aan het getuigenis van Thorbecke in ons voorlaatste hoofdartikel opgenomen, en voegen er een paar andere bij, die niet alleen een stellige veroordeeling van godsdienstloos onderwijs zijn, maar er de noodlottige gevolgen van aangeven. Vol taire zegt: „Het onderwijs alleen dient „nergens toe dan om de menschen bedre vener te maken tot het kwaad." Montes quieu voegt er bij„De wetenschap zonder „den godsdienst maakt den mensch slechts „vernuftig, slim en arglistig; zij vertien voudigt het vermogen en het overwicht „van den mensch om het kwaad te doen, „indien men er eene verkeerde richting „aan geeft. Zij zou, zonder zedeleer, ner- „gens toe dienen dan om gauwdieven en „handige schelmen aan de gerechtigheid der „wet te onttrekken, en aan behendige „booswichten het voorrecht der straffeloos heid te verzekeren, 't Is dus een wapen „te meer dat men hun zou geven ten na- „deele van de maatschappij. Janog eens „met de wetenschap zonder den godsdienst „zal men slechts misdadige wezens krijgen „maar van eene omzichtige en welvoeg lijke bedorvenheid, schuldigen, die een „goeden naam aannemen en in goed ge velschap verkeeren. 't Zijn overigens geen „reken- of stelkunst, geen woordvoeging „of teekenen, geen aardrijkskunde of ge schiedenis, die de zeden vormendie we renschappen, 't is waar, versieren en „verrijken het verstand en het geheugen, „maar ziedaar ook alles. De godsdienst „alleen daarentegen is het wetboek, dat hét „léven regelt; hij alleen maakt de menschen „waarlijk deugdzaam door hen godsdien stig te maken." Na deze getuigenissen, die wetenschap zonder godsdienst op zoo stellige wijze veroordeelenkunnen wij nu een ander bijbrengen, dat voor ons Katholieken het hoogste gezag heeft, dat van den Stede houder van Christus, Pius IX. In de be roemde Syllabus door Z. H. uitgegeven, staat onder de veroordeelde stellingen ook deze: „Katholieken kunnen hunne goed keuring hechten aan zulk eene opvoeding ,der jeugd, welke van het Katholiek ge- „loof en de macht der kerk gescheiden is „en alleen op de wetenschap van het na tuurlijke let en zich enkel, oi althans „hoofdzakelijk, bij hetaardschemaatschap pelijke leven bepaalt." Die stelling is veroordeeld, en waar is dus deze: Katho lieken kunnen hunne goedkeuring niet hechten aan zulk eene opleiding der jeugd, enz. De H. Vader heeft in bovengenoemde stelling het godsdienstloos onderwijs op stelligen toon veroordeeld, en geen Ka tholiek kan na die veroordeeling zulk on derwijs goedkeuren. Maar Hij heeft meer gedaan: in Zijn brief van den 14 Juli 1864 schrijft Z. H. aan den Aartsbisschop van Freiburg„Niemand kan onkundig zijn „dat de droevige en beklagenswaardige „toestand, waarin de tegenwoordige maat schappij al meer en meer vervalt, zijn „grond heeft in de noodlottige kunstgrepen „die van alle zijden, van dag tot dag al „meer, worden aangewend, om van de „huizen van openbare opvoeding, en zelfs „uit den huiselijken kring, het geloof en „den godsdienst van Christus- te ver wij- ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents. Buiten Haarlem franco per post85 Afzonderlijke Nommers6 PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Zaterdag vóór 12 uur 's middags ingewacht. .A.gite ma non agitate. Een kinderportemmonaie met eeniggeld. Eenig losgeld. Een oude parapluie# Een R.C. Kerkboek. Een handschoen. Een stuk zwart veterband. Een ijzeren tabaksdoos. Vijf sleutels aau een bandje, en Een haarspeld met zwarte steen. Alles op straat gevonden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1877 | | pagina 1