NIEUWE
I
Wo. IS.
Zondag 8 April 1877.
2" Jaargang.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents.
Buiten Haarlem franco por post90
Afzonderlijke Nummers6
Dit blad verschijnt twee maal per week.
In half formaat 'S WOENSDAGS AVONDS.
In geheel ZATERDAGS
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1—6 regels 30 Cents.
Elke regel meer5
Groote létters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie k Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Zaterdags en Woensdags
vóór 12 uur 's middags ingewacht.
Uitgever W. KUPPERS.
voor het gouden peest van
z. H. PIUS IX.
bedrag der vorige opgavenf 75,90
Voor den H. Vader van N, N.1.
Totaal f 76,90
het rijk der milliarden.
Als geld en goed altijd voorspoed en
geluk aanbrachten, en wij beschouwen
deze woorden slechts in stoffelijken zin -
dan moest Pruisen wel de gelukkigste staat
der wereld zijn.
Ten bewijze hoe verwonderlijk vrucht
bar zijn annexatie-geest wasdie het door
toerg en been schijnt te zitten, behoeven
wjj onze beschouwing niet te dagteekenen
van den tijd, toen het nog den zedigen
haam van hertogdom droeg en binnen be
trekkelijk nauwe grenzen beperkt was. "Wij
lijzen slechts op de gebeurtenissen der
'aatste jarenen dan zien wij dat hetnaar
het voorbeeld van zijn waardigen geestver
want, het koninkrijk Italië,,met de meeste
°nbeschaamdheid en met verkrachting van
a'le recht aan alle zijden geannexeerd heeft-,
Zooveel het maar vangen en grijpen kon.
Vaar Oost en West, naar Zuid en Noord
heeft het zijn grenzen uitgebreid; provin-
Clën, hertogdommen en koninkrijken ge
annexeerd en andere hertogdommen en ko
ninkrijken tot vazal-staten verlaagd: van
koninkrijk Pruisen is het nu het Duitsche
Vijk geworden, en van mogendheid van
bn tweeden of derden rang tot een der
bootste rijken van Europa, en tot de eer-
aten militairen staat der wereld verheven.
Ook in de beurs van anderen heeft Prui-
®en diep gegrepen. Ieder kent de vervol
ging der Katholieke Kerk in de laatste
Jarenwelnudie vervolging heeft den
Vruisischen staat schatten opgeleverd. Men
annexeerde waar men kon de bezittingen
der Katholieken of bracht die onder het
bestuur van door de Regeering aangestelde
personenmen riep onder allerlei voor
wendsels BisschoppenPriesters en Leeken
'n groote getallen voor de rechtbanken
en legde hun énorme geldboeten open
Wanneer er niets meer te plukken viel dan
2ette men hen af of joeg hen het land
lit. Frankrijk heeft den oorlog van 1870
Zoo duur mogelijk moeten betalen: niet
alleen ontnam Pruisen het twee zijner
schoonste provinciën, maar eischte en kreeg
als oorlogsschatting niets minder dan vijf
milliarden. De wereld stond verbaasd over
dien ongehoorden eischmaar wat kon
frankrijk doen? Het betaalde: spoortreinen
Vol geld werden naar Pruisen gezonden en
daar door de beambten der Regeeringna
dat eerst quantiteit en gehalte nauwkeurig
onderzocht wasin ontvangst genomen.
Na deze vluchtige schets zal iedereen
erkennendat de Pruisische adelaar een
grijpvogel is van de ergste soort, en dat
het voor zwakkeren maar zaak is op een
eerbiedigen afstand te blijvenwant dat
hij verzadigd is en van zijne hoogte geen
hegeerige blikken meer om zich heenslaat,
durven wij in geenen deele bevestigen.
Doch laten wij beeldspraak ter zijde,
hlet het oog op al wat Pruisen in den
laatsten tijd gewonnen en genomen heeft,
zou men geneigd zijn te gelooven, dat het
een rijk en gelukkig land moest zijn. En
toch is niets minder waareven als bij
zijn geestverwant in het Zuiden is niet al
leen het diepste zedelijk verval voor ieder
een zichtbaarmaar ook de nood is er ten
top gestegen. Volkswelvaart is er een on
gekende zaak; handel en nijverheid staan
stil; duizende werklieden ,zijn broodeloos,
en de armoede in al haar verschrikkelijk
heid heerscht overal. De nood zoo staat
in eene particuliere correspondentie in „de
Tijd" „kan met de donkerste kleuren
„geschilderd worden, toch blijft men nog
„ver van de werkelijkheid. Duitschland met
„zijn 5 milliarden, met zijn grootsche
„vlucht die het, gelijk ons duizendmaal ver-
„zekerd werd, onder de nieuwe tijdreke
ning sedert zijn eenheid nemen moest,
„staat nu radeloos en hulpeloos voor een
„onbeschrijfelijke ellende. Waarlijk, als men
„de uit Zuid en Noord, Oost en West
„komende berichten over het afdanken van
„werkvolk leest, dan begrijpt men, dat de
„dagelijks zich schrikbarend vermenigvul
digende gevallen van diefstal, roof en
„moord, behalve aan het veldwinnend ze
denbederf, ook voor een groot deel aan
„rampspoed en gebrek zijn toe te sehrij.
„ven. Nood kent geen gebod, en als de
„honger aan de deur klopt, is het niet te
„verwonderen, dat de arbeider, die tehuis
„vrouw en kind aan den hongerdood ten
„prooi ziet, zich aan andermans eigendom
„vergrijpt. Te Berlijn vooral is de nood
„reeds tot ontzettende hoogte gestegen:
„de geestelijken worden aldaar door bleeke
„vrouwengestaltendie om brood voor haar
„hongerlijdende kinderen smeeken,letter-
„lijk belegerd.
„In het zoogenaamde Westfaalsche ko-
„lendistrictwaar ver over de 4000 ar
beiders ontslagen zijn, is een hunner reeds
„letterlijk van honger gestorven, en uit
„Opper-Silezië en de provinciën Oost- en
„West-Pruisen komt de tijding, dat daar
„de hongertyphus is uitgebrokenen reeds
„1500 menschen aan die verschrikkelijke
„ziekte lijdende zijn. Doch laten wijals
„onverdachte getuige, de Regeering van
„Oppeln spreken, welke in een verorde
ning het volgende openhaar maakt:
„De bezorgdheid voor een verdere ver
spreiding der ziekte wegens ontoereikende
„bronnen van verdiensten voor de arbei
dende klasse vindt allen grond in de om-
„standigheid, dat een verbetering in de
„reeds langen tijd voortdurende kwijning
„van handel en nijverheid in het oppersi-
„lezisehe berg- en industrie-district niet
„heeft plaats gehaden derhalve het staken
„van den arbeid zich tot die kringen uit
strekt, welke tot dusver in de mijnen en
„fabrieken hun onderhoud vonden, enz.
„En uit Koningsbergen wordt als resultaat
„van geneeskundig onderzoek het volgende
„gemeld: Men heeft geconstateerd, dat de
„algemeene handelscrisis en de ongunstige
„winter in onze stad, waar de ijzer- en
„kolen-industrie de hoofdbron van bestaan
„uitmaakt, onder de arme bevolking een
„toestand van nood heeft teweeggebracht,
„die door epidemische ziekten nog verer-
„gerd is; dat feitelijk in vele familiën de
„middelen tot bevrediging der allernoodza
kelijkste levensbehoeften ontbreken en dat
„de typhus juist in'zulke kringen hare of-
„fers vindt.
„Als een afdoend bewijs van de heer-
„schende ellende kan ook dienen het feit,
„dat in het jaar 1876 alleen in Pruisen
„403,456 gerechtelijke invorderingen van be
lasting hebben plaats gehad, waarvan
„161,456 vruchteloos hieven. Wanneer die
„vervolgingen, welke toch meestal zelfs
„den laatsten stoel der arme weduwe on-
barmhartig ten verkoop slepenniets meer
„konden opbrengen, nu, dan moet in die
„familiën eene armoede heerschon, welke
„met geen pen kan beschreven worden."
Bij dien verschrikkelijken nood, waarin
Pruisen verkeertkomt van zelf de vraag
op de lippen: Van waar die armoede bij
zooveel rijkdom, die achteruitgang bij zoo
veel voorspoed Zes jaren zijn nog niet
verloopen sedert het geld er met spoor
treinen vol werd ingebrachten toch heerscht
er een ontzettende nood, eene armoede ge
lijk te voren niet gekend werd.
Wij kunnen die vraag niet oplossen,
wij constateeren de feiten slechts. Toch zal
het onzen lezers niet verwonderendat wij
hier denken aan het hollandsche spreek
woord: Onrechtvaardig goed gedijt niet,
denken aan God, die ook zijn woord in
de wereld spreekt en die de boozen dik
wijls reeds hier op gevoelige wijze doet
ondervindendat Hij leeft en dat Hem
niemand kan weerstaan, ook de machtigste
niet. Wij lossen de vraag niet op, maar
stellen er eene tweede bijMoet men in
dien ontzettenden nood den vinger Gods
niet zienP
EEN JUWEELTJE.
De WelEerw. ZeerGel. Pater van Méursde
in Nederland zoo gevierde spreker, die, on
danks den arbeid aan zijne betrekking ver
bonden, nog tijd en lust heeft om ons door
woord en pen op de heerlijke vruchten van
zijn geest te onthalen, heeft weder een werkje
uitgegeven, dat wij hier bij onze lezers inlei
den en dat wij met overtuiging aanbevelen.
„Het leven van Ludwig Uhland en vertalin
gen uit zijn dichtbundel", zoo heet de nieuwe
pennevruchtwaarin Pater van Meurs met het
beste succes, eerst als geschiedschrijver,
daarna als dichter optreedt.
Als geschiedschrijver heeft Pater van Meurs
de klip vermedenwaarop zoovelen stranden
van droog en vervelend te zijn. Er is gloed in
do levensbeschrijving van Uhland; men leest
die gaarne ten einde toe, en naarmate men
verder leest wordt de belangstelling in den
held van het verhaal grooter. Als een staaltje
van de wijze, waarop de schrijver zijn onder
werp behandelt, nemen wij het volgende over.
„Ludwig was een vroolijke, levenslustige
„knaap, die altoos meêdeed in wat de jon-
„gens speelden; voor hem was geen trap te
„hoog om er af, geen sloot te breed om er
„over te springen; en op schaatsen vloog hij
„over het ijs, dat niemand hem kon bijhou-
„den. Vooral in het ridderspel was hij haan-
„tje de voorste: grootvadersbierbrouwerij, die
„aan den voet van een berg schilderachtig tus-
„schen hooge pijnen verscholen lag, diende
„dan als ridderburcht, terwijl eenige ouder-
„wetsehe meubelstukken, onder andere een
„groote ridderlaars, voldoende waren om met
„behulp der fantasie ket spel naar wensch uit
„te voeren. Ook wist hij reeds als kind ande
ren door verhalen uit de ridderwereld te boeien.
„In het huis zijner ouders woonde op de
„tweede verdieping zjjn oom, doctor in de
„medicijnenwiens oudste dochtertjeeen kind
„van vijf of zes jaren, de trouwe speelnoote
„van Ludwig was. Op zekeren dag werd
„nichtje, tot straf voor een ondeugendheidop-
„gesloten in een donker hok naast den schoor
steen. Aan schreien en schreeuwen was geen
„gebrek. Het meêlijdende neefje, geen ander
„middel vindend om de kleine gevangene te
„troosten, kroop in zijn moeders keuken op
„den haard en begon door den schoorsteen,
„als door een spreekbuis, allerhande ridder-
„historietjes te vertellen zóó mooidat het ver
drietige nichtje hare tranen vergat en het
„in dat donker hok zeer pleizierig vond."
Zou men niet meenen hier eene bladzijde
uit de „jongens" van Hildebrand te lezen?
Als dichter heeft Pater van Meurs zijn spo
ren reeds lang verdiend. Wjj zullen alleen
zeggen, dat hij in de vertaling van Uhland's
dichtregelen zijn ouden roem handhaaft, en
dat deze ruiker nieuwe bloemen, in Germania
geplukt, uit de rijkste voortbrengselen der
dichterlijke Flora genomen en met den mees
ten smaak is samengesteld. Een enkel versje
schrijven wij hier af.
AVOND-MUZIEK.
Wat zingt mij, moeder, uit den slaap
Daar buiten op de straat f
Ochzie eens even wat het is
Muziek, en dat zoo laat...'
„'kHoor niets, mijn kind, ik zie ook niets;
„Och, sluimer rustig voort!
„De koorts, die in uw hoofdje gloeit,
„Maakt dat ge zoo iets hoort."
Neen, moederlief, het is geen droomt
Hoor't klinkt weer zoet en zacht
Gods Engleu roepen zingend mij.
O, moeder, Goeden nacht!
De uitgevers Blomhert en Timmerman te
Nymegen hebben het lieve boekje in een
keurig gewaad gestoken. Wij twijfelen niet of
het zal zijn weg wel vinden, want het is een
juweeltje, zoowel op litterarisch als op typo-
graphisch gebied.
BUITENLANDSCH OVERZICHT.
De onderhandelingen over de Oostersche
quaestie duren voort op den grondslag van
gelijktijdige ontwapening.
Le Journal des Débats stelt de vraag,
of het wel verstandig is de onderhande
lingen over de ontwapening uitsluitend
tu8schen de heide belanghebbende partijen
te laten voerenen het blad herinnert aan
1866, toen de beste verstandhouding scheen
verkregen te zijn en juist door de quaestie
der ontwapening alles weêr in de war ge
raakte en het geschil uitliep op Sadowa.
Kortom, zoo zegt het blad, uit het pro
tocol kan voorzeker de vrede voortkomen,
„maar alleen onder beding, dat Rusland
voortaan even oprecht en belangeloos zij
in zijne daden als het tot dusver in zijn
woorden geweest is. De geringste onvoor
zichtigheid zou alles in de waagschaal stel
len." Na herinnerd te hebben aan het ver
telsel omtrent de Laplanders, die, alvorens
in zee te steken, van hun toovenaar een
touw met drie knoopen plachten te koo-
pen, waarvan de eerste, losgemaakt, goe-
HAARIMSCHE COURMT.