NIEUWE A No. 81. Zondag 25 November 1877 2e Jaargang. De Kennismaking. Uitgever W. K UPPERS. Wegens de vele advertentiën zal dit blad aanstaande Woensdag in geheel formaat verschijnen. Wij hebben ons gevoelen nog niet gezegd over het nieuw opgetreden Kabinet. Het kwam ons voor, dat wij beter deden om met het uiten onzer zienswijze te wachten tot dat de nieuwe heeren hun programma voor de Volksvertegenwoordiging zouden hebben ontwikkeld. De mogelijkheid, dat zij .de beginselen, waarnaar hun bestuur zal worden ingericht, niet zouden uiteen zetten-, bij de eerste ontmoeting, welke zij met de Tweede Kamer zouden hebben, onderstelden wij zelfs niet. Hetgeen wij niet vermoedden, is niette min geschied. De heer Kappeyne heeft het, bij de kennismaking van Regeering en Ka mer, al zeer „dun doen afloopen." Volgens het Bijblad heeft hij woordelijk het volgende gezegd: „van het Ministerie, dat thans voor de Kamer optreedtwachtte zij bij de eerste ontmoeting breede uiteen zetting van beginselen niet. Immers de ge beurtenissenwaaraan dit Kabinet zijn ontstaan te danken heeftzoowel als zij die het hielpen samenstellen, zijn haar be kend en laten omtrent de algemeene richting, die het wil volgen, geen twijfel over. De behandeling der begrooting van Neder- landsch-Indië en daarna van de Staatsbe groting, zal weldra aan de vertegenwoor diging de gelegenheid schenken om met de Regeering over verschillende onderdeelen van staatsbeleid van gedachten te wisselen. Wij vergenoegen ons dus, Mijnheer de Voorzitter, voor het oogenblik met een eenvoudigen welkomstgroet. Belijders der constitutioneele begrippen met woord en daadhebben wijuit plichtbesef jegens het land, het bewind aanvaard, rekening makende op de welwillendheid van allen en de hartelijke ondersteuning der meer derheid in de Kameren in de overtuiging dat wij het recht hebben die welwillendheid en ondersteuning te vragen." Niemand zal kunnen ontkennen, dat mr. Kappeyne, in de aangehaalde woor den, zijn roem als handig advocaat schitte rend handhaaft. Begrijpende dat de ont wikkeling van de beginselen, waarvan dit Ministerie uitgaat, geen ander gevolg zou kunnen hebben, dan dat de rechterzijde ontstemd en de linkerzijde verdeeld raakte, achtte hij het beterde quaestie van begin selen maar blauw, blauw te laten en te beproevenom er met een eenvoudigen "Welkomstgroet af te komen. Groote behendigheid zal men aan die tactiek niet kunnen ontzeggen; maar het is een andere vraagof de natie geen recht baddat de nieuwe Bewindslieden duidelijk badden aangegeven, waartoe zij kwamen en wat zij wilden. De heer Kappeyne beriep zich, als vol doende inlichting bij de kennismaking, op de gebeurtenissenwaaraan dit Kabinet zijn ontstaan te danken haden op de be kendheid der richting van henuit wie het bewind is samengesteld. Naar het ons toeschijnt getuigen de ge beurtenissen, welke tot het optreden van dit Ministerie geleid hebbenallerminst ten voordeele der nieuwe Regeering. Door mid del eener hardnekkige oppositiewelke zoo onbillijk en inconstitutioneel mogelijk was, vermeesterden Kappeyne c. s. het gezag. Moet uit deze houding de richting van hun bestuur worden afgeleiddan zou men moe ten concludeeren dat zij het belang éener partij zullen stellen boven dat van het Land. En wat nu betreft de bekende politiek der nieuwe heeren, die geeft ook al niet veel reden tot gerustheid. Op een goeden November-dag in 1874 oreerde de heer Kappeyne in de Tweede Kamer. Het Mi nisterie-Heemskerk was pas opgetreden. De heer Kappeyne gaf toen een kijkje in de zalige toekomst, die de Regeering van zijn partij aan de Natie zou schenken. Al de mooie praatjes van den toenmaligen afgevaardigde uit Haarlemkwamen hierop neer: de Staat moet alles worden, zelfs ten koste van de persoonlijke vrijheid. Dwangdwang en nog eens dwang zie daar het heerlijk gastmaal, dat Kappeyne voor de Natie wilde aanrichten. Op dat pro gramma beriep hij zichwij gaan mitsdien een tijdperk van Staatsdwang te gemoet. Van de meerderheid der Kamer verwacht de heer Kappeyne dat zij hem zal steunen. Gesteld al eens dat dit geschieden kon, dan bestaat er gelukkig nog een Natie. Wie is die NatieP Met een geacht Staats man antwoorden wijOok hier leeft nog zoo ik vertrouwondanks alle proefne mingen van politieke artsen en anatomisten ook hier is en blijft een Natie wier wezen zich in geen constitutioneele verordeningen oplost; wier leven te midden der voorbij gaande Regeeringsvormen voortgezet wordt die den zin niet heeft verloren voor God dienst, waarheid en recht; die de verdien stelijkheid der voorgeslachten en den aard en oorsprong dezer verdienstelijkheid kent en waardeert; die in geen lichtzinnigheid of waanzin der partijen, waardoor andere landen worden verscheurd, den regel voor eigen denken en handelen zoekt; die het bevorderen van den triumf eener politieke meening, welke sedert meer dan zestig jaren het Vaderland in veelsoortigen ramp spoed gestort heeft, niet met de beharti ging van het welzijn des Vaderlands gelijk stelt. Zou het dan te veel gezegd zijnals ik beweer dat menigeen deze trekken van het volkswezen, kalm overleg, nauw gezetheid, afkeer van rustverstoring, on derwerping aan God en aan de wettige overheid, in handel en wandel vertoont? Onder aanzienlijken en geringen, onder handwerkslieden zoowel als in den meer gegoeden burgerstand waar men de grove pij van den daglooneren ook waar men het schamele kleed der eerlij ke en nij vere armoede draagt. Er zijn er, Gode zij dank! er zijn erin elke gezindheidnog velen voor wie plicht, trouw, braafheid, in iedere betrek king geen ij dele klank is; die weten wat zich te onderwerpen om der consciëntie wil beteekentdoor wie de vrijheidniet als deksel der boosheidmaar als middel ter plichtsbetrachting, verlangd wordt, en bij wie elke vaderlandsche snaar weerklank vindt in het vaderlandsche hart. In de zoodanigen, saamverbonden door een Nati onaliteit, welke niet van heden of gisteren haar dagtèekening heeftzoek ik de kern en de kracht van het Nederlandsche Volk." En wat wil die Natie? "Wederom ant woorden wij met de woorden van dienzelf den, nu reeds ontslapenStaatsman: „De Natie" zoo schreef hij „naar mij voorkomt, is wars van de theoriën en theoris- ten, waarvan zij nu reeds zoo lang een speelbal is geweest. Zij wil geen revolutio nair alvermogen, noch van den Koning, noch van een Ministerie, noch van een Parle mentair Gouvernement. Zij begint te ont waren dat er tusschen belofte en teleurstelling, zoo lang men de Revolutie-leer volgtgeen toevalligmaar een noodwendig verband is. Zij wil, door de gebeurtenissen geleerd, geen milde begrippen voor de wijsheid van den dag, omdat zij evenmin een krachtige Regeering wil met een Dictator of een Pre sident. Zij wil wezenlijk gezag, daar het haar om echte, niet om bedriegelijke vrij heid te doen is. Zij wil de handhaving der grondwetherzieningin verband met geschie denis en recht. Zij wil een Koning die, door den aard en de onaanrandbaarheid van het Vorstelijke prerogatief, bjj machte zij om overeenkomstig den bij de inhuldiging afgelegden eed, „de algemeene en bijzon dere vrijheid en de rechten van alle zijn onderdanen te beschermen." Zij wil een Vertegenwoordiging die, hoe groot een in vloed aan het Volk worde verleend, geen intermediair zij omdaar de overmacht eener ordelooze menigte, de Natie in haar organiek geheel te onderwerpen aan de luimen en de onverdraagzaamheid eener factie, of aan de sluwheid en overmoed van dezen of genen politieken speculant. Zij is voor de wijsheid der socialisten en communisten nog onvatbaar en zij geeft zelfs niet onvoorwaardelijk gehoor aan de genen, die als voorstanders van milde en vrijzinnige begrippen bij haar in hooge eer hebben gestaan. Zij wordt een weinig wan trouwend op hetgeen haar beloofd wordt, omdat zij zietop hetgeen men tot dusver haar gaf, en dat ze, bij den glans der toezegging de menigvuldigheid der vorige teleurstellingen niet vergeet. De Natie, gelijk ze haar eigen vernedering niet wil, wil de vernedering niet van een Stamhuis hetwelk zijn rechtenuit de Grondwet zoowel als uit de liefde en dankbare gehechtheid der bevolking ontleent. Zij wil, wat zij in 1813 gewild heeft; vrijheiden, ais waar borg tegen aristocratisch beheer of volks bewind de Souvereiniteit van het Huis van Oranjeaan hetwelk deze onverdeelde en niet onbeperkte oppermacht, zoo als in de constitutie zelve uitgedrukt werdopgedra gen is en blijft Met die voorstelling der Natie, met die uiteenzetting van hetgeen zij wil, vereeni gen wij ons geheel. Dat programma verschilt hemelsbreed van het programma van den heer Kappeyne van 1874, thans tot regee- ringsprogramma verheven. Tegen de begin selen door het nieuwe bewind in practijk te brengen zullen wij daarom ook niet op houden te protesteeren. In ons vrije Va derland kan de dwang zijn ure hebbende toekomst behoort aan de vrijheid. D.M. BUITENLANDSCH OVERZICHT. De politieke toestand in Frankrijk wordt hoe langer hoe donkerder. Het nieuwe Ministerie is nog niet definitief samenge steld; Mac-Mahon ontving Donderdag-avond op het Elysée bijna allen, die het nieuwe Kabinet zullen vormen. Men verzekert dat het geen enkel senator of afgevaardigde onder zijne leden zal tellen. De minister van Buitenlandsche Zaken, Descazes, heeft, den 20sten dezer aan het corps diplomatique afscheidsbezoeken ge bracht, het ministerieel hotel op de Place V endóme verlaten en zijn particuliere woning in de Rue Albe betrokken. In diploma tieke kringen gelooft men, dat hij een gezantschapspost zal krijgen. De heer Gambettatot voorzitter der be- grootings-commissie verkozen- heeft bij het aanvaarden van die betrekking gezegd "Wij zullen ons stipt aan de wetten houden en trachten degenen, die er van mochten willen afwijken, in het rechte spoor te houden. Volgens een schrijven aan de Köln. Zeitung heeft Gambetta verklaard, dat hij en zijn partij als hoofdpunt van hun programma wilden aannemen: vrede en vriendschap met Duitschland. Gambetta zou er hebben bijgevoegddat hijaan het bewind geko men het ultramontanisme zou verpletteren. Frankrijk weet dus wat het te doen staat. De Turken zijn volgens berichten uit Constantinopel nog geenszins voornemens den strijd tegen Rusland op te geven; zij hopen, dat Erzerum spoedig zal worden ontzet, deels door het winterweer, deels door het lego corps dat te Erzinghian wordt gevormd. Ook Suleiman-pacha is ten zuiden van den Balkan bezig een leger te vormen dat eventueel aan den over den Balkan stormende Russen het hoofd moet bieden. Volgens een telegram uit Weenen zou Midhat-pacha een brief aan den Sultan ge schreven hebben, waarin op de gevaren voor Turkije gewezen wordt, wanneer de Porte genoodzaakt mocht worden afzonder lijk met Rusland vrede te sluiten zonder de tusschenkomst van de overige Euro- peesche Mogendheden. De inzamelingen voor het monument van Mgr. v. Ketteler zijn, naar het Mainz. Journ. zoover gevórderd, dat weldra eene uitschrij ving van prijsvragen te wachten is. Z. M. de Keizer van Duitschland heeft wederom geweigerd eene tot hem gerichte petitie tot afschaffing der Mei-wetten in ontvangst te nemen, en de adressanten verwezen naar den Minister van Eeredienst. Daarna heeft de Centrumspartij in het Huis van afgevaardigden zich tot den Minister van Eeredienst gewend en ontving de ver klaring van dien Minister, dat de Regee ring dit punt voor geen discussie vatbaar achtte. Te Heringen, in de Pruisische provincie Saksen, zijn bij een brand in eene chico- MARLEM ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post Afzonderlijke Nummers Dit blad verschijnt twee maal per week. In kalf formaat 'S "WOENSDAGS AVONDS. In geheel „ZATERDAGS BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. 75 Cents. 90 6 AGTTE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 1—6 regels30 Cents. Elke regel meer5 Grooto letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingon 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Zaterdags en Woensdags vóór 12 uur 's middags ingewacht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1877 | | pagina 1