NIE U W E
No. 85.
Zondag 9 December 1871?,
2* Jaargang.
Advent.
Niet al te lief!
Uitgever W. KUPPERS.
De tijd ter voorbereiding van het Kerst
feest is weder ingegaan. Hoewel wij bij
den aanvang van den advent geene gele
genheid vonden een groet tot onze lezers
te richten, zoo willen wij het toch niet
achterwege laten. Het is zoo de roeping
van'een katholiek blad op zulke gewichtige
tijdstippen in het kerkelijk jaar zijnen lezers
een hartelijk woord toe te spreken. Immers
nu in elk goed katholiek huisgezin geregeld
een katholiek blad verschijnt, waaruit niet
alleen maar de zoogenaamde „nieuwtjes1'
gelezen worden', maar in welks hoofdarti
kelen de meer denkende huisvader de bron
voor zijne beschouwingen vindtnaar welks
mededeelingen zoowel op staatkundig als
godsdienstig gebied hij nagenoeg alleen zijn
oordeel vormt nu mag wel een katho
liek blad, zeg ik, in den geest onzer kerk
handelen. En hoe geschikt is deze tijd om
eens een ernstigen blik rondom zich te
werpen. „Rorate coeli, dauwt, hemelen,
dauwt den rechtvaardige!" zoo riep in het
Oude Verhond de profeet, terwijl hij in zijn
gebed den beloofden Messias verwachtte.
Langzeer lang duurde heteer de Redder
geboren werd, eer de Verlosser der wereld
de voorzeggingen der vrome oudvaderen
vervulde doch eindelijk werd het smach
tende menschdom verhoord.
Ook wij leven in een adventtijdook
wij verwachten thans de hulpe des Heeren,
ook wij zien opwaarts tot den Heiland om
redding in den nood, waarin de kerk ver
keert. Wanneer wij de vreeselijke woede
nagaanwaarmede in onze dagen het Ka
tholiek geloof door de helsche machten aan
gevallen wordt, dan beeft ons hart. Ware
het nog in een enkel landhet zou zoo in
het oogvallend niet zijn. Maar het is thans
over de geheele aarde dat wij vervolging
lijden. Wij Nederlanders, leven nog in
een tijd van zegen en rust. Maar lieve
lezermeent ge dat ook wij onze beurt niet
te wachten hebben Zie om uoveral
lijdenoveral vervolging Gij merkt het
nietneenwant ge ziet het niet met uwe
eigene oogenge hoort het slechts van
uit de verte, en daarom vergeet ge het,
maar verplaats u eens in Dnitschlandwaar
den katholiek én priester én kerk én kerk
hof ontnomen wordtwaar hij bespied en
beloerd wordt tot in zijn huiswaar voor
ieder recht bestaat maar alleen voor hem
niet, waar hij sterven moet zonder de
H. Sacramenten ontvangen te hebben; zie
eens naar Polenwaar de katholieken met
stokslagen gedwongen worden hun geloof
te verzakenen zoo zij durven tegenspre
ken van hunne goederen berootden zoo
zij blijven weigeren als wilde dieren over
de barre sneeuw- en ijsvelden naar Siberië
gejaagd worden laat uw blik vallen op
Palestina, op het land geheiligd door de
voetstappen des Zaligmakers, bet H. Graf
rust in de banden der Scbismatiekende
heiligste plaatsen worden door hunne schen
dige handen onteerd en voor den vromen
pelgrim ongenaakbaar gehoudenblik verder
den oceaan over, in Peru, in Venezuela,
in Mexicoin Ecuador, ge vindt overal
de wreedste vervolgingen tegen de katho
lieken, geestelijken vergiftigd, overheids
personen door sluipmoord omgebrachtker
ken ontnomenkloosters onteerdvrome
instellingen bestolen, en alles is geoor
loofd, omdat het slechts het Katholicisme
afbreuk doet.
Arm katholiek geloof, wat hebt ge toch
gedaan, dat zelfs de onschuldige Paus, de
vrome grijsaard Pius IX niet gespaard wordt
door zijne katholieke onderdanendoor den
katholieken koning Victor EmmanuelOnge
lukkige katholieken reeds als gij geboren
wordt, draagt gij het schandmerk op uw
voorhoofdgij zijt katholiekgij zijt ultra-
montaan, dan is ook tegen u alle onrecht
geoorloofdwie het wagen zou u te be
schermen is een zwakhoofd, gij zijt ka
tholiek gij zijt gevonnisdgij deugt voor
niet ééne flinke betrekkinggij zoudt over
wetenschap en letteren mee willen spreken
en gij gelooft aan God, aan de geopen
baarde waarheid, dwaas die gij zijt, weet
ge dan niet, dat ge reeds geoordeeld waart,
eer uw naam hekend was. En zoo ge u
eens eene positie van aanbelang verwierft,
ge zoudt niet op uwe plaat» zijngo waart
een man zonder ijver, en zoo ge niet te
kort kwnamt aan de theorie dan was het
toch zeker aan de praktijk.
Ja zoo is onze tijd," voorwaar een tijd
die tot ernst dringt, en die den zwakke
onder ons wel eens het hart doet heven.
Doch neen, zijn wij sterk, laat ons niet
heven, roepen wij vol vertrouwen „Dauwt
hemelen dauwt"want hoe ook de kerk
benauwd wordthoe wij ook in onze dier
baarste belangen teleurstellingen en grieven
om den geloove lijden moetenGod waakt,
de kerk is gegrondvest op zijne macht en
deze zal als een verterend vuur van den
hemel nederdalenen de belagers der kerk
ter neder slaan. De sterke hand Gods zal
den bedrukte steunenen de listen en la
gen zijner vijanden verijdelen. Een nieuwe
tijd van triomf zal voor de kerk aanbreken
en de ster des heils zal helder stralend aan
den hemel staanen de koningen der aarde
zullen aanbidden, wat zij eens vervolgd
hebben
Bij de algemeene beraadslagingen over
de Staatsbegrooting en ook bij de discussie
eergisteren in de Tweede Kamer gevoerd,
is men althans iets wijzer geworden om
trent hetgeen men van het tegenwoordig
Ministerie heeft te wachtendan men was
na de weinige woorden, welke de heer
Kappeyne goed vond tot de Volksvertegen
woordiging te richten, toen hij, met zijn
ambtgenootenvoor het eerst in de Raads
zaal des Lands verscheen.
Met opzet bezigden wij daar de woorden
iets wijzer geworden, want veel wijzer zal
de Natie ook na de jongste debatten niet zijn.
Trouwens het moet gezegd worden, dat
geen der leden van de Kamer zich veel
moeite gaf, om pertinente verklaringen aan
het Bewind te ontlokken.
De betuiging moet ons zelfs van het
hart, dat de manier waarop het Kabinet
werd bejegenddoor hendie zeker niet
kunnen gerekend worden tot de richting
der heeren Ministers te behoorenniet was
zooals wij die ons hadden voorgesteld.
Het gansche tooneel deed ons denken
aan de voorstelling van den Psalmist„ziet
hoe goed en lief het is, dat broeders ook
samenwonen."
Wanneer nu inderdaad ook zij, die aan
de rechterzijde der Kamer gezeten zijn
konden worden beschouwd als „broeders"
in het politiek geloof van de heeren Mi
nisters, dan zouden wij tegen de verwe
zenlijking van het ideaal van den Psalm
zanger, met betrekking tot de verhouding
tusschen het Kabinet en de Kamer, geen
het minste bezwair hebben.
Maar nu het volstrekt geen „broeders"
in politieke overtuiging zijn, de mannen,
die zich aan de groene tafel en op de
groene banken aan de rechterzijde der Kamer
bewegen, nu vinden wij de wijze wel wat
al te lief, waarop de anti-liberalen zich
tegenover het Bewind gedroegen.
Reeds werd er door andere organen van
de pers op gewezen, doch wij wenschen
ons bij dit gevoelen uitdrukkelijk aan te
sluiten, dat het vooral niet kan aangaan,
om van het opgetreden Ministerie te vragen,
gelijk toch werkelijk geschiedde, dat het
zal regeeren naar precies andere beginselen
dan waarnaar de mannendie het Bewind
uitmakenvroeger gewoon waren zich te
gedragen.
In het gewone leven verwacht men reeds,
dat ieder zich bij zijn doen en laten zal
laten beheerschen door de denkbeelden
waarvoor hij gewoon is partij te kiezen.
Als we bijvoorbeeld met een vriend naar
de stembus gaan, wiens liberale denkwijze
ons hekend is, dan stellen wij ons niet
anders voor, of hij zal op den liberalen
candidaat zijn stem uitbrengen.
Dit nemen wij hem niet alleen niet kwa
lijk, maar wij zouden het tegenovergestelde
eenigszins onnatuurlijk vinden, tenzij wij
ons mochten vleien met de liefelijke ge
dachte, dat de vriend in quaestie tot onze
meaning was bekeerd.
Hetgeen nu in het burgerlijk leven be
ginsel verloochening zou worden genoemd, kan
dat van een Nederlandsch Gouvernement,
niet alleen als een wenschelijkemaar ook
als een plichtmatige gedragslijn worden ge
vorderd
Op die vraag kandunkt ons, geen ander
dan een ontkennend antwoord worden ge
geven.
Betreurenswaardig achten wij het daarom,
dat vele anti-liberale leden der Kamer hij
de algemeene beraadslagingen der begroo
ting al hun best schenen te doen om het
Ministerie met een zoet lijntje af te lokken
van het standpunt, waarop het eigenlijk
en volgens zijn beginsel behoort te staan.
Van den rechterkant der Kamer werd het
Kabinet toegeroepen: doet ons maar geen
kwaad en wij zullen het u niet lastig maken."
Men vergat echterdat de heeren Minis
ters, krachtens de begrippen, waarvan zij
uitgaan verplicht zijnom het anti-liberaal
Nederland tegen zich in het harnas te jagen;
de nood is hun daartoedoor hun politiek,
opgelegd.
Zij zijn gekomen, niet om met lieve en
zachte hand, het volk te besturen, maar
om de uiterste radicale beginselen toe te
passen.
Het tegenovergestelde van hen te ver
langen, noemen wij niet loyaal en ook niet
in het belang van de anti-liberale partij.
Jaren achtereen hebben de heeren Kap
peyne c. s. beweerd, dat zij nu eerst de
middelen in handen hadden, om Nederland
recht liberaal gelukkig te maken.
Al wat het Ministerie Heemskerk deed
was hoogstens half goed; als een wet van
dat kabinet werd gesteund, moest zij toch
eenige veeren laten.
Daarenboven liet men geen gelegenheid
voorbijgaan, om aan het volk te verkon
digen dat het goedeliberale leventje er
pas voor beginnen zou, als de liberaliteit
van de heeren Kappeyne c. s. van de
groene tafel zich zou kunnen laten gelden.
Nu die heeren het gezag, na veel moeite
en heftige kabalen, in handen gekregen
hebben, moet men niet van hen vragen,
dat zij het paradijs van hun liberalisme
voor de Natie zuilen gesloten houdenveel
eer moet men hen dringen om het zoo
wijd mogelijk open te zetten.
Als de paradijsappelen van het libera
lisme der heeren Kappeyne c. s. zoo he-
melsch smaken als jaar en dag werd ver
teld, dan moet men ze maar eens laten
proeven.
Wij houden ons er van overtuigd, dat
het volk, wanneer het er eenige van ge
smaakt zal hebbenals uit één mond zal
uitroepen wij believen er niet meer van
gediend
En als wij dat zeggendan spreken wij
niet zonder grond.
De allereerste handeling toch van het
Ministerie Kappeyne heeft reeds veel ge
schrijf en gewrijf, ook in de Tweede Ka
mer, uitgelokt.
Hier hebben wij het oog op de instel
ling van het nieuwe Departement van Wa
terstaat, zonder dat daarover de Raad van
State werd gehoordondanks niet de letter,
maar de geest van de Grondwet duidelijk
vorderde, dat bedoeld Staatslichaam zijn
advies over dien belangrijken maatregel
had uitgebracht.
De verdediging van het niet hooren van
den Raad van State, welke de heer Kap
peyne in de Kamer leverde, was al zeer
zwak. Op ons maakte zij den indruk, dat
hij zijn ongelijk duidelijk gevoelde. In den
mond van zulk een uitstekend knap man,
als waarvoor hij gehouden wordtbeteekent
toch het argument niet veel, dat vroeger
ook de Raad van State niet was gehoord
hij de instelling van nieuwe Departementen.
Nog minder beduidt het motief mede door
den heer Kappeyne gebezigd, dat ook in
andere landen de instelling van nieuwe De
partementen plaats grijpt door het centraal
gezag zonder advies van andere Staatsli
chamen. Wat in andere landen plaats heeft,
deugt nog niet voor Nederland. God beware
b. v. Nederland voor toestanden en ver
houdingen, roor „Constitutioneele" toonee-
len, als die thans in Frankrijk worden ge-
1 zien.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents.
Buiten Haarlem franco per post90
Afzonderlijk# Nummerst>
Dit blad verschijnt twee maal per week.
In Kalf formaat 'S IV O E S S D A 6 S AVONDS.
In geheel ZATERDAGS
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels30 C#nta.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant.
Advertentian worden uiterlijk Zaterdags en Woensdags
vóór 12 uur 's middags ingewacht.