NIEUWE No. 91. Zondag 30 December T877. 2* Jaargang. Nieuwjaarsgroet aan onze lezers. Werkmanswoningen. Uitgever W. KUPPERS. Alweder een jaar voorbij Alweder staan wij voor het heerlijke tijdstip Oudejaars avond Nieuwjaar. Heerlijk zeggen we, en met recht. Wiens hart trilt niet van vreugde, wie staat niet stil op dien ge- wichtigen stond en laat alle genoeglijke gebeurtenissen uit den verloopen jaarkring een voor een zijn geest voorbijzweven en lacht, en ziet hoopvol uit naar een ander nieuwjaar. De droevige voorvallen ziet hij ook en hij gevoelt de wondendie zij geslagen hebben, maar de lieve lach der dierbare betrekkingende gulle wensch: „veel zegen in het nieuwe jaarvaagt de treurige aandoeningen van het aangezicht en men lacht en zingt en viert met opge- wekten zin feest Zoo iets treffendszoo iets streelends hebben zulke feesten Hoezeer de moderne werelddie overblijfselen van den christen tijd met haar killen adem tracht te dooden, hoezeer zij bals, opera's en slemppartijen aanrichtals uittarting aan de feestvierende christenen, dat zielverheffende gevoel kun nen zij hun niet ontnemen. Zij kunnen dat gevoel uit hun eigen boezem zelfs niet ver bannen. De kracht der waarheid straalt door den korst heen, die hun hart omsluit en doet hen van spijt verteeren. Zoo wij onzen lezers zegen wenschen, dan is het dat die geest van zalige opge wondenheid hen eiken Nieuwjaarsdag be- zieledat zij niet te verlicht worden elkan der op de oud christelijke wijze Gods zegen toe te wenschen. Zegene God ons dierbaar vaderland, onzen beminden vorst, onzen doorluchtigen stadgenoot, den geliefden bisschop, zegene Hij onze geestelijkheid en storte Hij de volheid Zijner gaven over al onze goedgunstige lezers in het bijzon der uit I Schrik niet, lezer, indien wij het hoven- aangehaalde reeds zoo vaak besproken onderwerpeen oogenblik het voorwerp uwer aandacht wenschen te maken. De kwestie is te belangrijk, om niet aan spraak te mogen hebben, meer dan eens behandeld te worden. Wie uwer is, in deze eeuw van voor uitgang, niet in de gelegenheid geweest een stoomwerktuig te zien en in zijne bij zonderheden, in zijne motoren na te gaan? En wie uwer heeft daarbij niet de opmer king kunnen makendat de kast (cylindre) waarin de stoom als de werkende kracht, zich bevindt, altoos zeer gesoigneerd, zon der het minste defect moet wezenom het geheele raderwerk der machine zijn gere- gelden gang te doen gaan Alzoo ook in de Maatschappijdat reu zenwerk der wereld. De arbeider is, als de stoom voor de machinede werkende kracht om het maatschappelijk raderwerk in beweging te houden. Wil men nu die stoom een geregelde kracht zien ontwikkelen, men vergete niet de eerste zorgen te wijden aan de doelma tigheid de geschiktheidde reinheid der huizing, der woning. Elkeen is dan ook zoo zeer overtuigd van de juistheid dezer stelling, dat overal geijverd wordt voor de oprichting van rui me, luchtige, gezondheidbevorderende ar beiderswoningen. Is men het nu ook al over den houw op zich zelf eens, iets anders is de plaats, waar de woning van den werkman op te richten. Wanneer wij de oogen laten waren in de vrije natuur, dan zien we er vooreerst overal eene verscheidenheid van kleuren, zoo prachtig door elkander geweven, dat het kleed der aarde wel eenige gelijkenis heeft met een Smyrnaasch tapijt. Onwille keurig rijst ons dan de vraag voor den geestwaarom die kleurenverscheidenheid Waarom niet alles wit of zwart, geel of groen, of een andere tint Waarom zoo'n mengeling van alle kleuren Al denkende, komen we dan tot het besluit, dat we hierin de alwijsheid van den Schep per te bewonderen hebbenwant, hoe naar, hoe akelig zou het wezenindien alles zwart ware! Hoe spoedig zouden we blind zijn, indien zich alles in het wit van de sneeuw vertoonde Wijselijk zijn dus al de kleuren van den regenboog op deze aarde door elkander gemengd, om ons oog te streelen en de schoonheid der natuur te verhoogen; daar om vinden wij het akelige zwart naast het zilverschitterend wit, en de donkere kleur der graven naast het heldere en levenade- mend groen. Wanneer wij het gewoel der steden ver laten en onze voetstappen richten naar de velden en tuinen, dan zien wij het kleine vergeet-mj-niet overschaduwd door de be koorlijke roos, het nederig viooltje naast de zwanenblanke lelieden fleren eik naast den bloeienden hagedoornde goudgele brem en het vriendelijke heidebloempje in de schaduw der alpenhooge masten, dei- immer groenende dennen. Ons vermeiend in de pracht dier schep pingswerkingen, treft onze ooren het har monisch geluid der gevederde boschko ralen. De melodische en hartroerende tonen van den koning dier zangers, worden niet gestoord door 't eenvoudig getjilp der musch of het gefluit der vink. De eentonige tongslag des kwartels sluit zich aan bij het heerlijke lied van den zan- gerigen leeuwerik; terwijl het geblaat van 't zachtmoedige schaap niet verhinderd wordt door 't geloei der koe of 't hinniken van het fiere rosen- harmonie is de echo die door gansch de natuur weerklinkt. Als wij dan lang nadat de ondergane zonne met purpergloeiende lippen, de aarde ter nachtrust gekust heeft, mijmerende over de schoonheid der natuur huiswaarts keeren, dan weder treft ons het heerlijk, onverge lijkelijk schoone en verheven schouwspel, het uitspansel en zijn schitterende sterren pracht te mogen bewonderen. Tintelend in 't nacntelijk donkerschij nen de millioenen lichten, als even zoo vele fonkelende diamanten aan den azuren hemel gezaaid. Met welke verscheidenheid van grootte en glans zijn die hemellicha men niet naast en door elkander gemengd! En dit juist maakt het schouwspel grootsch verheven, goddeljk Zoo wilde het de Schepper, zoo beschikte het de Alwijsheid. Het kleinehet eenvou dige wordt in de natuur eene plaats inge ruimd naast het grootsche, naast het ver hevene. En wanneer de Eeuwige Maker dit in de Natuur zelfs voor de redelooze schepse len verordend heefthoeveel te meer komt dan dit recht toe aan den mensch, dien Koning der Natuur! Een bezoek aan de groote steden bren gende, zien we niet zelden het verbljdend teekendat daar voor de woning van den arbeidervoor het huis van den werk man gezorgd is. Geheele rjen, ja ganpche wjken sierljk aan elkaar gelegen huizen voor den werkmansstand gebouwd, doen u den loftrompet steken voor het vader- ljk bestuur eener plaatswaar het lot van den arbeider zoo ter harte genomen wordt. En inderdaad, lezer, zjn wj 't volkomen met u eens; in ééne zaak echter zouden wj verandering wenschen, namelijk: de plaats, waar die woningen gebouwd wer den. Hierin- zouden we den regel volgen door de natuur zelf aangewezen en voor de arbeiders woningen oprichten, niet in zulke lange op kazerne geljkende rjen, niet in zulke afgelegene straten of wjken, maar hier en daar, bij enkelen aan elkaar, verspreid tusschen en naast de paleizen der grooten, tusschen en naast de rjken woningen der Fortuna's gunstelingen, en en wel uit tweeërlei oogpunt: 1° Tot verhooging der aesthetiek en verfraaiing der straten2° Tot bevordering der zindel jkheid van den arbeider. Ten eerste: Aesthetica. Bezoek de hoofdsteden van Europa. Ge vindt er schoone straten met huizen als paleizen, wedjverend in pracht en weelde, van het eene eind tot het andere. Nieuws gierig als alle Adamskinderen, treedt ge in een der hoofdstraten in en staat ver baasd te staren naar den majestueuzen ge vel der woning Yan meneer Die, Daar naast zetelt de firma Sus en Zoo, even eens overgeljkeljk prachtig. Zoo gaat ge drievier woningen voorbjen bewon dert de~ sierljke frontespicisdoch, naar mate gj voortgaat vermindert uwe belang stelling, ofschoon de gebouwen niet min der grootsch, niet minder vorstel jk zjn. "VVat is daarvan de reden? Uw blik wordt gewoon aan al de pracht en merkt ze ten laatste niet op; eindeljk springt u het monotone dier paleisstraten in 't oog, en in plaats van mooi vindt ge ze verve lend. Zoo is het! Ge zoudt de roos niet als de Koningin der bloemen huldigenindien de pracht van onzen tuin, enkel uit rozen bestond, 't Is juist door de mindere schoonheid der andere bloemen, dat de adel der roos verhoogd wordt. Laat daarom als een nederig viooltje, als een geurige reseda aan den voet der bloemenkoninginals een \riendeljk hei debloempje in de schaduw der Konings- mastenals een zacht schemerend satel liet jen naast de schitterende planeten eerster grootte, de nederige en zindeljke arbei derswoning verr jzen naast de kasteelen der rjken, naast de heerljke huizen der ge goeden, en dezelfde paleizen, die u eerst vervelend en eentonig voorkwamen, zullen u toelachen door verscheidenheid en rijkdom. Ten tweede: Zindelijkheid. Indien wj de achterbuurten onze steden doorwandelendan zegt ons reeds het uiterlijke, dat de zindelijkheid daar wel niet haar zetel heeft opgeslagen. Veelal en dit zij hier tot verontschuldiging bijgebracht kan het wel niet anderswijl de men- schen er gewoonlijk bij en onder elkaar wonen als mieren in hun nest. Nu is het eene waarheiddat geen ziekte meer besmettelijk is dan de malpropreteit. Is de buurvrouw niet zeer zindeljk in haar huishouden, in de naaste woning zal het evenmin net en proper zjn. Behou dens eene enkele uitzondering is dit de gewone regel dadr, waar geheele wjken huis aan huis arbeidersfabriekslui wonen want de gewoonte om elkander na te apen is nu eenmaal eene tweede natuur ge worden. „Woorden wekken, voorheelden trekken", zegt een Hollandsch spreekwoord, dat da- gel jks op nieuw bevestigd wordt. Laat nu de arbeider wonen tusschen de klasse van welgesteldenhj zal van zelf, ongemerkt, ei toe overgaan even als zijn buurman zjne woning zindelijk te onder houden, zijne kinderen proper te kleeden. En dan zal dat hnisje pralen, Als een klein vergeet-mij-niet Naast de lelie van de dalen, Naast de rozen, die ge er ziet. Er is meer. Niet alleen bevordert deze afwisseling van rijke en eenvoudige woonhuizen de schoonheid der stratenniet alleen bevor dert de zindel jkheid der arbeidende klas se; maar ook het moreele gehalte van den werkman wordt daardoor verbeterd. Zondert de arbeiders af; laat ze eene afgelegene wijk van de stad bewonen, en g j stoot zeom zoo te zeggenals paria's huiten de maatschappj. Ze hebben geen verkeer dan met hunne lotgenooten, nemen elkanders kwade neigingen en verkeerde begrippen over, en zullen in een gegeven oogenblik opstaan tegen hunne meesters, opstaan tegen het gezag. En (deze vraag zj hier ter loops gesteld) zou Parijs wel de uitspattingen en het monster der com mune te betreuren hebben, indien het geen Quartier des Pauvres gekend hadde? Daar ter plaatse, waar de arbeider een net en geriefeljk huis kan huren, waar voor h j maandelijks een vastgestelden huur- prjs betaalt en het huis daardoor na een aantal jaren in eigendom bekomtmaakt men het aanlokkelijk voor den werkman die vooruit wil, en is hem tevens een spoorslag om het huis, „goed te bewonen" zooals men dat noemt. Arbeiderswoningen doelmatig ingericht en te goeder plaatse gebouwd, zjn dan een weldaad en een zegen voor de maat schappj. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem75 Cents. Buiten Haarlem franco per post90 Afzondarlijka Nummers 6 Dit blad verschijnt twee maal per week. In half formaat 'S WOENSDAGS AVONDS. In geheel ZATERDAGS BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1—6 regels30 Cent». Elke regel meer5 Groot# letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiön worden uiterlijk Zaterdags en "Woensdags vóór 12 uur 's middags ingewacht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1877 | | pagina 1