NIEUWE H. C. TOBBER Gil. No. 191. Zondag 28 Juli 1878. 3e Jaargang. Aan dc Kiezers van Haarlem. In Woud en Veld. MAIUmU (HIKUT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maauden voor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers 0.06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk D i n g s d a g- en V r ij d a g- avond ingewacht Uitgevers KÜPPERS LAUEEÏ. Dinsdag a. s. zal de herstemming plaats hebben tusschen de heeren Dr. W. B. J. van Eijk en H. C. Tombergh. Op dien dag is het aan U, kiezers, te beslissen welk element zal zegenpralen dat van den hoog geleerden schoolwetman, den geestverwant van Kappeijne of dat van den nijveren en prac- tischen man van zaken, die, zoo hij geko zen wordt, zonder bijoogmerken zitting zal nemen in den Raad onzer Gemeente en daar in alle oprechtheid voor de algemeene en bijzondere belangen van stad en burger zal handelen, oordeelen en spreken. Het ligt thans niet op onzen weg bij herhaling over de capaciteiten van onzen candidaat uit te wijden. Wij hebben in vorige artikelen reeds duidelijk aangewezen dat de heer Tom bergh en om zijne maatschappelijke positie en om zijne voortreffelijke hoedanigheden de aangewezen man is om met eere eene plaats in te nemen in den Raad zijner va derstad. En zeker zijn onze geachte lezers, als wij, doordrongen en overtuigd van de waarheid en billijkheid van ons oordeel. Zoo ja, welaan dan, kiezers van Haarlem, bewijst dan door eene getrouwe opkomst ter stembus op Dinsdag a. s. dat Haarlems welvaart en bloei u ter harte gaanbewijst dat het u te doen is 0111 het oeeonomisch en finantieel bestuur onzer Gemeente in handen te zien van mannen van wie ge de zekerheid hebt dat ze aan. uwe verwach tingen zullen beantwoorden. Dit alles kunt ge bewijzen door Dinsdag a. s. getrouw ter stembus te komen en Uw biljet in te vullen niet met den naam van een vreemdeling maar met dien van onzen candidaat de heer Gelokt door 't murmelend gekabbel van 't heldere beekje, wandelen wij door bloe menrijkebeemden. De ijlende voet overschrijdt groenende dreven en wijd gespreide gras tapijten; bontkleurige koeien en runderen liggen herkauwend in de weelderige weiden en staren verstandeloos in de frissche en FEU IL LET ON. DE DOCHTER VAN DEN UITGEWEKENE. Vervolg. Met eene zekerheiddie getuigde van de kennis der plaats, en na een kort onderzoek, liet hij zich in eene diepe groeve dalenterwijl hij zijne vrouw en dochter, die hij krampachtig in de armen sloot, met zich medevoerde. Alle drie geraakten door dit gevaarlijk middel aan den ingang van een ruim holzij verscholen zich, en wachtten met ingehouden adem den uit- uitslag van dat spoedig verdwijnen, 'af. Soldaten! zeide het hoofd met luider stem, zoekt overal, zij kunnen ons niet ontsnappen het zijn de vluchtelingen, die wij zoeken, ik heb ze herkend. Die het eerste de stoutmoedigheid heeft zich van hen meester te maken, kan van eene goede belooning verzekerd zijn. O moedermoederstamelde het meisje wij zijn verloren, en zij wierp zich - om den hals bloesemgeurende omgeving en in de blau wende verte. Ons doel is het majestueus hoogewoud, welks donkere diepte koelte be looft en schuts voor de broeiende zonne stralen. Uit het helder-glansende lichtmeer redden wij ons in de schaduw van verkwik kende schemering. Hoe geheimvol ruischt het daarboven in de zwenkende kronen, wier dicht verslingerde twijgen, nauwelijks een tip des blauwen ethers doorschijnen laten. Geljjk de grootste zuilen onzer mid- deneeuwsche kathedralen, verheffen zich de majestueuse stammen der duizendjarige eiken hemelwaarts, terwijl hunne takken van win tergroen en slingerloof omrankt, een oudoor- dringbaar koepeldak van bladeren vormen. Wat veelvoud en schakeering! Wat over vloed van wisselend groen, van af het diep donkere mos tot den helderen bladerknop Alles zwijgt. Geen schrille klank stoort de stilte des grootschen natuurtempels, en toch fluistert en suist het en zwirrelt en gonst het overal, een lied zonder woorden zonder muziek en toch zoo zeldzaam melo dieus Door gras en bloemen slingert in be koorlijke wendingen het kristallijnen heekje en met lispelende tongen lekt het den glad- gewasschen kiezel. Gonzende immenzwermen en bontgewiekte vlinders fladderen op zoet- wasemende kelkenuit het kreupelhout echter daar klinkt en jubelt het uit duizend keelen; daar orgelen de lustige, gevederde zangers hunne liederen in de zwenkende trillers, elk op zijn wijs. Overal leven: op den grond, tusschen het loover, op de twij gen, in de lucht. Van het nietigste insect, van den glimmenden kever tot het schich tige hert en den fleren adelaar, nergens doodsche rust! Ziet ginder: een slanke ree schrijdt voorzichtig tot de lavende kwel, gevolgd van haar huppelend jong. Wat teeder beeld van moederliefde en moeder vreugd Hoe vurig blikken die groote oogen in het ruim en hoe sierlijk trip pelen die slanke pootjes in het groen. De kleine dringt vleiend naar de moeder en begint in zorgelooze levenslust zijn dar tel stoeiend spel. De mensch, die de schoon heid van het geheel, zooals van het enkele denkend begrijpt, lieeft geen woorden, slecbts gevoel. Uit bet kleinste grashalmpje licht hem de almacht en goedheid des Schejrpers barer moeder, die zelve in de armen van haren echtgenoot viel. Moedmoedhernam deze laatste moet men aldus aan het lot wanhopen? Hij maakte zich uit hare armen los, om met zijn oor op den grond te gaan liggen; het onze kere en trillende schijnsel der maandat tus schen de spleten der rotsen doordrong, verlichtte dit droevig toevluchtsoord. Stilte! zeide hij opstaande; zij hebben onze schreden ontdekt. Ja, voegde hij er treurig het hoofd schuddend bij, er bevinden zich zeker onder die soldaten liedendie de plaatsen ken nen; hebben zij ons niet gewaarschuwd, toen wij gevaar liepen in den vijver om te koinen? In dit geval bestaat er geen redmiddel meer! Ware ik slecbts alleen voegde hij er bijdan zou ik zeggenHeeruw wil geschiedeAch waarom heb ik u beide toegestaan mij te volgen! Mijne vrouw, mijn kind moet thans de prooi der guillotinevan den beul wor den Hier heenIk heb ze gevondenZiedaar tegen liet grootsche der natuur, de majes teit des wouds, die hein met heilige ingetogen- 7 O O O heid vervult, doet hem zijn eigen onmacht en nietigheid erkennen en toch is hij groot door het verstand om uit de werken des Scheppers, den grooten Maker, dien wij God noemen, te bewonderen. Elk grasperkje, elk bloemknopje, elk zandkorreltje alles voert ons tot Godalleen de moderne wijsheid niet!. Zij ziet wel om zich heen doch erkent niets anders dan de natuur, die dat alles in verloop van tijden en eeuwen gevormd heeft! Zoo leeraren de mo derne scholen, waar niet van God mag ge rept worden. Zoo verkondigen de wereld wijzen» als zij zeggen: ziet, hoe zich in de natuur, alles van zelf regelt! Hooger Wezen, hooger Macht wordt niet erkend Doorwandelt de velden. Hoe heerlijk brui sen u de vruchten der akkers tegen? Op dit oogenblik buigen de goudgeele aren reeds o o o o bet hoofd voor de sikkel der maaiers. Ach teloos misschien, wierp de landman bet graan in de omgeploegde voren, liet zaad ging tot verrotting over en stond op ten nieuwen leven, het ontkiemde, doorboorde de bedekkende laag aarde en kleedde weldra het naakte veld met het groene kleed dei- hope. De halmen wierpen aren, die weldra met volle bloesems prijkten en thans met gouden korrels gevuld zijn, honderd tegen een. De landman ziet daarin en met recht de zegenende hand des Algoeden, die den akker vruchtbaarheid en de vruchten was dom schonk, waardoor zijn arbeid beloond werd en zijn gebed tot God, ons aller Vader, die in den Hemel is: geef ons heden ons dagelijksch broodniet onverhoord bleef. De landman gelooft nog aan de gulden spreuk onzer Vaderen: Aan Godes zegen is alles gelegen. Niet aldus de moderne wijsheidZij zegt de Natuur heeft dat alles voortgebracht. Daarom blijft God buiten spel. God uit de school, uit de maatschappij, uit het huis gezin. Slechts ééne zaak wordt daarbij vergeten, de hoofdzaak, namelijk: dat de natuur het werktuig is, waarvan God zich bedient om grootsche dingen te scheppen. Een voorbeeld onder velen om het dol- zinnio-e der moderne redeneering te doen O uitkomen. hunne voetstappen in (1e sneeuw, zij zijn in dit hol gevlucht, zeide het hoofd. Hoera! Hoera! riepen (1e soldaten, en snel den naar de spelonk. Achteruit! riep (le bevelhebber, een jong mensch van een fier en krijgshaftig voorkomen, die de epauletten van tweeden luitenant droeg laat mij dc plaats erkennen. Hij drong alleen in de spelonk. De vluchteling had zijne pistolen gespannen, maar daar hij slechts een man zag binnentreden, zoo liet hij ze aan zijne voeten vallen. Geeft u over, opstandelingen tegen de wet, zeide de officier, zich naar den ingang der spelonk wendendealle wederstand is nutteloos en zal slechts uw ondergang verergeren. Vervolgens den banneling naderende, zeide li ij hem Markies d' Amorcytoen voegde hij er deze woorden fluisterend bij: bied geen tegenstand, noch beproef iets ter ontvluchting; volg nauwkeurig mijne bevelen, en wees op elke gebeurtenis voorbereid. Een stuk bout of marmer wordt bewerkt, gekneed onder een geslepen beitel van den beeldhouwer en na een arbeid van een tien tal of meer jaren is daaruit een kunstge wrocht ontstaan. Het gezonde menschenverstand zou nu dien beeldhouwer, dien leeuw der kunst, als de auteur, als de maker, als de schepper van dat kunstwerk huldigen. Miszegt de moderne wijsheid den bei tel eu niet hemdie denzelven gehanteerd heeftkome in deze de eer toe. De schilder, die door zijn kunst het doek te bezielen en daarop tafereelen weet te tooveren, zoo grootsch van opvatting, als schoon van uitvoering, zoo verheven van voorstelling als keurig van afwerking, dat de verbaasde wereld daarvoor eerbiedig het hoofd buigt, heeft volgens de moderne ge leerdheid geen deel aan den roem, aan den lof, die over zijn paneel wordt uitgesproken zijn penseel alleen komt alle eer toe! Zoover gaat de verblinding! Ziet om u, jabetracht, aanschouwt, bewondert het grootsche der natuur, maar ziet dau ook in u, of daar niets is, geen sprankel van geloof, dat u ook door de natuur tot God voert, den oneindigen Maker, tot God den Schepper, den Oorsprong van al het gescha pene, tot God, die eens aller daden zal oor deelen, tot God, die eens rekenschap zal vragen van de schatten, ons zoo rijkelijk, zoo mild, zoo overvloedig, ook in de natuur toevertrouwd. Maar neen hoe duidelijk ook de taal der natuur is, de moderne wereld wijzen ontkennen haar. Daar is geen God, daar is geen eeuwigheid! Zoo schrijven, zoo spreken, zoo leeren zij. omdat zjj dat aldus graag zouden willen. O O De opstanding, de verrijzenis, volgens hen zou enkel zijn: voortleven in de gedachten van anderen.» De mensch zou overgaan tot een atoom, tot gas, tot niets! Daarom moet de Maatschappij het onderst boven. Het goede moet van de wereld weg. Het kwaad moet den schepter voeren, moet zijn driften kunnen botvieren. En met het goede moeten ook alle herinneringen aan o o de deugd van het tooneel des levens ver- dwijnen. Daarom moet te Marseille Bel- suuce's standbeeld, de herinnering weg van dien held der naastenliefdeMen schaamt Torn de twee vrouwen de spelonk (loor de soldaten bemachtigd waanden, waren zij op (le knieën gezonken, terwijl zij kaar hoofd in de handen verborgen; (leze laatste woorden hooren- de, waren zij snel opgestaan, en naderden den officier; maar hij wees ze ruw terug, en haar buiten de spelonk jagende, riep Hij ze toe komaanvoorwaarts, aristokraten uwe rekening zal weldra in orde zijn. Het jonge meisje sloeg de breede randen van haren hoed neder, en wikkelde zich in haren mantel, om niet herkend te worden. Soldatenuwe wapenenriep de officier buiten de spelonkvormt e.enen kring, laat de gevangenen in het midden loopen, geeft acht op hunne bewegingen. Voorwaarts marschvoegde hij er bij, toen zijne bevelen waren uitgevoerd. Weldra naderde men eene houthakkershut, een onontbeerlijk toevluchtsoord, aangezien het gevaar van op de wegen te verdwalen of in de sneeuw om te komen zeer groot was. Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1878 | | pagina 1