NIEUWE No. 209. Zondag 29 September 1878. 3e Jaargang. 's Rollings Macht. ABONNEMENTSPRIJS Per 8 maanden voor Haarlemf 0,8» Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0.06 Dit blad rerschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. JBp>* AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÈN Van 16 regels80 Conts. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant Advertentiën worden uiterlijk Dingsdag- en Vrijdag- avond ingewacht- Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Wjj beleven ('t kan niet dikwerf genoeg wor den duidelyk gemaakt) een merkwaardigen tijd helaas! niet in den zin, dat men het als een voorrecht moet beschouwen in hem te zyn geboren. Er woelen en gisten toch de gevaar lijkste elementen in den boezem der maat schappij er woeden stormen, die alles wat eeuwen bestond en onwrikbaar scheen, met verwoesting en vernietiging bedreigen, 't geloof wordt bespot, de Kerk vervolgd en verguisd er haar dienaren en volgelingen zelfs als gevaarlijk voor den Staat voorgesteld. De nood klimt immer liooger en de noodkreet wordt van veler lippen ontlokt, zal er nog redding dagen? Voor den geloovige kan die kreet eigen lijk nimmer een vraag wezen, want hij weet, dat ook de fel bewogen golven des tjjds worden beheerscht door Hem, Die machtiger is dan alle machten te samen en Wiens raad zal bestaan, hoe ook een booze wereld en de geest van de leugen tegen de waarheid sameuspauuen. Toeh behoort ook de Christen, naar den eisch van den Goddeljjken Verlosser, te letten op de teekenen des tjjds, ten einde met de stemmen, die zjj doen hooren, winst te doen voor gemoed, hart en geweten. En dan zal niemand kunnen ontkennen, dat er ook in ons vaderland veel bedroe vends valt op te merken, te betreuren en te bestrjjden, waarbjj de aandacht van alle vrienden der vrjjheid en van het gezag tel kens moet worden bepaald. Reeds meermalen stelden wij, tot dat doel, enkele van de sociale en politieke ziekte verschijnselen in het licht die wij op onzen bodem waarnamen. Ook nu hebben wij weder op zulk een Vrucht van den heilloozen tjjdgeest te wijzen Welke zich bij de jongste parlementaire de batten openbaarde. Wjj bedoelen de ergerljjke miskenning van het Koningschap, als een ook de uitspat tingen eener schjjn-vertegenwoordiging des volks breidelende kracht, die onomwonden in het advies van een zeer geavanceerd en de mocratisch gezind lid der Tweede Kamer Werd gepleegd. FEUILLETON. GEORGE MORRISS, of DF. WAAEHEID GKDUIISNDE EEN ENKELEN DAG. Vervolg. Louise lachte schaterend hij de gedachte aan de verbeten woede van de kamenier bij het ver nemen van die onaangename waarheden. Toen 'l!1 re vrolijkheid een weinig bedaard was,wischte *'J de tranen af, welke haar door het lachen '!l>tgs de wangen liepen en keek haren verloofde aan. Maar wat heeft u aangespoord, George, om ''aar zulke dingen te zeggen? vroeg zij. Zij heeft mij ondervraagd, en ik heb haar °precht geantwoord. Ongelukkige! De waarheid kan niet altijd kezegd wordendat is niet altoos geraden. hebt gij u ecne doodvijandin gemaakt van de VeHrouwde van mejuffrouw Lyslc en zij zal hare De aanleiding tot de gewraakte uitlating van den heer van Houten op dien afgevaar digde hadden wjj het oog was het ern stig en waardig protest, dat de heer van Nispen, een der illustratien onzer waarlijk niet door degelijkheid uitblinkende Tweede Ka mer, deed hooren tegen de rapporten van 13 Augustus jl. door den Minister Kap- peyne aan den Koning uitgebracht over de adressen tegen de onderwijswet. De heer van Nispen meende terecht, dat toon noch in houd dier staatsstukken overeenkwamen met de waarheid, tegenover de voorstellin gen en de eischen van de petitionarissen en met de waardigheid tegenover de Kroon. Over het debat dat de krachtige taal van den heer van Nispen, ook van de zjjde van den Minister van Binnenlandsche Zaken uitlokte, tegens wiens antwoord straks de heer Heydenrijck mede opkwam, zullen wjj niet uitweiden. Thans zullen wij ons bepa len tot de grondwettige dwalingen, door den heer van Houten verkondigd. De afgevaardigde sprak a.o. deze woorden „Het petitionnement is voor mij een belangrijk en zorgwekkend verschijnsel geweest, maar ik juich ten zeerste het advies, toe, door de Regeering aan den Koning gegeven op de vraag, zoo als zij in het petitionnement aan de Kroon gedaan werd. Daarin toch werd gevraagd, dat de Kroon hare sanc tie zou onthouden aan een wetsontwerp dat niet alleen door de Kroon zelve was aangeboden, maar door de beide Kamers met groote meerderheid was goed gekeurd. Art. 74 nu der grondwet zegt: De Sta- ten-Generaal vertegenwoordigen het geheele Ne- derlandsclie volk." Hoe konden de petitionarissen dat beginsel onaangetast latendeden Koning vra gen, zich tegen den uitdrukkelijken wensch dei' Vergadering, die het geheele Nederlandscke volk vertegenwoordigd, te verzetten? Door art. 74 ter zijde te laten, was het petitionnement mijns in ziens a priori tot onvruchtbaarheid veroordeeld. Niettemin is liet een belangrijk feit, dat een zoo groot aantal handteekeningen bij den Koning heeft aangedrongen, om tegen de meerderheid van bei de Kamers der Staten-Generaal in, zoodanige wet niet te sanctioneeren. „Van het standpunt, waaruit ik onze constitu- tioneele ontwikkeling bezie, begrijp ik niet, dat uit die handeling niet logisch moet volgen een aandringen van de zijde der partijfen die gepeti tioneerd hebben, dat het veronderstelde gemis van overeenstemming tusscheu volk en volksvertegen woordiging, welke alleen dit petitionnement kon rechtvaardigen, worde opgeheven." meesteres gemakkelijk overreden niets meer in uw magazijn te koopen en misschien zelfs ook niets meer bij mijne moeder. Dat is zeer waarschijnlijk, en het is niet de eenige dwaasheid, welke ik sedert heden och tend begaan heb! mompelde de jongman. Het gaat toch nog al, dunkt mij. Wat is er dan nog meer? Morriss verhaalde zijn wedervaren bij zijn oom tosn hij beneden gekomen was om te ontbijten, en hoe hij door hem buiten de deur was gezet. En dat alles, zeide hij eindigende, omdat ik, antwoordende op de aanmerkingen, welke men mij maakte, bekend heb, dat, zoo mijn oom en mijne tante kwamen te sterven, ik niet ontroost baar zou blijven en ik blijde zou zijn met de erfenis, welke zij mij zouden nalaten! Louise Brown lachte niet meer: zij was zeer gevoelig voor het verlies van een vermogen, op hetwelk zij gerekend had, toen zij er in bewillig de Morriss te huwen. Zij kon haren wrevel niet verbergen en antwoordde met eene spijtige stem: Daarmede hebt gij wat fraais uitgehaald Door den heer van Nispen werd den heer van Houten het volgende geantwoord In de eerste plaats een enkel woord tot den heer van Houten. Die geachte spreker begrijpt niet hoe men er aan heeft kunnen denken aan den Koning te verzoeken, Zijne hooge goedkeu ring te onthouden aan hetgeen de groote meer derheid van de Volksvertegenwoordiging nu een maal als haren wensch en wil had uitgedrukt. Dit meent de lieer van Houten stellig te zijn on grondwettig. Het verschil tusschen dat geachte lid en mij ligt kennelijk in onze afwijkende op vatting van de Grondwet. Door den heer van Houten wordt het Koningschap hij moge het al of niet erkennen daadwerkelijk weggecijferd. Er zijn volgens onze Grondwet, voor het tot stand komen van een wet, drie machten noodig, en zoolang een van deze drie machten haar goed keuring niet heeft verleend, kan de goedkeuring der beide andere niets baten. Bovendien is elk van deze drie machten gelijkelijk vrij en van de beide andere onafhankelijk, in het geven of wei geren van die goedkeuring. Wanneer nu de heer van Houten het constitutioneel noemt, dat de Ko ning een voordracht die door beide Kamers is aangenomen, verwerpt, dan cijfert hij de macht, de vrije handeling van het Koningschap, eenvou dig geheel weg. Ik voor mij heb meerderen eer bied voor het Koningschap. Ik neem van de mach ten, (lie over een wet moeten beslissen, niet slechts twee derden aan, maar de volle drie derden,, Op deze opmerking van den heer van Nispen refuteerde later de heer van Houten nog dit: „Ik zal nu niet in een constitutioneel debat tieden met den geackten afgevaardigde uit Nijme gen, maar ik vraag hem waar heb ik de bevoegd heid des Konings ontkend om zijn sanctie aan het door de Staten-Generaal aangenomen ontwerp te weigeren? die bevoegdheid heb ik niet in twijfel getrokken. Ik heb mij ook niet begeven in een beoordeeling van de handelingen des Konings, want wij hebben slechts te oordeelen over den raad het Kabinet gegeven; en wij kunnen ook ons oordeel uitstrekken tot de vraag, die de petitionnarissen aan den Koning deden. „Den raad van het Kabinet volkomen constituti oneel en voorzichtig oordeelende, hel) ik geenszins een Staatsmacht weggecijferd. „Heb ik mij overigens niet duidelijk genoeg uit gedrukt, dan zal ik trachten het nu nog eenmaal te herhalen De raad aan den Koning om niet te sanc tioneeren wat door de Staten-Generaal met groote meerderheid is goedgekeurd, kon alleen steunen op het denkbeeld, dat de meerderheid der Volks vertegenwoordiging niet uitdrukt den geest van het Nederlandsche volk. Hoe hebt gij ook zoo dwaas kunnen wezen zulke dingen te zeggen tot zulk een rijken oom! Zonder te rekenen, dat het wreed was en van een slecht hart getuigdeHadt gij dan uwe be zinning verloren? Ik heb het u reeds gezegd: men heeft mij vragen gedaan en ik heb met oprechtheid moeten antwoorden. Gelijk ik u reeds gezegd heb: is het niet altijd goed om (1e waarheid te zeggen en in dit geval minder dan ooit. Als mijne tante mij vraagt: „Louise, wat zoudt gij doen, als ik stierf?" Meent gij dan, dat ik haar antwoord: tante, ik zou al les erven, wat gij bezit! Integendeel, ik werp mij in hare armen: Spreek niet zoo tot mij, tan te, zeg ik tot haar, gij breekt mij het hart. Als ik u verloor, zou ik mijne oogeti uitweenen en het verdriet zou mij binnen eene maand ten grave gesleept hebben. En gelooft uwe tante u? Zij gelooft mij, heeft mij er des te meer lief om, en spaart met des te meer ijver, om mij meer te kunnen nalaten. „Ik meen dat dit de eenige gezonde basis voor den Koning kon zijn om zijn sanctie te weigeren. En wanneer men dat aanneemt, dan is mijn vraag aan degenen, die in den gedachtengang van de petitionnarissen zijn: kunt gij u nederleggen bij het antwoord, dat de Minister van Binnanland- sche Zaken gisteren ten aanzien van mijne vraag omtrent het kiesrecht gaf?" Tot dusver de processtukken, welke wij ter wille der onpartijdigheid en der volle digheden, aan onze lezers deden kennen in hun geheel. Na de lezing der gedachtewisseling over het hoogst belangrijk beginsel van ons Ne- derlaudsch staatsrecht, 't welk het hierbjj gold, zal niemand die aan de historische opvatting van onze Grondwet hecht, kun nen ontkennen, dat de heer van Houten letter en geest onzer constitutie geweld aandeed en dat de heer van Nispen de al leen gezonde en juiste opvatting van de grondwettige leer, omtrent het aandeel des Konings in de Wetgevende Macht, huldigde en bepleitte. Met kernachtige kortheid doodde de heer van Nispen het geheele betoog van den heer van Houten door deze stelling: »Ik neem van de machten, die over een wet moeten beslissen, niet slechts twee derden aan, maar de volle drie derden.* Zoo is het. Als de Grondwet, nadat een wet door de beide Kamers werd goedgekeurd, den Koning nog het recht toekent om haar al dan niet goed te keuren, dan mag dat niet zoo worden uitgelegd, dat feitelijk de Kroon toch zou gebonden zijn, altijd alleen van haar recht tot goedkeuren ge bruik te maken en dus haar recht tot af keuren als niet geschreven te beschouwen. Ondanks de pertinente ontkenning van den heer van Houten achten wij ons ge rechtigd tot de verklaring, dat hij wel de gelijk den Koning de bevoegdheid ontneemt, om zijn goedkeuring te weigeren aan een door de Staten-Generaal aangenomen wets voorstel. Het feit, dat de wetsontwerpen bij Koninklijke boodschap worden inge zonden, bewijst natuurlijk niets tegen 's Ko nings volle vrijheid, om later datzelfde ontwerp toch niet goed te keuren; want, juist wijl de Grondwet der Kroon het recht van veto verleend, heeft zij-zelve die indie ning der wetten bjj koninklijke boodschap Hetgeen gij daar zegt, Louise, is stuidend, zeide de jongman op treurigen toon. Ik zou nooit gedacht hebben, dat er zoo veel ongevoeligheid #n kwade trouw in u huisvestten. Het is geen kwade trouwhet is voor zichtigheid en eerbied voor zijne bloedverwan ten ik wil zeggen voor zijn oom of zijne tante. En hoe slecht ik ook zijn moge, deugdza me mijnheer, ben ik het nog niet genoeg om de gevoelens te kwetsen van degenen, (lie mij opge voed hebbendie mij liefhebbenof van wie het ook zij, morde Louise Brown. Ik zou beter gedaan hebben u terstond de geheele uitgestrektheid van mijne verdrietelijkhe den te doen kennen, hernam George; want mijn twist met mijn oom is niet het eenige onheil, dat mij van daag overkomen is. Is het nog niet alles! riep Louise, groote oogen opzettende, uit. Komaanspreek op. van u zal mij niets meer verwonderen. Morriss verhaalde nu, hoe hij door zijne pa troons was weggezonden. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1878 | | pagina 1