NIEUWE No. 215, Zondag 20 October 1878. 3e Jaargang. BUITENLAND. A Governo eener redactie. Taaibederving. Kappeyne en zijne vrienden. Geknoei in Belastingen. Moderne naastenliefde. Vooruitgang. Duitschland. HMRU ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden yoor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0.06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem, AGITE MA NON AGITATE. Illl RUT. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk D i n g s d a g- en V r ij d a g- avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Eenige dagbladen, waaronder ook de Op- regte IJaarlemsehe Courantbevatten dezer dagen het volgende bericht: Drie-en-twintig ingezetenen van een niet nader aangeduid roomsch dorp in het fran- sche departement der Yonue hebben vol gens de Christianisme au V/Xe Siècle open lijk de Roomsche Kerk verlaten om over te gaan tot het protestantisme. Dit heet alzoo eene gebeurtenis die moet hebben plaats gehad in een onbekende ge meente van een Fransch departement. Op dergelijke wijze valt het gemakkelijk sensatie-berichten de wereld in te zenden. Wjj voor ons zouden daarvan ook eene proef kunnen geven op dezelfde manier als het bericht in de Opregte doch in een an deren geest, b. v. Drie redacteurs van een dagblad in eene niet nader aangeduide stad in de Provincie Noord-Holland hebben altijd schaar en pen gereed om eene hatelijkheid te debiteeren ten koste van hunne katholieke stad- en landgenooten. In een ingezonden stuk in de Arnhemsche Courant wordt terecht de taaibederving ge wraakt, welke zich ondanks al het ge schreeuw en lawaai over opvoeding en ou derwijs eiken dag ruimer baan maakt. Niet onaardig en niet onrechtvaardig is ook de gissing van Potgieter, die bij de afstraffing van een paar prul vertalers van oordeel was dat beide vertalers onze fraaie dagbladen welker berichten uit den vreemden beurte lings Engelsch, Duitsch en Fransch rieken, o 7 welker redeneerende artikelen meestal ger- maansch eilieve vul het woord zelf in dat zij deze zoo opvallend leeren benutten dat het grofst Germanisme hun ooren niet meer zeer doet. Maar het komt van erg tot erger. Ne derlanders beginnen zich toe te leggen op het schrijven van HollandschDuitsch. In den laatsten tijd schreef de heer ten Cate Hoedemaker bij zijne bevordering tot doctor in de geneeskunde een Duitsche dissertatie de Leidsche professor Heiusius schreef Veber die Ursachen der Tone und Gerdüsche im Gefasssystem en dr. Isebree Moens over die FE U1LLETON. GEORGE MORRISS, of nu waarheid gedurende een enkelen dag. Vervolg. Neen, ga nog niet heen, fluisterde Helena hem in der haast toe, het is de eerste maal, dat ik u hier zie en ik heb u zoo veel te zeggenIk bid u, blijf tot zij vertrokken zijn! George boog en zette zieh aan een afzonderlijk tafeltje in de salon, waar hij eene stereoscoop op- Dam, om zich eene houding te geven. De markiezin Bredalbane trad met veel drift op Helena Lysle toe, drukte haat de beide handen en kuste baar met al den schijn van eene onge veinsde hartelijkheid. Tot groote verbazing vvan Morriss, die geen Woord en geen teeken van dat onderhoud verloor, scheen mejufl'rou v Lysle zeer vereerd en gevleid door de minzaamheid van de markiezin. Puiscurie. 't Kan ook wel niet anders hij onzen overvloed van hoogescholeu wier leer stoelen door buitenlanders moeten worden bezet; terwijl diezelfde buitenlanders zulk eene voor hen geknipte plaats vinden aan onze hoogere burgerscholen. Arme Nederlandsche nationaliteit, waarop zoo vaak gesnoefd wordt, boe baalt ge het Trojaansche paard zelve binnen uwe muren De geestighedenvan den heer Kap peyne beginnen nu toch zelfs de liberale vrienden en vergoders te vervelen. Naar aanleiding van de wijze, waarop de Minister, bij de behandeling van het wetsontwerp betrekkelijk de geneeskundige examens, over de hoogleeraren heeft ge sproken, schrijft de Nieuwe Rotterdamsche Courant „Onze hoogleeraren verdienen niet door den Minister bespot en met laatdunkendheid behandeld te worden. Verhalen omtrent de vasthoudendheid van sommige lioog- leernren aan hun dictata of schemata, of omtrent een hoogleeraar in de natuurkunde, die hij het gebruiken van wiskundige formules de hulp van een der studen ten noodig had, en dergelijke meer, zijn zooals de heeren Mees en Godefroi deden opmerken wel onder houdend maar passen niet in een ernstige gedachten- ivisseling over gewichtige volksbelangen. „De tijd, aan die bespotting gegeven, ware beter be steed geworden aan een terechtwijzing van den heer Tdzerda, die in onze taal geen recept kun schrijven, waarin zeer samengestelde scheikundige verbindingen voorkomen, en die niet schijnt te weten, dat men in Frankrijk de recepten niet in liet Latijn maar in de moedertaal schrijft, of wel aan een overweging dei- zeer gegronde bedenkingen van prof. Donders tegen het vaststellen van examen-programmen bij de wet en tegen het afnemen van Staats-examens, die de studie bemoeie- lijken, de hoogleeraren uit hun werkkring roepen en het land tot groote uitgaven dwingen. Jammer alleen is 't, dat men niet ge durfd heeft zoo te oordeelen over soortge lijke en nog ergere hansworsterijen van den beer Kappeyne bij de ernstige gedachten- wisseling over het gewichtige volksbelang van de Kiestabelen opmerkelijk vooral dat toen de Minister, bij de behandeling van de Schoolwet, óók »een gewichtig volksbelangmet «spot» en laatdunkend heidbejegende, dat in duizender oog nog heiliger dan professorenis, nl. de gods dienst, dat bij toen in de Kamer een gedwee stilzwijgen en in de pers zelfs toe juiching vond. Lord Vilbraham betoonde zich insgelijks vol oplettendheid voor de jeugdige meesteres des Hui zes. Zij spraken over de bals van het saisoen, dat zeer schitterend was, van het huwelijk van den graaf X- en de nieuwe opera's, welke men bin nen kort zou opvoeren. De markiezin vroeg aan mejuffrouw Lysle waarom zij riiet met mevrouw Cassock in de stad kwam en eindigde met haar eene invitatie-kaart te laten voor het concert, dat de heer M' zou geven. Eindelijk namen zij af scheid van Helena onder hernieuwing van hunne betuigingen van belangstelling en toegenegenheid. Wel! vroeg Helena Lysle, toen zij zich met Morriss alleen bevond, wat dunkt u van dat al les? Mij dunkt, antwoordde George, dat de mar kiezin Bredalbane een zeer gewichtig oogmerk moet hebben, om er toe te kunnen besluiten hier te komen en zich zoo jegens u te betoenen. De meening, welke gij daar oppert, is niet zeer vleiend voor mij, merkte Helena aan. Maar wie zegt u, dat mijne persoonlijke verdiensten niet in staat zijn mij hare welwillendheid te verwerven. Het radicalisme verzet de bakens naar zijn tij. Uit een artikel van professor Buijs in de Gids kunnen zij, die zooveel van den lioof- delijken omslag honden, vernemen, dat er zoo wat in alle gemeeuten mede gemorst O c5 wordtmen stelt vrij of men stelt niet vrij al naar het valtgelijkheid is er nergens iedere gemeente doet met haren hoofdelij- ken omslag gelijk vroeger met hare munt. Te Arnhem heeft het gemeentebestuur alles beproefd om het geknoei in de opgaven te beletten; 't wilde niet. Nu maakt het ge meentebestuur zelf de opgaven d. w. z. liet raadt er naar. De belasting-kohieren be staan daar dus in opgegeven raadseltjes. Prof. Buys wil de willekeur en onrecht vaardigheid, weer even erg als voor 48, afgeschaft hebbenwij hadden ze in 't ge heel niet afgeschaft willen hebben. 't Geknoei is genoeg voorspeld Een magistraat van Lancashirede heer Rainer Wood, heeft fraaie begrippen van naastenliefde. Niet ver van zijne woning staan twee gestichten voor grijsaards en ongelukkigen welke bestuurd worden door Zusters van liefde. Onlangs kwamen twee dier religieu zen bij den heer Rainer Wood een aalmoes verzoeken en de man haastte zich, haar in naam der koningin aan te houden en ge vangen te laten zetten. Den volgenden dag verschenen de twee Zusters voor de rechtbank, maar de president liet haar ter stond in vrijheid stellen en gaf den al te ijverigen magistraat een flinke berisping. De Daily Telegraph, een protestantsch dag blad juichte deze uitspraak levendig toe en merkte op, dat bedelarij bestaat in voor zich zeiven te vragen of voor personen waarvoor men wettelijk moet zorgen. Als het aalmoezen vragen voor liefdadige doel einden verboden was, zou geen enkele in- richting vau liefdadigheid kunnen bestaan. o o Wat de zusters van liefde betreft,.- zegt liet blad, vele van haar zijn deftige dames die de wereld hebben vaarwel gezegd om zich aan de zorg van armen en rijken te wijden Omdat, Helena, als gij nog' eene arme on derwijzeres waart en uwe verdiensten nog tienmaal zoo groot waren als nu, zij u hare aandacht niet. waardig zou keuren. Maar dewijl uw vermogen zoo aanzienlijk is, herhaal ik, dat die dame eene machtige reden moet hebben om hier te komen; de markiezin Bredalbane is er de vrouw niet naar, om bezoeken af te leggen bij menschen, die niet gelijk met haar in stand zijn. Uwe oprechtheid is niet zeer vereerend voor mij, George. Maar wat vooronderstelt gij dan, dat zij op het oog kan hebben? Uw geld, dat haar uitmuntend van pas zou komen om de schulden en de verkwistingen van haren tweeden zoon, lord Vilbraham, te betalen, van wien zij te vergeefs getracht heeft zich te ont doen, door hem in het leger of in de marine te stoppen. Zij verbeeldt zich, dat een burgermeisje zonder geboorte en zonder familie zich gelukkig zal moeten achten haar vermogen te verruilen tegen de eer om hare schoondochter te worden en zich lady Edward Vilbraham te hooren noemen, het geen, om de waarheid te zeggen, slechts een een en bet is onbegrijpelijk dat een magistraat of iemand, die eenige opvoeding genoten beeft, haar beleedigt of in baar heldhaftig pogen weerstreeft. De Globebericht, dat de zusters den heer Wood een proces hebben aangedaan om schadevergoeding. Zij eischeu eene som van 25000 franks. Het eerlijke deel der pro- testantsche pers juicht dit toe. Het is te hopen dat de Rechtbank aan dezen al te ijverigen overheidspersoon eene gevoelige les niet zal onthouden. De liberale pers is eene wonderlijke zaak. Er zou en er moest bezuinigd worden. Nu de Kamer eens 'n keer begint, door de benoeming van een overtollig raadsheer van den Hoogen raad uit en dus af te stel len, nu deugt bet niet. Er dient toch een begiu gemaakt. Waar wil de liberale pers dan wel beginnen? Bij het onderwijs? Poeh! Die pers, welke niet weten wil dat er geen geld is, herinnert ons aan een ver kwister, die, falliet geraakt, toch wilde blijven rijden met de vier. Hij werd koet sier hij een baron. »Wel, gij zijt geavan ceerdriep hem een oud bekende toe, die hem op den bok ontmoette. Vindt u niet, was het antwoord, vroeger zat ik heel ach ter in de koets; nu zit ik voorop. Doch er is wellicht redding nabij, al thans hij het departement van Koloniën is een wetsontwerp, in bewerking tot regeling van de fiuautiëele betrekkingen tusschen Nederland en Ned.-Indie. Misschien bevat dit wetsontwerp de noo- dige artikelen die ons de Indische baten zullen terug geven die wij reeds zoo lang, maar ook zoo noode, hebben gemist. Het zou er dan op een raadsheer meer of min der niet op aan komen. Men verzekert dat enkele leden der Fortscliritts- partij, die bij de socialisten-wet met de meerder heid stemden, eerlang uit de Fortschritts-purtij zullen treden, om zich bij de grcep-Löwe aan te sluiten. Die omstandigheid zal prikkelend werken op de trouwblijvende Fortschritts-mannen, wier adviesen in den Rijksdag dan ook steeds heviger worden van toon. voudige onderscheidingstitel is. Evenwel zou ik slechts eene trede verwij derd zijn van de gravinnekroon en zoo de oudste broeder van Edward Vilbraham kwam te sterven zou die kroon mij toebehooren. Dunkt u niet, dat zij mij goed zou staan? In het geheel niet, Helena. Waarom? Omdat gij niet bezit hetgeen zij voorname manieren noemen en er zich altijd iets van de on derwijzeres bij u vertoont. Inderdaad, mijnheer Morriss, Ik weet niet wat ik het meeste moet bewonderen: óf uwe be leefdheid, óf uwe scherpzinnigheid! zeide mejuf frouw Lysle geraakt. Mijne woorden zijn niet beleefd, ik weet het, hernam Morriss, maar zij zijn de uitdrukking- der waarheidIk zou wenschen mij duide lijker te kunnen uitdrukken; maar ik hoop, dat gij toch zult beprijpen, wat ik wil zeggen. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1878 | | pagina 1