N I E W E
No. 233,
Zondag 22 December 1878.
3e Jaargang,
Een wieg en ecu graf,
Het antwoord eener heldin.
Vreemde namen.
Een excentriek voddenraper.
Het Spook.
Per 3 maanden voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
Afzonderlijke Nummers
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG «n ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Tan 16 regels30 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 35 cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en V r ij d a g-
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPEES LAUEEY.
ipt Nieuwe aboimé's op dit blad ontvan
gen de tot 1 Januari verschijnende nommers
gratis.
Nog luttel dagen slechts en wederom
zullen wij staan aan den eindpaal van een
jaarkring.
Het zullen, uit den aard der zaak, gemengde
gewaarwordingen zijndie dan het gemoed
van alle nadenkenden zullen vervullen.
Zeldzaam toch gewichtig mag het jaar
1878 worden genoemd, daar het door de
allerbelangrijkste gebeurtenissen gekenmerkt
werd.
Een tijdvak van bloed en tranenvan
ontzettende schokken op elk gebied, zoo
moet het straks voltooid twaalftal maan
den wel geheeten worden.
Of zeggen wij te veelkleuren wij te
donker?
Maar hoe somber wij het geschetste tafe
reel van '78 ook zouden afmalenaltijd
zouden wij nog blijven beneden de werke
lijkheid.
Overal immers vertoonden zich spanning
en strijd. Nauwelijks was de eene oorlog
tijdelijk geëindigd, of een auder werd ver
klaard.
Het leven van een drietal vorsten werd
door sluipmoordenaars bedreigdja een van
de monarchen zag zelfs tot tweemaal toe
het moordwapen op zich gericht.
En dat aanhoudend en gemeenschappelijk
gevaarwaaraan de gekroonde hoofden
waren blootgesteld, vond zijn oorsprong in
één bron, in het socialisme, 't welk een
nieuwe vorm iswaaronder de ontevreden
heid der mindere volksklassen zich open
baart. De werkmanvervreemd van het
eerbiedig geloof in een allesbesturenden God
Die aller lot en leven regelt naar het plan
Zijner allesomvattende en allesvoorzienende
wijsheiden daarbij uoor allerlei wereldsche
vermaken verwilderd en aan de zinnendienst
verslaafd, komt in opstand tegen alles en
allen wat en wie boven hem staantorwijl
hij in die stemming, tot 't gewillig werk-
FEUILLETON.
,,'t Was bij het beleg van Straatsburg zoo
vertelt een Pransck kolonel de wal was on
houdbaar; de bommen en kogels van den vijand
vlogen om ons heen. Vlak naast mij stelde een
scherf van een bom een mijner officieren buiten
gerecht. Terstond kwam een zuster van liefda
digheid aankopen, maar op het oogenblik dat zij
zich bukte om den gewonden te verplegen, werd
de arme vrouw zelve door een bom letterlijk in
tweeën geschoten.
Een andere zuster kwam nu toeschieten,
tot wie ik met voorgewende lompheid zeide:
Ga toch heen, gij weet wel, dat uw plaats
hier niet is; gij zult nog allen worden vermoord.
'k Vraag u wel om verschooning mijnheer,
hernam de zuster met een glimlach, dien ik nooit
zal vergeten. Gij kent het spreekwoord: „Als
een ruit gebroken is, stelt men er een andere
voor in de plaats."
tuig zich verlaagt in de hand van ellen
dige volksleiders.
Waar dus ons oog zich henenricht op't
groote wereldtooneelallerwege ontwaart
het gisting, verwarring, ontbinding.
Hoe gelukkig daaromdat aan de gren
zen van twee tijdkringenwaarvan de een
zooveel ontrustends te aanschouwen gaf en
de ander niet minder, ja nèg erger doet
vreezen de Christen wordt gevoerd naar de
kribbe van Bethlehem waarin Hij eenmaal
ter neder lag, die machtiger is dan alle
machten dezer wereld en door 't geloof in
Wiens verlossende en vernieuwende kracht
de zwakke mensck wordt gesterkt en ge
staald, tegen al de smarten van 't maat
schappelijk 't huisselijk eu 't persoonlijk
leven.
Weldadige en gezegende beschikking der
Goddelijke wijsheid dat zoo 't graf 7au
den tijd wordt gedolven in de schaduw van
Bethlehem's staldie eens de wieg mocht
dragen van den Godmensch, die de Heer
is ook der tijden.
Oudejaars-avond en Kerstmis
Gaat het u als onswaarde lezersdan
voelt gij uvooral in de dagenwelke wij
belevenmachtig aangegrepen door de
denkbeeldendie zich in die beide tijdstip
pen als 't ware belichamen.
Wanneer het toch in zoo menig opzicht
een treurige oudejaars-avond voor de wereld
zal wezendan moet dit vooral worden
toegeschreven aan de mindere waarde,
welke de wereld in 't algemeen aan de
in
Kerstmis-gedachte hecht.
In het laatst der 18e eeuw verhief zich
de storm der Revolutie en hij wierp niet
alleen troonen omver, maar trachtte ook
het Altaar te doen vallen.
Die laatste toeleg gelukte niet, en kon
ook niet slagenomdat de Kerk des Hee-
ren de belofte bezit van Hemdie haai
grond vestte, dat de poorten der hel haar
niet zullen overweldigen.
Maar al werd het jammerlijk streven
der revolutie niet met den door haar ge-
wenschten uitslag bekroondtoch bracht
zij tijdelijk groot nadeel aan de zielsrust
Ieder zal een menigte namen van personen kun
nen opnoemen, die vreemd luiden en dagelijks
zien we er in de couranten die ons een lach ont
lokken. Zij klinken ons zoo plat in de ooren, dat
we ons niet kunnen voorstellen hoe iemand er
toe kan komen zoo'n naam aan te nemen of dat
hij dien althans niet zoo spoedig mogelijk tracht
te veranderen. Hoe schoon klinken de namen in
andere talen! 't Is echter wel de moeite waard
eens te onderzoeken naar de beteekenis van som
mige dier namen. Daar hebt ge b. v. Calderon
de la Bara, luidt woordelijk vertaald „ketel dei-
boot"; Torquato Tasso beteekent een „vastge
bonden das"; Dante beteekend „liertenvel" en
Aligheri „gevleugeld"; Giovanni Boccacci is niet
anders dan „Hans grootmond"; Bramante, de
beroemde bouwmeester moet, volgens zijn naam
een „huiler" zijn geweest, en Jacopo Peri „een
ellendig omgekomene"; Gliezzi was een „mooren
chef" en Strozzi, de Genueesche schilder, was
woordelijk een „geworgde"; Silvio Pellieo betee
kent een „leelijks, ruigharige patroon"; Alfieri
de dichter, beteekent „vaandrig" of „looper".
Het lieflijk klinkende Alice beteekend „sprot";
van duizenden teweeg.
Zij ondermijnde immers bij opvolgende
geslachten den eerbied voor alle gezag, ook
en allermeest voor dat van Gods wet en
Gemeente.
Gelooven op een ander gezag, dan op dat
eener wetenschap, wier priesters elkander
geregeld tegenspreken, waar de een een
stelsel opbouwt, dat straks door een ander,
alles in naam derzelfde onfeilbare» weten
schap, wordt afgebroken, is op poeue van
voor een duisterling en achterblijver ge
scholden te worden, ten strengste verboden.
Te knielen voor den Levenden, Persoon
lijken God, die alles uit 't niet geschapen
heeft, worden door de helden van het
weten» onzinnige dweepers genoemd; doch als
men knielt voor de afgoden dezer eeuw, wordt
men onder de verlichtsten en meest helder
zienden met ophef gerekend.
Deze alles behalve de almacht van 't
denken ontkennende richting heeft zich,
om met des te meer succes te strijden, tegen
de Kerk, meester gemaakt van de school,
wel overtuigd, dat die meester is van de
jeugd, ook meester is van de naaste toekomst.
Onder de uitlokkende leuze van verdraag
zaamheid en onzijdigheid, weert zij alle
kerkelijke invloeden uit het onderwijs, ver
goodt zij de exacte wetenschappen en pre
dikt zij, steeds onbeschaamder, dat men niets
behoort aan te nemen wat men niet volko
men begrijpen en doorgronden kan.
Geen wonder dat die mannen des onge-
loofs steeds dieper en dieper wegzinken in
den afgrond van stofvergoding en zinne
lijkheid en dat hun levensprogramma zich
ten slotte oplost in de ontzettende uit
spraak: »laat ons eten en drinken, want
morgen sterven wij.»
»Morgen sterven.» Hier staan wij op een
maal aan 't eindpunt vau alle meuschelijke
wijsheid en macht.
Tegen den dood, hoe hij ook door de
vijanden van God en Christus wordt ge
vreesd, hebben zij nog geen uitkomst weten
te bedenken.
Wel wordt met allen ijver naar 't red
dend medicijn tegen alle kwalen en krankten
Max Piccolomini zou bij ons „het dwergje" hee-
ten en Verdi zouden wij de vink" noemen.
In de Parijsche wijk „Mouffetard" oefent een
gewoon officier het vak van voddenraper uit. Men
denke nu niet, dat die officier wegens slecht ge
drag uit den dienst ontslagen is; integendeel, hij
heeft een eervolle militaire loopbaan achter zich
en is zelfs gedecoreerd met het kruis van het
Legioen van Eer. Waarom hij voddenraper werd,
weet niemand, doch zooveel is zeker, dat men
hem eiken avond, gekleed in een kiel, met de
traditioneele mand op den rug, eeu lantaarntje
in de hand en een eindje pijp in den mond zijn
nachtelijke ronde kan zien maken. Als de ver
valdag- van zijn pensioen is aangebroken, ontdoet
de oude voddenraper zich van zijn kiel, scheert
zich, alleen den dikken witten knevel sparende,
wikkelt zich in een wijden militairen mantel,
steekt een fijne sigaar op en gaat zijn geld ont
vangen. Gedurende een achttal dagen ziet men
hem niet meer; daarna duikt hij plotseling weder
op en hervat zijn nederig bedrijf.
Naar men wil, zou de officier-voddenraper een
aardig vermogen hebben zoek gemaakt en zicfi
gezocht, is menig werkelijk weldadig ge
neesmiddel ook gevonden, maar het schild
dat beveiligt tegeu den laatsten en beslis-
senden aanval vau den Koning der ver
schrikking dat moet nog worden ontdekt
Wat doet nu de ongeloovige, om den
O O I
mensch van de vreeze des doods te verlossen,
hij loochent eeuwigheid en oordeel, en lee-
raart, in strijd met Gods onfeilbare openba
ring, dat het graf het eindpunt vormt niet
enkel van het bestaan van dezen vorm van
ons aardsch omhulsel, doch ook van ons
geestelijk aanzijn, ja erger nog, als 't kon,
durft hij verkondigen, namelijk, dat den
mensch alle geestelijk element ontbreekt,
dat hij enkel het product van stoffelijke
zameuvoegselen is.
Kan het bevreemding baren, dat in een
eeuw, waarin die beginselen openlijk worden
ontwikkeld en aanbevolen, zelfs, in kiem,
aan de jeugd worden ingeprent, de grond
slagen der maatschappij worden ondermijnd,
de Troonen wankelen en de eigendom zich
voortdurend bedreigd ziet.
Neemt God weg uit het hart van den
mensch, zoo zou men met recht kunnen
zeggen eu Satan maakt zich terstond mees
ter van de beschikbare ruimte.
De ontzettende worsteling der geesten,
welke onze eeuw, meer dan een barer voor
gangsters beroert, is de strijd tusschen het
eeuwige Licht en de
Wie zal overwinnen?
Slaan wij een blik van 't rustpunt, dat
de oudejaarsavond welhaast zal bieden, om
ons heen en voor ons uit, dan zouden wij
bijna wanhopen aan de toekomst en schijnt
het Godsrijk in gevaar.
Over de oudejaars-nevelen rijst echter het
licht van het heerlijk kerstfeest, worden de
stralen zichtbaar van de zon der gerechtig
heid, die voor ruim achttien eeuwen opging
boven een krib, schitterde aan een kruis,
gloorde in den hof van Jozef en sedert in
onvergankelijke heerlijkheid prijkt aan den
hemel der tijden en niet meer zal onder
gaan in eeuwigheid.
De menschelijke dwaasheid en de men-
schelijke zonden kunnen als wolken het
niet in een burgerlijk leven kunnen schikken.
Vandaar dat hij zijn bestaan in tweeën splitst.
Gedurende één week leeft hij als een groot heer,
en 12 weken als een arme duivel.
eeuwige duisternis.
Zekere V.uit J. was met zijne vrouw uit „avond-
praten" geweest. T' huis komende,ging hij naar
zekere plaats, hij opent de deur en daar grijnst een
witte spookgestalte hem tegen. V. vlucht in huis,
doch keert na eenige oogenblikken, gewapend met
een bijl, terug en nog blikt het spook hem onbevreesd
aan. Op eerbiedigen afstand staande, spreekt hij het
toe, nog eens, nog eens, maar de geest blijft hardnek
kig zwijgen, „Vlucht of spreek" zegt hij nu, maar
het spook verkiest zoo min het eene als het andere
gebod op te volgen. Daarop snelt V. toe, houwt met
den bijl op den onbeleefden in, en - op hetzelfde
oogenblik staat hij gehuld in een witte wolk van...
meel. V. had nl. te LI. een zak rogge laten malen,
dien de schipper mee teruggenomen had, en omdat
deze de bewoners afwezig vond en geene buren in de
nabijheid woonden had hij geoordeeld den zak het
best te bergen op No 100, dat dagelijks zeker kan
zijn van een bezoek.