No. 237.
Zondag 5 Januari 1870.
4e Jaargang.
n
rgen ouweder.
BUITEN LAND.
BLOMMEN STEIN
Frankrijk.
ABONNEMENTSPRIJS
Per S maanden voor Haarlemf 0,85
Buiten Haarlem franco per post1-
Afzonderlijke Nummersn f.06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels80 Cents
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPEES LAUEEY.
■"5
Wij hebben reeds een kort Nieuwjaars
woord tot onze lezers gericht, 't welk tevens
een afscheidsgroet aan het jaar 1878 kon
heeten.
De overgang is echter gewichtig genoeg,
om nogmaals te peinzen over de vermoede
lijke toekomst, welke wij tegen gaan.
Meer dan vroeger of ooit moet toch de
tijd gewichtig genoemd worden, dien wij
thans beleven.
Alles wat wij om ons henen waarnemen
doet denken aan de beteekenisvolle uitspraak
van den Heiland der wereld: »de hemel is
droevig rood, morgen onweder.»
Morgen onweder.» In die profetie is,
dunkt ons, de geschiedenis van het naaste
morgen het meest juist zamen te vatten.
Waar wij immers de blikken laten rond
waren. overal ontmoeten wij teekenen van
gisting, ontbinding, vernietiging.
Niet minder dan aan den avond der 18e
eeuw, gaan alle nadenkenden het uiteinde
van de 19e eeuw met zorg en onrust tege
moet.
Bij een ernstige overweging van den
toestand moet het zelfs worden erkend dat
nosx ontzettender gebeurtenissen nu dan toen
o O
schijnen te dreigen.
Toen was het 't eerste oogstfeest dat de
booze geesten der ontkenning, der maat
schappelijke verwarring, der zinnendienst,
der stofvergoding en Godverzaking vierden;
thans hebben zj bijna een eeuw langer nog
hun heerscliapp j over de hoofden en harten
van duizenden voortgezet. Toen gold de
beweging der maatschappij-bestormers het
verwerven van de politieke geljkheid; thans
wordt met onstuimig geweld de sociale ge
lijkheid geëischt, terwijl men zelfs tot de
verdeeliug van den eigendom wil overgaan.
De stroom der verwoesting, die steeds
heviger bruischt, doet het vreeseljkste voor
de staten, de volken, de gekroonde hoofden
en de reeds gefolterde harten drukken; de
noodkreet wordt aan de lippen van millioenen
ontlokt: Heer, behoed ons, wij vergaan.»
Die vrees ishelaasmaar al te gerecht
vaardigd. De teekeneu van het heden spellen
jammer eu ellende voor het morgen.
Of zijn wij soms te pessimistisch gestemd?
FE UIL LE TO N.
De laatste Graaf
VAN
Vervolg
t)e Graaf reisde af en wij zagen hem in geen
tien jaren weder.
In al dien tijd heb ik nimmer eenig bericht
van hem ontvangen, en alleen door zijne zuster,
bij wie zich zijne dochters bevonden en die eene
zeer wereldsche vrouw was. kreeg ik van tijd tot
tijd eenige tijding aangaande mijn meester, die
zich voortdurend in Italië of Duitschland ophield.
Op zekeren dag echter hield eene reiskoets stil,
en de graaf, thans eene schim van hetgeen hij
vroeger was, steeg uit het rijtuig, en was zoo-
vermoeid en afgemat, dat hij slechts op mij steu
nende zijne vertrekken kon bereiken Gelukkig
dat ik in zijne afwezigheid steeds liet slot in goe
den staat had gehouden, en dus alles in gereed-
Maar wij willen het gevraagd hebben,
of de feiten van den dag wel anders dan
somber op verstand en verbeelding kunnen
werken.
De Oostersche quaestie heette opgelost
bij het vredestractaat van Berlijn; doch wij
gelooven niet, dat zelfs de mannen, die
hem hielpen in 't leven roepen, zouden, dur
ven ontkennen, dat die vredesvruclit op
haar beurt het zaad moet heeten van nieuwe
oorlogen.
Dat kan trouwens ook wel niet anders;
want wel verre, dat men naar een eerlijke
beëindiging, op de eeuwige wetten van
recht en gerechtigheid gegrond, van den
krijg serieus streefde, bleek het congres
eigenlijk een soort van docters-consult over
den toestand van het zieke Turksche Rijk,
waarbij echter minder over de genezing van
dezen kranke werd geraadpleegd (hij werd
feitelijk als hopeloos verloren beschouwd)
dan wel over de wijzewaarop men hem 't
minst pijnlijk zou uit den iveg kunnen ruimen.
De Raad van Europa's diplomatieke wij
zen trad zelfs vormelijk in overleg over de
verdeeling van den buit; 't werd een onder
ling vragen en afdingen van op annexatie-
belustea.
't Berlijner Congres was een nieuwe en
verontrustende uiting der staatkunde van
't louter eigenbelang, waartoe Regeerinsen
O O - O o
wel vervallen moeten, voor wier innigst
besef het Staten-Ik en het persoonlijk-Ik,
de afgoden zijn, welker dienst voor die
van den Eenigen God der Openbaring is in
de plaats getreden.
Over het Oosten blijven dus de nevelen
van de zonde en ongerechtigheid van het
Westen hangen.
En dat Westen-zelf, wie weet voor het
tafereel, dat het op schier elk gebied ople
vert, een ander woord dan onrustbarend te
vinden
Duitschland kwijnt in stoffelijken en ze
delijken zin. De vloek der aan Frankrijk
ontnomen landstreeken en milliarden, de
straf voor het miskennen der rechten des
gewetens, drukken loodzwaar op dat moderne
Keizerrijk, dat er reeds tamelijk geanti-
queerd begintuit te zien. Prins von Bismarck's
zenuwlijden geeft wellicht het meest treffend
beeld aan de hand, om er de positie van
heid was om mijn meester goed te ontvangen.
De graaf scheen echter hierop geen acht te
slaan. Alsof hij nooit het kasteel verlaten had,
zette hij zich in zijngemakkelijken armstoel neder
verzocht mij om eenige ververschingen op te dra
gen, en wenkte alstoen met de hand om mij te
beduiden, dat hij voorshands mijne diensten niet
meer noodig had-
Ik was zeer bedroefd over die koele ontvangst
mijns meesters, daar ik toch steeds in alles zijne
belangen voorgestaan en mij trouw van mijn plicht
gekweten had; ik wist dus niet waaraan die koelheid
toe te schrijven. Een paar uren na zijne aankomst
deed hij mij weder ontbieden, en toen ik na eene
dieps buiging voor hem gemaakt te hebben, hem
vraagde waaraan ik de eer verschuldigd was bij
hem ontboden te worden, sprak hij:
„Lekman! ik gevoel mij zeer ziek; de jicht
kwelt mij onophoudelijk en maakt mij liet leven
tot een last. Dat leven, ging hij met een zucht voort,
heeft dan ook weinig waardewie toch bekommert
zich om den graaf van Blommeustein?
De graaf zag mij bij deze vraag smartelijk aan.
zijn schepping mede te vergelijken.
Frankrijk staat gereed in Gambetta's
heerschappij een nieuwe wreekster voor het
voortdurend heulen der natie met de revo
lutie te zien opstaan. De reddende vaan der
Monarchie blijft Gallië verwerpen, om de
roode vlag der republiek te volgen, die
welhaast wederom een bloedvaan zal blijken,
als de rechten en de vrijheden van allen,
die nog aan iets anders en hoogers behoef
te hebben dan de Gambettisten en hun
bentgenooteuonmeêdoogeud zullen worden
O O
geslacht op het altaar der vrijheid.
Rusland waggelt op zijn grondvesten. De
machtige Czaar, die te vergeefs politiek
herstel zocht in het ziek maken van 't Oos
ten en Westen, blijkt nu machteloos
tegenover nihillisten en socialisten. Geld
gebrek en gezagsgebrek woeden er om het
zeerst. Straks zal misschien heil bij een
constitutie worden gezocht, maar het is
zeer de vraag, of dat gewone recept voor
onherstelbare staten-ziekten het rijk der
Czaren tegen uitputting en bezwijking zal
kunnen beveiligen.
Italië is geworden, wat het verdiende,
't Was van te voren met zekerheid te pro-
feteeren, dat de monarchie van het Huis
van Savoie niet vast kon staan op het puin
van met geweld omvergeworpen troonen.
De wereldgeschiedenis wordt ook in het
land waar de citroenen bloeien als het we
reldgericht openbaar. Nog bestaat in Italië
het koningschapmaarbij de gratie
der radicalen en anarchisten.
Oostenrijk blijft der onzekerheidder ver
warring der verdeeldheid ten prooi. Sedert
jaren ontbrak er een leidende gedachte bij
het Staatsbestuur. Alleen met Hongarije,
de lastige wederhelftwerd een compromis
gesloten; de wenschen der anderen kroon
landen liet men bijna geheel onvervuld. Het
Duitsche element bleef dezerzijds deiLeitha
al de overige nationaliteiten overheerschen.
Al gelooven wij gaarne dat de bevolking
van Bosnië en de Herzegowina gebaat is
door de Oostenrijksche occupatie de con-
gresnaam voor de annexatie toch twij
felen wij er aan of deze uitbreiding van
gebied Oostenrijk versterken zal. De poli
tiek der Habsburgers moet energieker,
rechtvaardiger wordenzal hun Huis, ook
Ik wilde antwoorden maar mijne lippen wei
gerden hunne dienst. Mijn meester bemerkte deze
beweging, hij greep mij de hand en zeide:
„Ik ken uwe genegenheid voor mij, Lekman:
en ik weet die naar waarde te schatten. Om u
een blijk mijner vriendschap te geven, zoo wil ik
u mededeelen, d»t ik voortaan mijn kasteel blijf
bewonen en mijne dochters ook weldra haren in
trek bij mij zullen nemen. Ik ben zeer nieuws
gierig haar eens te zien, en toch geloof ik, dat
het beter ware haar van mij verwijderd te hou
den. Mijne zuster, die zich met hare opvoeding
heeft belast, is eene wereldsche vrouw, zeer ge
steld op uiterlijke vertooning, maar de vorming
des harten heeft voor haar weinig waarde, ja
hiervan heeft zij, zelve geen flauw begrip. Wat
er ook van zij, nu ik eenmaal besloten heb, haar mij
ne dochters te ontnemen, zoo kom ik hier
niet weder op terug en nu was mijne vraag
of gij voor haar een paar kamers in gereedheid
wilt. laten brengen. Intusschen moet ik u op
merken, dat er volstrekt geene onkosten ter ha-
rer ontvangst mogen gemaakt worden en dat ik
in de richting van 't Oosten, zijn macht
met zegen uitzetten.
Turkije, maar bij sterfbedden is zwijgen
plicht.
Als wij Engeland 't laatst der groote
mogendheden noemendoen wij zulks om
dat 't niet tot 't vaste land van Europa
behoort. Anders zou het wel verdienenmet
het oog op zijn kloek tegenwoordig bestuur
in de eerste plaats in aanmerking te komen.
Hoewel wat laat, schijnt toch Lord Beacons-
field voor het recht der volken tegenover
Rusland te willen opkomen. Te laat zal
het nog niet zijn, als de publieke meening
't kabinet blijft steunen. Maar de radicalen
woelen en woeden ook in Groot-Brittannië
en 't staat te vreezen, dat welhaast de
Gladstone's aan de koopmans-politiek hoven
een Europeesche staatkunde weder de zege
praal zullen verzekeren, 't Geld zou dan
op nieuw zegevieren over het rechtsbe
wustzijn.
Omtrent de kleinere staten van ons we
relddeel constateeren wij enkel, dat zij,
even als ons eigen dierbaar vaderlandop
kleine schaal de worsteling te aanschouwen
geven, tusschen de beginselen en richtin
gen, de machten des goeds en des kwaads,
die de groote rijken bewegen en doen schud
den, terwijl de stroom der ongerechtigheid
meer wast dan daalt.
Alzoo uit al de oorden van Europaja
van de wereldklinkt de sombere profetie:
morgen onweder.
Waar alleen is nog redding te zoeken?
Enkel in de schaduw van het Kruisdat
is de levensboom, welks kruin nimmer
door den bliksem zal wor-den getroffen.
Te Villeneuve is een kind van eenige maanden
door een rat gedood. Het kind, een meisje, was
door een schuitenvoerder, die tot de famiiie be
hoorde, tot zich genomen. Voor een paar dagen
verwijderden de schuitenvoerder en zijne vrouw
zich en lieten het kind alleen in eene wieg achter.
Bij hunne terugkomst hoorden zij het erbarmelijk
schreeuwen. Daar zij gehuil van het kind gewoon
waren, sloegen zij er in de beginne geen acht op
Doch het kind kwam niet tot bedaren. De man
of de vrouw ging toen kijken en zag dat het
zeer ontevreden zou zijn, indien ik op dat punt
niet gehoorzaamd werd."
Ik knikte ten teeken dat ik hem volkomen
begrepen had.
„Lekman! vraagde hij na eenige oogenblikken,
en het was alsof de woorden met moeite uit den
gorgel werden gewrongen; „Lekman! zijl gij mijne
bevelen aangaande de vertrekken der gravin goed
nagekomen?"
„Alles is geschied, zooals ge het mij belast
hebt, antwoordde ik met een weinig zelfvoldoe
ning in mijne stem; ge kunt u in persoon van
de waarheid mijner woorden overtuigen."
„Dat is niet noodig, antwoordde hij driftig; ik
vertrouw u. Intusschen blijft mijn eens gegeven
bevel nog altijd van volle kracht, en als mijne
dochters zich hier bevinden, is het u ten strenf-
B>
ste verboden haar den toegang tot die vertrekken
te veroorloven.
Ik boog, maar waagde het er aarzelend bij te
voegen: „Zou mijnheer de graaf niet verlangen,
dat de slotkapel in beteren toestand werd gebracht?"
(Wordt vervolgd