NIEUWE
No. 259.
Zondag 23 Maart 1879.
4 Jaargang.
De „Rooden"
aan het brandmerken.
Geschenk der Katholieken
aan Z. H. LEO XIII.
HAARWE EOEME
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,83
Buiten Haarlem franco per postn 1.
Afzonderlijke Nummers0.06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
iirsmrr
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1—6 regels80 Ceat.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en V r ij d a g-
avond ingewacht.
Uitgevers KUPPERS LAUREY.
ly dit nommer behoort een Bijvoegsel.
Bedrag der vorige opgave 426,01
BERICHT.
Zij, die zich met het aanstaande Kwar
taal op de Nieuwe Ilaarlemsche Cou
rant abonneer enontvangen de van heden
tot 1 April verschijnende nummers gratis.
De liberalen of »rooden« in de Kamer
van afgevaardigden te Parijs zijn dezer da
gen aan het brandmerken geweest.
Aan de ministers in het kabinet van 16
Mei 1877 werdna verwerping van het
denkbeeld om hen in staat van beschuldi
ging te stellen, een vonnis van veroordee-
liug, van verguizing, van bemoddering
naar het hoofd geslingerdzóó scherpzóó
schandelijk, dat zij, konden hun rechters
op eenige achting, als politieke personen,
aanspraak makenals eerlooze lieden te
genover tijdgenoot en nakomelingschap
zouden te boek staan.
Maar nu men weet van welk gehalte de
»heereu« zijn, die de ministers van Mei aan
den geeselpaal sloegen en hun de vreeselijke
tuchtiging toedienden, nu behoeven de ge-
condemneerden zich de zaak niet al te ern
stig aan te trekken, hetgeen ze trouwens,
naar de berichten luiden, ook, zeer ver
standig, niet doen.
Als het aannemen der motie van brand
merken niet zulk een bedenkelijke openba
ring was van den jammerlijken ziektetoestand,
waarin zich het tegenwoordig Frankrijk
bevindt, dan zou het feit zelf een vrij ko
misch aanzien hebben.
Men moet toch niet vergeten, dat de lui,
die vóór de motie stemden, juist de per
sonen warentegen wie de ministers van
Mei hebben geageerd; de kamer-ontbinding
waartoe de bedoelde bewindslieden overgin
gen had vóór en boven alles tot oogmerk,
om de »rooden«, zoo mogelijk, door de
stembus-mitrailleuse doodelijk te treffen.
Niets is dus natuurlijker dan dat de be-
F E UI LL ET O N.
DE VERZOEKING.
Vervolg.
Maria kon het echter onmogelijk gelooven.zij
meende tc gevoelen, dat hij nog leefde en zij
verklaarde het wegblijven van nadere berichten
aan 't verloren gaan der brieven. Thans was er
zulk een strenge winter gekomen, buiten was
alles ijs en sneeuw en ofschoon Maria geen ge
brek aan werk en bij gevolg ook geen geldgebrek
had, scheen het toch als of in haar kamertje de
wanhoop zich gevestigd had. Sinds eenige dagen
gevoelde zij zich ongesteld; zij leed aan zware
hoofdpijn terwijl een rillende koude en koorts
gloed haar afwisselend bevingen; de oude vrouw
in wier huisje zij woonde, schudde bedenkelijk
het hoofd.De uren verliepen, Maria zat
nog steeds in een droevig en diep gepeins; de
duizendmalen gelezen brief van Re in hard lag
op de tafel. Zij kende den inhoud reeds van
stookten van 1877 zich wilden wreken op
hendie 't destijds op hun parlementair
hebben gemunt.
De »rooden wilden zelfs wel verder gaan;
doch Grevy en Gambetta waren niet gerust
op het resultaatbuiten de Kamervan de
in staat van beschuldiging-stelling" der mi
nisters van Mei.
Grevy en Gambetta overwogen, dat er
misschien nog wel eenig rechtsgevoel in het
gedemoraliseerde Fransche volk zou kun
nen zijn overgebleven, en dat dus de sla-
penden wel eens konden worden gewekt
door den invloed van een daad van geweld,
waartegen 't eerlijkheids-begrip van dui
zenden zou revolteeren.
In dien stand van zaken predikte de
partij der overweldiging den vrede. Frank
rijk had behoefte aan rust en daarom moest
men de quaestie maar laten rustende natie
had de ministers van Mei toch al genoeg
veroordeeld.
De Kamer durfde Gambetta niet weer
streven; de ministers van Mei werden niet
in staat van beschuldiging gesteld.
Doch nu kwam de »roode« natuur in al
haar afzichtelijkheid uit.
De ministers werden niet voor den rech
ter gebracht't welk in dit geval de Senaat
zou zijn geweest, maar zij werden toch ver
oordeeld.
Hieruit kan men leeren, hoe juist het
woord is uit de Gewijde Bladeren waar
in wordt gezegd, dat de barmhartigheden
der goddeloozen wreed zijn.
Niet beschuldigd doch niettemin als niet
veel minder dan boeven en landverraders
veroordeeld.
Moet men niet zeggen, dat de »rooden»
zich op de regeerkunst prachtig verstaan?
Hun taak is een edèlezij doen het werk
van nog veel minder dan van den beul,
wijl een scherprechter, althans in een be
schaafd en vrij landenkel rechtvaardig en
eerlijk gevelde vonnissen voltrekt.
De radicalen in Frankrijk zijn rechters
en beulen tegelijk. Zij vonnissen, zonder
de verdediging der beschuldigden aan te
hoorenen zij executeeren het geslagen ar
rest onmiddellijk.
't Fraaist van alles is nogdat de roo-
den« meenen, nu al eens zeer gematigd te
buiten, het papier was met hare tranen doorweekt.
Heden scheen haar de hoop met den betreurden
echtgenoot vereenigd te worden, eeu ijdel streven,
een onuitvoerbare zaak. Zij nam het kind dat
op haren schoot lag te slapen en legde het in
zijn bedje; aan rust voor haar eigen lichaam
dacht zij niet. Zij wilde weer aan 't werk, ze
had den ganschen dag zoo weinig gedaan. Zij
stak de kleine lamp aan en zij vervolgde haar
werk, wischte zich nu en dan de tranen uit de
glinsterende oogen en zag van tijd tot tijd als 't
ware gedachtenloos voor zich heen. Zij bespeurde
niet dat het reeds lang na middernacht was en
dat eene ijskoude rilling haar door de leden ging;
zij bemerkte zelfs niet dat de lamp was uitgegaan
en dat een hevige storm het kleine huis deed
schudden.
Toen de oude vrouw des morgensin Maria's
kamertje kwam, vond zij haar bewusteloos, bijna
in dezelfde houding zooals zij haar den avond van
te voren had verlaten. Zij riep hare dochter en
met hare hulpbrachtmendearmeziekenaarbed waar
zij spoedig tot haar bewustzijn kwam. Beide
zijn geweest.
En wezenlijk ze hebben gelijk.
Een brandmerk is maar een kleinigheid;
het eigenlijk wapen der radicalen is de bijl
der guillotine. Met eenig recht mogen dus
de brandmerkers van zich-zelven getuigen,
dat ze uiterst gematigd te werk gingen.
Maar 't is pas een begin. Het brand
merk van Maart sluit volstrekt nog niet
uitdat later de bijlwet zal gebezigd worden.
De commune is nog niet rijpwel be
gint ze vrij goed te groeien doch geplukt
kan de vrucht nog niet worden. Eerstens
moet de amnestie de ware tuinlieden nog
naar Parijs brengen.
Onder de schurken der communezullen
de beulen der toekomst wel te vinden zijn,
ieder wil toch dat baantje niet accepteeren.
Grevy en Gambetta zijn de voorrijders
van het communerijtuig, dat welhaast door
de straten van Parijs zal worden voortge
dreven.
Willen zij dan niet in het rijtuig plaats ne
men, natuurlijk niet meer op den bok, maar
eenvoudig als passagiers, dan staat de weg
van Robespierre en Danton voor hen open.
Die beide heeren hebben ook een niet
onaardig brandmerkje op hun rug. Dan
ton was zulk een fatsoenlijk heer, dat zijn
eigen zonen, naar de Lamartine verhaald,
verzochten een anderen familienaam te mo
gen aannemen. Wij gelooven niet dat de
kinderen van de Mei-ministers in gelijken
geest zullen behoeven te handelen. Ieder
ordentelijk Franschman zal, ook na het
brandmerk van de »rooden», aan al de
ministers van Mei gaarne de hand reiken.
Nu we toch aan het artikel «brandmer
ken» zijn, is het niet onaardig eens het
brandmerk in oogenschouw te nemen dat
de »rooden,» de revolutiemannen als partij
op den rug staat gegroefd.
Wat lezen wij daar zoo al?
Koniugsmoorders; guillotine-mannen; vrij-
heidsdooders; beroovers van Kerk en armen;
geloofsvervolgers; uitputters van de schatkist;
verkrachters der geschiedenis; ambtbejagers
en geweldenaars in eiken zin; en doch
men vuile de lange lijst hunner politieke
en sociale misdaden maar aan, waarbij men
dan vooral bij de communards, een onder-
afdeeling van het roode» bataillon, niet
vrouwen zagen echter duidelijk dat er eene zware
ziekte in aantocht was. Helaas de uitgeputte
krachten der lijderes schenen nauwelijks bestand
te zijn tegen de koorts die haar niet verliet. De
doctor kwam en schreef haar het een en ander
voor maar de ziekte nam in hevigheid toe.
't Was de negende dag der ziekte. Met een
weinig bemoedigend schouder- ophalen had juist
de doctor de kamer verlaten; aan den voet van
de legerstee zat de oude vrouw, de trouwe ver
pleegster der lijderes en hield op haren schoot
den kleinen Max die met zachte stem zijne kinder
lijke opmerkingen mededeelde. Hij verlangde met
alle geweld dat zijne moeder hem een prent zoude
verklaren die hij van den predikant had gekregen
en hij kon zich maar niet begrijpen waarom zijne
moeder niet met hem sprak en hem niet wilde
liefkozen zooals hij gewend was, integendeel hij
vernam van haar niets dan onbegrijpelijke
zaken.
Ja, de arme Maria kende niemand meer, zelfs
niet haar kind; zij zag met wijd geopende oogen
in de kleine ruimte rond, sprak onverstaanbare
moet vergeten, hun liefhebberij voor het
brandstichten en het omverwerpen van
nationale gedenkteekenen, mitsgaders voor
het doodschieten van al wie godsdienstig,
zedelijk en fatsoenlijk zijn, of iets te ver
liezen hebben, als loffelijke» eigenschappen
te boeken.
Wellicht meenen sommigen, dat het om
schreven brandmerk er nog niet zoo brand-
merkachtig uitziet, als de veroordeeling
welke den ministers van Mei naar het hoofd
werd geslingerd.
Tot hiertoe zwegen wij nog van de hoofd
reden, van de alles domineerende conside
ratie, waarop het brandmerk-vonnis rustte.
De ministers van Mei hadden geweld
gebruikt; zij hadden feitelijk de grondwet
geschonden door de vrijheid der verkiezingen
niet te eerbiedigen.
Dat argument is waarlijk treffend, in
zonderheid als men in aanmerking neemt
door wie het werd gebezigd.
De beschuldiging werd immers geuit
door lieden, die hun zetels aan 't ergste
stembus-geweld te danken hebben.
Of zou het geen geweld moeten genoemd
worden, als men zoo gewelddadig handelt,
dat geen enkel openbaar ambtenaar, die
niet zweert bij Gambatta op zijn zetel blijft?
Zou men waarlijk kunnen meenen, dat de
nieuwe prefecten en maires zich niet met de
verkiezingen bemoeiden en dat de kiezers
zonder eenige pressie hun votum uitbrachten?
Wel verre van aan die stembus-vrijheid
te gelooven, nemen wij nog veeleer aan,
dat zij nimmer schandelijker zal zijn belaagd
dan onder het ijzeren juk der republikei
nen; zij toch hebben altijd zulke «overtui
gende» middelen beschikbaar, dat duizenden
beangst voor moord en brandstichting,
vrijheids-krachten waarvan de communards
rijk voorzien zijn, öf van de stembus weg
blijven, of bukken voor de geweldenaars.
Achten wij het zeer wel mogelijk, dat
de ministers van Mei hun candidaten wel
ook al te nadrukkelijk deden aanbevelen,
het zal in elk geval nog maar kinderspel
zijn geweest bij hetgeen later geschiedde.
Gambetta, want hij was, na den val van
't Mei-Kabinet, de man, gebruikte behalve
de prefecten en maires, ook nog de reis-
bedienden, die daarvoor zeker een extra
woorden, weende en schreeuwde luidkeels ja,
de doctor had gelijk, de crisis was gekomen.
Daar werd de deur geopend en met zachten
tred naderde de predikant, door den kleinen Max
vreugdevol begroet. Vriendelijk wees hij de wilde
liefkozingen van den kleinen knaap af, hij plaatste
zich naast het bed der zieke die nog steeds ijlende
was.
Tranen van innig medelijden kwamen hem
in de oogen, hij zag in de hand der lijderes een
stuk papier; het was de brief van Rein hard. De
oude vrouw rees van haar stoel en zeide: (rij ziet,
hel einde is nabij, ach dat zij toch spoedig uit
haar lijden mocht zijn."
De predikant knikte bevestigend met het hoofd.
„Neen, er is geen hoop meer en 't zal nog wel
het beste voor haar zijn. Met zachte stem bad
hij het „onze Vader,,, de oude vrouw bad aan
dachtig mede en de kleine Max vouwde de
handjes samen zoo als zijne moeder hem dat
had geleerd.
Wordt vervolgd.)