NIEUWE
I
No. 304.
Donderdag 28 Augustus 1879,
4c Jaargang.
J. J. B E IJ N E S.
Onze overzecsclie bezittingen.
BUITENLAND.
Bij de herstemning, op
DONDERDAG den 28sten
Augustus a. s. tot het kiezen van
een LID VOOR DEN GEMEENTE
RAAD wordt dringend aanbevolen
de Heer
De Vrouw des Spelers.
België.
II till II
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
IIENDI
AGITE MA NON AGITATE.
(1)111
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPEKS 1/AU KEY.
Sedert den heilloozen Atjeh-oorlog, een
geschenk waarvoor het moederland en de
Koloniën, inzonderheid den liberalen Px-an-
sen v. d. Putte en Loudon dank verschul
digd is, houden de millioenen op te vloeien,
welke voorheen uit Indië naar Nederland
hun weg vonden, en daar tot schulddel
ging en den aanleg van spoorwegen en
vestingen werden aangewend. Die goudre
gen was niet gei-ing te schatten, want hij
bereikte in een tijdsverloop van 40 jaren
't enorme cijfer van 840 millioeu gulden.
Geen wonder, dat de vreemdeling begee-
rige blikken op onze overzeesche bezittin
gen wierp; geen wonder dat wij Nederlan-
ders gewoon werden Indië als eene melk
koe te beschouwen, wier kostelijke gaven
voor geene vermindering, althans nooit
voor eene geheele opdrooging vatbaar wa
ren. Doch niets is op dit oudermaansche
bestendig van duur; alles is aau de wet
O
der vergankelijkheid onderworpen en dus
ook de Indische-millioeneu, welke van Wel
tevreden naar den Haag marcheerden. Niet
zoodra hadden wij ons onvoorbereid en
zonder eenige keunis der locale toestanden,
den Atjeh-oorlog op den hals gehaald, of
wij ontwaarden, dat we de hand in een
wespennenst gestoken hadden, waar het
gemakkelijk was binnen te gaan, doch
uiterst moeilijk om heelhuids en met goed
fatsoen er weder uit te komen.
Reeds 160 millioen gulden heeft de krijg
op Sumatra's Noorderstraud verslonden, en
nog is het onmogelijk te bepalen wanneer
er een einde aau 't bloedvergieten zal ko
men, dat reeds zoo vele duizenden van
beide zijden ontijdig ten grave sleepte. De
Atjeher ziet in ons de vijanden van Allah
en den profeet en verkeert in den waan,
dat hem de poorten van Mohamed's para-
dijs onmiddellijk worden geopend, zoodra,
FEU1LLETO N.
II.
Vervolq.
Eenig kind zijnde, was ik natuurlijk erfgename
van mijn vaders rijkdom, die zeer groot was. Ik
had het gelukkigste te huis en de beste ouders
der wereld. Ik was zonder zorg of verdriet. Ik
herinner mij nu, en helaas! hoe goed herinner
ik het mij nu, en hoe dikwijls heb ik er sedert
dien tijd aan gedacht, dat ik op zekeren avond,
weinig dagen na kerstmis, in de woonkamer zat.
Mama en Papa waren beiden uit en ik zat te
lezen tot het donker werd. De zware gordijnen
werden neer gelaten en het vuur brandde helder;
er werd geen licht aangestoken want ik verlang
de dat niet. Ik hield veel van dat heldere, droom
achtige vuurlicht, en werd nooit moede naar de
hij, onder de slagen der ongeloovige hou
den valt. Met dezen eeretitel zijn de vol
gelingen van den Islam gewoon de Chris
tenen te bestempelen. De doodsverachting
van den Atjeher is dan ook grenzeuloos.
Tandakkende (dansende) en den krijgs
zang aanheffende, loopt hij tegen het snel
vuur onzer dapperen in, en zwaait den
vreeselijken klewang, die reeds zoo menig
moedig Nederlandsch jongeling aan vrien
den en bloedverwanten onttrok. Er ligt
in dit gedrag onzer tegenstandei's iets poë
tisch, dat bewondering wekt, ware het niet
dat het wreed en ven-aderlijk karakter,
hetwelk hun eigen is, den Europeaan met
afgrijzen bezielde. Ook de dierlijke zinne
lijkheid, welke den Atjeher beheerscht,
verwekt met recht onze walging. Het lood,
O o
het staal en de bi'andfakkel moeten den
vijand ten onder brengen. Alleen vrees en
geweld kunnen hem bewegen de wapenen
neder te leggen.
3D
Wij zeiden zoo even, dat reeds 160 mil
lioen gulden door 't bloedig drama, dat
langs de boorden der Atjeh-rivier vertoond
wordt, te loor gingen. Met veel minder
dan dit kolossaal bedrag hadden we de
Zuiderzee droog kunnen maken en 't zilte
nat in vruchtbare korenvelden kunnen her
scheppen. We hadden de provincie Flevo
aan 't vaderlijk erf toegevoegd, de bewon
dering der beschaafde wereld opgewekt, en
ons aanzien onder de volken meer verhoogd,
dan door de lauweren op 't bloedig slag
veld behaald, mogelijk ware geweest. Eene
overwinning op de elementen verkregen,
is toch waarlijk oneindig verhevener, dan
het vertrappen van de lillende ledematen
van verslagen vijanden.
Doch: vooraf gedaan, daarna bedacht,
heeft menigeen in leed gebracht. We heb
ben in een onbewaakt oogenblik eene ge
vaarlijke worsieling aangevangen, welke
nu ten koste van stroomen bloeds en van
millioenen schats moet worden uitgestreden.
O
Welke gedragslijn hebben we thans in
Indië te volgen, om 't verbrokeu evenwicht
tusschen ontvangsten en uitgaven te hei-
O O
stellen en Indië andei'maal eene rijke bron
van welvaart voor ons Vaderland te doen
worden? Dit middel ligt volgens onze be-
scheidene meening geheel voor de hand;
spookachtige schaduwen te zien die het houtvuur
op de muren wierp. Het was een gulden tijd en
een gulden uur. Ik lag naar het vuur en zijne
schaduwen te zien, toen plotseling een vers van
den dichter, dien ik gelezen had, mij voor den
geest kwam. Ik herinner het mij niet geheel
en al, maar slechts den laatsten, zeer beteekenis-
vollcn regel er van
„Want volmaakt geluk kan niet op aard ge
vonden worden."
„Dat is niet waar," dacht ik; „Want ik ben
volmaakt gelukkig, ik heb geen verdriet, geen
zorg, het leven is zoo dierbaar, zoo schoon, zoo
helder. De dichter heeft ongelijk, zijne woorden
zijn niet waar. Ik ben er een levende logenstraf
fing van, want ik ben volmaakt gelukkig. Ach,
toen herhaalde ik, met een trotsch hart, overluid,
,Ik ben volmaakt gelukkig."
„In mijn ellendig leven van armoede en arbeid
heb ik dikwijls met bitterheid aan dat uur ge-
gedacht, toen mijn meisjesverstand zich verheug
de en verlustigde in een geluk dat zoo spoedig
eindigde. In den duisteren droevigen nacht heb
wij hebben het als het ware slechts voor
het grijpen.
De landbouw, de duurzaamste en ze-
kei'ste bron van volksbestaan, en zoo uit
nemend geschikt om een weldadigen in
vloed op de zedelijkheid der bevolkingen
uit te oefenen, moet door ons oordeelkun
dig en met krachtige hand bevorderd en
O o
ontwikkeld worden. Het vruchtbare Java
brengt per hoofd slechts het een vierde
op van, de productie van Nederland. D?
landbouw moet in Indië met meer ijver
ter hand genomen en vergemakkelijkt wor
den dan tot heden het geval was. Om hier
toe te geraken, moeten bevloeiing.swei'ken
op groote schaal worden aangelegd, want
water is de conditio sine qua non van den
tropischen landbouw.
Door gebi'ek aan water heeft Java in
't afgeloopen jaar voor 50 millioen gul
den minder aan landbouwvoortbrengselen
geproduceerd dan in gewone tijden. De na-
deelige invloed hierdoor op handel en ver
keer te weeg gebracht, is bijna onbereken
baar. Oude firma's, welke 40 jaren in In
dië bestaan hebben en waarvan men ge
woon was te zeggen: ze zijn zoo solide als
de bank, hebben hai-e betalingen gestaakt.
Uit het vorenstaande blijkt dus zonneklaar,
dat de regeering irrigatie-werken moet
aanleggen om het water te benuttigen,
33 O
dat thans ongebruikt door tal van groo-
tere en kleinere stroomen naar den Oceaan
wordt afgevoerd. Door dit water doelma
tig aan te wenden, zal 'i pi'oductief ver
mogen van den bodem jaarlijks met ette
lijke millioenen toenemen, en voeding ver
schaft worden aan Nederland's handel nij
verheid, landbouw en scheepvaart. De zaak
is zoo duidelijk, dat wij met gerustheid
onze zienswijze aan 't oordeel van eiken
deskundige onderwerpen. Ook uit 't oog
punt der menschelijkheid is het gouverne
ment verplicht eene krachtige lxaud aan
het scheppen van irrigatie-werken te slaan.
De vermeerdering der bevolking op Java,
waar in sommige sti'eken 20,000 mensdien
op de vierkante Duitsche mijl wonen, staat
niet meer in vei'houding met de toename
der voedingsmiddelen. Java wordt dooreen
hongersnood bedreigd, misschien even vree-
selijk als die, welke van tijd tot tijd China
ik dikwijls dat tooneel gezien; de weelderige
kamer, het glinsterende vuur, liet droomachtige
licht, de schaduwen van het houtvuur, en mijn
eigen stem klonk mij spottend in de ooren. God
heeft inderdaad zijne eigene wegen om ons tot
Hem te brengen. Ik was Katholiek en wat de
menschen braaf noemen. Ik hoorde de ld. Mis, en
ging van tijd tot tijd te biecht, maar daar hield
mijn godsdienst ook mee op. Ik had nooit dien
bitteren en bijna geheimzinnigen beker geproefd
die men menschelijk lijden noemt, en die in
zekere mate het leven veredelt en wijdt. Ik had
nooit gedacht aan die woorden van Onzen
lieven Heer „Indien iemand mijn kruis niet op
neemt en mij niet volgt, is hij mijner niet waar
dig." Ik had nimmer het kruis gedragen, zijn
last was mij onbekend; helaas het heeft mij
later, in den lentetijd mijner jeugd, tot den groud
toe neergebogen. God zij er voor gezegend. Ein
delijk kwam de tijd voor mijne intrede ifi de
groote wereld die mij zoo schoon en helder te-
genblikte. Ik verlangde er naar, en dacht, dat
wanneer ergens geluk was te vinden, het daar
en Hindostan teistei't.
De zachtzinnige Javanen, zoo gehoor
zaam en onderworpen aan ons gezag, heb
ben eene billijke aanspraak op de leven
digste belangstelling van alle Nederlanders.
Ook het roekeloos ontwouden der bergen,
waardoor het vallen van den regen belet
wordt, behoort men tegen te gaan, en het
is met een waar genoegen dat wij bemerkt
hebben, dat de tegenwoordige gouverneur-
generaal gestrenge veroi'deuing tegen het
onbedacht uitroeien der bosschen heeft uit
gevaardigd. De roofbouw wordt door den
Javaan te veel in toepassing gebracht.
Men slacht de kip, welke gouden eieren
legt. Dit moet en kan het bestuur belet
ten.
Verbetering en ontwikkeling van den
landbouw in Indië, is, èn voor Nederland
èn voor de overzeesche bezittingen, het
eenige redmiddel. Vermeerdering van pro
ducten in Indië, schenkt Nedeidand 7er-
meei-dering van welvaart. Beider belangen
o
zijn één. Elke gulden in Indië ten goede
besteed, brengt voor ons Nederland hon
derdvoudige vruchten voort.
Men verzekert, dat een vreemdeling, die zich
jl. Woensdag te Ostende bevond en die de presi
dent bleek te zijn van een sociëteit voor het bak-
spel, mededeeling heeft gekregen van een Ko
ninklijk besluit, waarbij zijn verwijdering uit het
land wordt bevolen.
De Indépendance behelst de beschrijving van
een bezoek, dezer dagen asn de cellulaire gevan
genis te Leuven gebracht, daar bevindt zich ook
de beruchte 't Kint van Koodenbeeke, die, volgens
den rondleidenden bewaker, „veel geld verdiende
met copieerwerk voor de Universiteit." De ge
vangenen gaan driemaal in de week naar school,
welke in de kapel gehouden wordt; de Walen
Maandag, Woensdag en Vrijdag, de Vlamingen de
andere dagen. De meester onderwijst het alphabet,
en ofschoon de meeste gevangenen lezen kunnen,
verlangen zij allen den cursus bij te wonen, zulk
eene behoefte hebben zij om iemand te zien en te
hooren. 'T Kint gaat even ijverig ter school als de
anderen en hoort met de grootste aandacht het:
„b, a, ba, b, o, bo, b, u, bu". enz. des onder
wijzers. Elkander kunnen de gevangenen natuur
lijk niet zien.
moest zijn. Mijne moeder gaf een groot bal en
al onze kennissen waren uitgenoodigd; de partij
beloofde een der beste van het saisoen te zullen
zijn.
Wat was er ernstige beraadslaging over mijne
kleeding; „Geen juweelen," zeide mijn vader,
„Anna moet alleen bloemen dragen," Lieve, goede
vader! Ik hel) er dikwijls aan gedacht hoe teeder
en trotsch hij mij dien avond kuste, toen hij de
rozenknoppen in mijn haar in order bracht. De
kamers waren één licht, één glans. In minder dan
een half uur gevoelde ik er mij geheel in tehuis.
Ik werd aan verscheidene heeren voorgesteld,
van welke echter geen enkele mij bizondere be
langstelling inboezemde. Na'eenige dansen werd
ik vermoeid en ging naast mijne moeder zitten,
bijna geneigd om eene zedekundige beschouwing
te houden over het vroolijke tooneel voor mij.
Juist kwam er echter iernaud naar mij toe, en
stelde mij aan een Mr. Leyton voor. Hij verzocht
mij onmiddellijk ten dans, en ik stemde toe.
Wordt vervolgd.)