NIEUWE
No. 311.
Zondag 21 September 1870.
4e Jaargang.
Anti-ministerieel.
feuilleton.
De Vrouw des Spelers.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
MAIS'TO
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—6 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUEEÏ.
De derde Maandag in September is voor
Nederland altijd een gewichtige dag.
Dan toch wordt de zitting der Staten-
Generaal op plechtige wijze door het ge
ëerbiedigd Hoofd van den Staat geopend.
Door de Regeering wordt van die gele
genheid gebruik gemaakt om eenige in
lichtingen omtrent den toestand des Rijks
en van zijne koloniën aan de volksverte
genwoordiging te verschaffen.
O c5 O
't Spreekt wel van zelf dat op den geest,
waarin die mededeelingen worden verstrekt
de richting van invloed is, die door de leden
van het Bewind wordt gevolgd.
Daarom bezit een Troonrede uitgespro
ken kort na het optreden van een nieuw
Ministerie altijd een meer dan gewone be-
teekenis.
Geen wonder dan ook dat de toespraak
des Konings ditmaal door de lezers der
dagbladen met meer dan gewone belang
stelling zal zijn ter hand genomen.
Ieder was nieuwsgierig wat de heeren van
de nieuw ministeriëele combinatie, door den
mond des Konings, tot het volk hadden
gezegd.
Er viel wel het een en ander op te hel
deren en aan te kondigen; er was veel
bezorgdheid weg te nemen; er mocht wel
wat licht in de duisternis van het heden
en de toekomst worden ontstoken.
De beslissende ure werd jl. Maandag
doorleefd, de Koning reed naar het Bin
nenhof van 's Gravenhage en vertoefde een
enkel oogenblik in het midden der afge
vaardigden der Natie.
Bizonder belangrijk was de Troonrede
evenwel, ondanks hetgeen men meende te
mogen verwachten, werkelijk niet.
De heeren Ministers had het goedgedacht
te blijven op het oude Troonrede-pad,
waarop niets dan gemeen-phraseu groeien
en bloeien.
Ook nu is de rede, welke gewicht moet
bijzetten aan de openings-pleehtigheid, een
aaneenschakeling van algemeenheden.
Het heeft er al den schijn van alsof de
heer van Lijnden, misschien zelfs wel een
zijner hooggeleerde ambtgenooten, nederig
genoeg was, om de Troonrede te fabriceeren
III.
Vervolq.
Ik verlangde met ongeduld te vernemen waar
om zij voor een ieder scheen te schrikken, en
onder de schaduw van de muren heen kroop
alsof zij vreesde gezien te worden. Ik sloeg een
blik op het witte gelaat en op de sidderende lippen van
mijn lieveling, dan volgden eene uitbarsting van
snikken en een wilde kreet van liet lieve kind, en ik
wist alles.
„O mama, mama, Jane Lovell zegt dat mijn
vader een dief is en in de gevangenis zit, en zij
weel zeker dat het waar is."
Ik nam haar in mijn armen, drukte haar aan
mijn hart, en bad dat wij beiden mochten sterven.
Zij zag slechts eenmaal naar mij op en zeide;
uZeg mij, mama, is het waar?" Het antwoord be-
met een reeks van vroegere dergelijke staats
stukken voor zich.
Eerst liet men den Koning zeggen dat
het hem aangenaam was, de vertegenwoor
digers van het Nederlandsche volk weder
bijeen te zien.
In hoever dat aangename werkelijk door
Z. M. zal zijn gevoeld, laten wij beschei
den in 't midden. Wellicht zou er reden
kunnen zijn voor Z. M. om minder inge
nomen te zijn met de meerderheid van de
heeren der Tweede Kamer, daar zij o. a.
een onderwijs-wet goedkeurde, waaraan Z.M.,
ware Hij volkomen vrij geweest, gelijk
bleek uit den indruk, door den heer Elout
meegebracht van het Loo, waar den Koning
het welbekende onderwijs-adres werd aan
geboden, het zegel zijner toestemming liever
niet had gehecht.
De tweede en derde paragrafen waarin
Z. M. zelfs dank betuigde voor de sympa
thie aan zijn Huis, bij de huwelijksvreugde
van Z. M. en den 7olksrouw over het ont
slapen van Prins Hendrik en den Kroon
prins getoond, zoo liefelijk ervaren, zijnde
meest oprechte en waarlijk historische zinnen
uit het gausche stuk. Wij hopen hartelijk, dat
de band tusschen de Natie en het Huis
van Oranje steeds inniger en duurzamer
moge worden.
Uit de volgende paragrafen klinkt ons
een toon tegen, in niets zich onderschei
dende van dien welke werd aangeslagen in
de toespraken, door opvolgende liberale
Ministeriën voor den Koning ontworpen.
De gewone formules omtrent onze ver
standhouding tot de vreemde Mogendheden,
en de wijze waarop zee- en landmacht
haar taak vervullen, ontbreken niet.
Wij zijn het gevoelen toegedaan van hen
die oordeelen, dat die betuigingen wel eens
konden worden weggelaten, tenzij ten aan
zien onzer verhouding tot het buitenland
of met betrekking tot het leger en de zee-
o O
macht iets bizonders viel te coustateeren.
Nu heeft het juist den schijn eigenlijk
is het veel meer dan schijn dat de be
wuste phraseii als vulling uit de vorige Troon
rede zijn overgenomen.
't Zou, dunkt ons, wenschelijk zijn ge
weest, dat een Kabinet, 't welk de houding
aanneemt van een Bewind van zaken te
stierf op mijne lippen. Ik kon haar niet zeggen
dat haar vader, dien ik haar had leeren bemin
nen, een dief was. Zij lag haar hoofd ver
moeid neder, en zeide:
„Ontrust u niet, lieve moeder, spreek niet
tegen mij. Ik zie dat liet waar is, gij ontkent het
niet. O papa!" Zij gewaagde er niet meer van,
maar was zeer veranderd.
Zij was altijd gevoeliger en verstandiger ge
weest dan anderen die dubbel zoo oud waren. Ik
vond die Jane Lovell uit, die zeer veel spijt gevoelde
dat zij er over gesproken had, maar een der
buren had het hare moeder verteld. Toen wist
ik dat mijne geschiedenis zelfs deze afgelegen
stad had bereikt. Gij zult om mij lachen, Zus
ter, indien ik u vertel dat mijn kind aan een
gebroken hart is gestorven, en toch is het zoo.
Hare natuur was zoo kiesch, zoo edel, zon ver
fijnd, zoo edelaardig dat zij die schande niet
kon verdragen. Geene overreding kon haar doen
besluiten naar de school terug te keeren. Wan
neer ik er over sprak, begonnen hare lippen te
beven, haar gezichtje werd wit, en zij smeekte
wezen met de groote woorden had gebroken.
Wel verre echter van daar naar te stre
ven, wordt er in de Troonrede nog al ta
melijk met groote woorden geschermd.
Of hoe zal men het anders noemen, als
met grooten ophef de stelling wordt ver
kondigd, dat de handhaving van de vrij
gevige beginselen ten aanzien van handel
en nijverheid, ivaarbij het vaderland steeds
wel lieeft gevarenalsmede de verbetering
onzer handelswegen, het middel moet blij
ven om de veerkracht des volks te steunen
en de welvaart te bevorderen.
Door die uitspraak in de troonrede in te las-
schen heeft Professor Vissering aan den
Minister van Financien zal de phrase toch
wel te danken wezen van den Troon
en de Tweede Kamer een katheder gemaakt.
Doch ook ditmaal faalt de wetenschap
zeer. Als men toch in de fabriek- en han
delssteden, als men in al de plaatsen van
ons vaderland aan neringdoenden en in-
dustriëelen eens zou afvragen, heeft de
Minister Vissering gelijk? dan zou het ant
woord op deze pertinente vraag al zeer
ongunstig luiden.
o O
Stilstand of kwijning allerwege. Met
groote moeite worden de meeste zaken gaande
gehouden. De groote fabrieken werken met
nog minder dan halve kracht.
Al de verschijnselen op het gebied van
handel en nijverheid te zamen genomen
komt men tot de conclusie: dat de Ministers
den Koning een voorstelling deden geven,
O O O
welke niet is historiemaar een parodie.
Om die taal te doen hoorenbehoeft
geen hooggeleerd heer uit Leiden naar den
Haag te komen.
Trouwens de eigen Troonredewaarin
dus ophemeling der vrijgevige* beginselen
op 't terrein van handel en nijverheid voor
komt, bevat de mededeeling (paragraaf 6),
»dat de gedrukte toestand van nijverheid,
handel en scheepvaart zich ook hier te lande
doet gevoelen.
De oorzaak van die drukkingwordt
niet genoemd. Wij geloovendat al de
takken van ons volksbestaan door de vrij
gevigheid» zijn doodgedrukt.
Dat begreep men elders beter. Daar paste men
tegen een algemeene kwaal bizoudere genees
middelen toe. Amerika (dat land der vrij-
zoo angstig, dat ik er haar niet toe kon dwin
gen; ook kon ik haar niet meer op de straat
krijgen. Als ik haar vroeg om mee te gaan,
hield zij zich aan mijne kleederen vast, en
zeide;
„Mama, laat niemand mij zien."
Ik sprak met haar en zinspeelde zelfs op den
misslag van haar vader, en zeide haar, dat hij
slecht deed met het geld te nemen, maar
dat hij het voornemen had het weer neer
te leggen. Zij antwoordde nooit, maar wanneer ik
dat alles gezegd had, zeide zij met een zucht:
„Maar, mama, hij is toch in de gevangenis."
Ik kan niet zeggen of zij hem minder lief
had; soms dacht ik van niet. Zij werd zoo na
denkend, en zat te droomen zooals zij nooit te
voren had gedaan, zag in het vuur, of naar de
schaduwen van de zon of de maan. Op zekeren
dag ging ik in mijn slaapkamer, en vond haar
met aandacht op een beeld van Onze LieveVrouw
starende.
Waar denkt gij aan, lieve May?" vroeg ik
„O mama," antwoordde zij met een langen
beid) ging voor. Het maakte tarieven,
welke zóó streng zijn, dat ze als het ware
een Chineesche muur vormen. En als nu
Europa toch aan de Amerikanen de zege
ningen van de vrijgevigheid bij de tarieven
blijft verzekerenhoewel zij aan de Euro
peanen niets inwilligendan lacht Amerika
ons hartelijk uit (professor Vissering daar
ook in begrepen) enAmerika heeft
gelijk.
Men mag daarom denken over prins von
Bismarck zoo men wil wij bekooren al
lerminst tot zijn adorateurs maar men
moet hem ten minste de eer gevendat hij
in zijn tarief hervorming bewijs gaf van een
begrip der eischen van de werkelijkheid,
welke andere staatslieden hem wezenlijk
wel benijden mogen.
Nederland zal, onder dit Bewind, blij
ven voortgaan, zeer vrij te zijn in het
gevendoch zonder iets daarvoor in de
plaats erlangen, 't Is werkelijk geen wonder,
dat de freetraders-bladen juichen van onver
holen genot.
De Troonrede bevat echter nog erger.
Duidelijk wordt verklaard: »de onder
wijswet zal zoo spoedig worden ingevoerd
als de daartoe nog noodige voorbereiding
toelaat.
Hoeden af, heeren libertijnen voor zulk
een Bewind uioer keuze maar, wat nog
veel meer zegt, uwer wenschen.
Nadat die noodlottige woorden zijn ge
sproken is de nood ons opgelegd te be
strijden, wat wij zoo gaarne hadden gesteund.
Wij mogen nu niet meer doen, 't geen
wij zoo vurig hadden verlangd. Toen toch
van Lijnden optrad, voelden wij ons ver
ruimd, omdat de groote verdrukker der
minderhedenMr. Kappeijnevan de groene
tafel verdween.
Thans evenwel mogen wij vragenwat
baat ons nude perso nen-ver wisseling
Ten aanzien van de economische en ou
der wijs-belangen niets- Met betrekking tot
de andere belangen wellicht iets. Dit laatste
constateeren wij daaromten einde te doen
beseffendat wijook niet tegenover een
Bewind dat ons kwetst, een oppositie
quand même zullen voeren. Als het voor
stelt, wat goed is op zich zelf, zullen wij
het helpen steunen. Bittereblinde partij
zucht, „Ik ben nieuwsgierig wanneer ik sterf
en naar den Hemel ga, of de engelen ooit over
mijn vader zullen spreken of zij weten wat hij
gedaan heeft."
„De engelen zullen hem liefhebben, mijn lie
veling, zooals zij al degenen die berouw hebben
beminnen. Gij zult in den Hemel Irotsch zijn op
uw vader, May."
Lief kind, wat zoude ik niet hebben willen
geven, indien ik den bitteren angel die u bemin
nend hart verwondde, uit had kunnen rukken?
Mijn eigen leven, ja twintigmaal zoude ik het
hebben willen geven, om zonneschijn op uw le
ven, rozen op uwe wangen, een glimlach op uwe
lippen en glans in uwe oogen weer te brengen.
Maar het was te laat. Dezelfde slag die mijn
leven in zijn lentetijd deed verfleuren, vernietigde
het hare in het eerste bloeien. Ik zag haar voor
mijn oogen wegkwijnen en kon haar niet helpen.
Ik werd bijna krankzinnig. Ik bracht haar van
den eenen geneesheer naar den anderen.
Wordt vervolgd)