N I E IJ W E No. 321. Zondag 26 October 1870. 4e Jaargang, Onzekerheid. BUITENLAND, M {Jj w -S De Robijn van bet buis Vatteville. Engeland. Frankrijk. HAMLMSCHI (101IRAIT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0,00 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. rK/UKTlÊNDlOY^i» jf PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag AGITE MA NON AGITATE. avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LA URE Y. Gelijk er menschen en familiëu zijn, die, ondanks den ijver en het overleg, waar mede zij handelen, werken en zwoegen, niet vooruit kunnen komen, hinderpalen ontmoetentot achteruitgang gedrongen en gedwongen worden, zoo zijn er ook volken en staten, die dikwijls met groote rampen worden getroffen, waaronder de welvaart lijdt en de armoede zich uitbreidt. Ons vaderland weet meê te spreken van watersnood; België en Engeland zien jaar lijks honderden vlijtige arbeiders door mijn rampen op ongelukkige wijze omkomen; Rusland schijut tegenwoordig aan de vuur proef onderworpen. Deze en dergelijke ram pen zijn ondertusschen slechts voorbijgaand en al komen ze bij herhaling terug, ze ondermijnen de welvaart niet van eene ge- heele bevolking. Nationale rampen zijn veepest, stilstand van han lel en scheep vaart, oorlog vooral. Men begrijpt dat een land daaronder in hooge mate kan lijden, evenzeer als wanneer door langdurige droog te te overvloedige regen, vreeselijke ha gelbuien, de oogst ten eene male mislukt. Het zijn geduchte geesels, maar ze zijn ge ring te achten bij eene ramp, die er on- noozel uitziet, daarom weinig wordt ge vreesd, gemakkelijk zich verbreidt en schier ongemerkt hare verlammende, doodende werking uitoefent. Op die ramp willen we hier de aandacht vestigen, ze is internati onaal, in uitgebreiden zin genomen; ze knaagt niet aan den bloei, de welvaart van een enkel volk, maar van vele natiën: haar naam is onzekerheid. Het zal velen vreemd schijnen, dat on zekerheid een ramp kan zijn die den ge- heelen staat doet lijden. Die dit wil be grijpen en doorzien, ga bij zich zeiven na, hoe weinig beslissend hij handelt, wanneer de eene of andere oorzaak hem in onze kerheid doet verkeeren. Wie een huis be woont en niet zeker is daarin te kunnen blijven, zal weinig werk maken om het te meubileeren; wordt er een bedrijf in uit geoefend, dan zal de onzekerheid beletten de noodige maatregelen te nemen en de heilzame beschikkingen te maken waardoor de aandacht van het publiek kan getrok- FEU1LLET O N. I. Vervolq „Ik weet, ging zij voort, den prijs niet, dien bij in den handel heeft; niettegenstaande de moei lijke tijden, waarin wij leven, zal hij ons wel zooveel opbrengen, om eenigen tijd in onze be boetten te kunnen voorzien. Ware ik alleen ge weest, dan had ik liever gebedeld of gestorven dan aan dezen heiligen schat te raken; maar gij lijdt, Margaretha! gij lijdt door mij, en voor anij. indien ik langer van uwe verknochtheid anisbruik maakte, zou ik mij tot eene vuige zelfzucht verlagen. God heeft mij ingegeven wat ik doen moest; Hij wil misschien dat ik boete doe voor een hoogmoedig gevoel, dat Hij afkeurt! „Ik zal trachten een weinig goud voor dit edelgesteente te verkrijgen. Gij kent den ouden vader Simon; niettegenstaande zijn nederig uiter- ken worden. Knechts, die in het onzekere zijn of ze wel voortdurend werk bij hun meester zullen vinden, dienen hem met weinig gehechtheid en bevlijtigen zich niet zeer op hun arbeid. Bazen en winkeliers hebben weinig op met klanten van wier betaling ze niet zeker zijn. Toen onlangs van het stoomschip Overjjsel geen bericht ontvangen werd, heerschte bezorgdheid bij de maatschappij, die het had uitgezonden en bij de familiën die er betrekkingen op hadden; de onzekerheid omtrent het lot van het vaartuig bracht een algetneene O O verslagenheid te weeg, die steeds grooter werd naarmate het bericht langer uitbleef. Toen eindelijk de noodlottige tijding kwam, maakte deze wel een gevoeligen indruk, o o maar men was blijde uit de onzekerheid te zijn. Genoeg voorbeelden, dat de onze kerheid krachtsaanwending tegenhoudt, niet met lust doet arbeiden, pijnlijk aandoet. Gelijk dit nu het geval is met enkele personen, zoo is zulks ook met een ge heel volk. Hoe komt het dat de nijverheid kwijnt, dat vele fabrieken stil staan, dat handel en scheepvaart bedenkelijk achter uitgaan? De onzekerheid van den politie ker toestand is er de oorzaak van. Toen Napoleon I met zijn ijzeren arm Frankrijk regeerde en heel Europa voor zich deed beven, heerschte er nog een betrekkelijke welvaart onder enkele standen der maat schappij; er was werk in overvloed en men ontving er hoog loon voor; ook de klein handel bloeide. Toch zullen niet velen, zoo min elders als hier, dien tijd terug wen- schen, want de oorlog slaat wonden die niet te genezen zijn. Maar een toestand, als waarin Europa sinds eenige jaren ver keert, een dobberen tusschen vrede en oorlog; een vrede, waarin een groot deel van de inkomsten ten offer wordt gebracht om een enorme legermacht onder de wa penen te houden; een vrede, waarin ijverig gewerkt wordt om de tuighuizen te voor zien van ver dragend geschut en het ge nie gespitst wordt om werktuigen uit te vinden, die met meer kracht en met meer snelheid dood en vernieling te weeg bren gen, zulk een vrede doet de toekomst met O 7 bezorgdheid te gemoet zien. Spanning be staat overal. Duitschland en Rusland zijn lijk en zijn nederig leven, weet ik dat hij zeer rijk is, en ofschoon zeer gierig;, is hij goed, en bewijst hij gaarne iemand zijne diensten als hij maar, al is het ook eene kleinigheid, op iets ver dienen kan. Den volgenden dag, begaf zich de abdis door Margaretha vergezeld, naar vader Simon. Mijnheer! zeide zij hem, ik weet dat gij de klas van menschen, waartoe ik behoor, niet ongenegen zijt en dat gij niet in staat zijt een geheim te verraden, want gij hebt verscheidene personen, die mijne vrienden waren, groote dien sten bewezen; ik ben de abdis van Vatteville, die vogelvrij verklaard is en vervolgd wordt; ik woon hier dicht bij, onder een valschen naam. Ik bezit volstrekt niets meer, en zonder de op offerende liefde mijner dienstmaagd, zou ik van honger en ellende omgekomen zijn. Echter bezit ik nog een hulpmiddel, slechts één. Ik weet niet of ik goed handel er gebrnik van te maken, maar op mijn leeftijd begint men den moed te verliezen. Daarenboven ben ik niet alleen, en daarom ben ik beslotenHeb dus jaloersch op elkanders grootheid. Frankrijk kan de nederlagen niet vergeten, die het heeft geleden en zint voortdurend op wraak. Engeland verdenkt Rusland van kwade trouw. Oostenrijk zit tusschen twee vuren. De mindere staten vreezen partij te moe ten kiezen. Die onzekerheid houdt de wel- gestelden terug van groote ondernemingen, de fabrikanten durven niet in voorraad te laten werken en de geringe werkman mist het middel om zich door zijn arbeid het noodige onderhoud te verschaffen. Bestaat er spanning tusschen de ver schillende natiën, in de meeste landen be staat er ook spanning tusschen de bewo ners van het land onderling. In vroeger tijd werd het roer van den Staat met vas te hand bestuurd; nu komt er telkens af wisseling. Men is onzeker of de man, die heden een wet doet aannemen, morgen er nog wel is om haar te doen uitvoeren. Wat de eene helft van een volk tot boven de wolken verheft, wordt door de andere tot op het diepst vei'foeid, en dit is in ver schillende opzichten het geval, zoodat er voortdurend twee kampen tegenover elkan der staan en men nu in de eene, dan in de andere richting wordt voortgedreven. Ongewis, onzeker is de toestand, en geen wonder: iedereen wil meedoen aan de po litiek en tot een partij behooren. Patriot ten en Prinsgezinden vergaten hunne za ken om zich in het hanteeren der wape nen te oefenen. Zulk een geest schijnt te genwoordig overal te lieersehen, volken en O O individuën te bezielen. Er is wel leven en beweging in de wereld, maar een leven o tr» en beweging als in de brouwerij van Jan Steen. De toestand is pijnlijk. De onzekerheid, waarin we verkeeren, bedreigt met volks ellende. Vecht ze maar liever uit, uwe ge schillen, vorsten en volken, liever dan nog langer tecren elkaar te wrokken; maar neen, o o 77 treedt elkander vertrouwelijk nader, legt de wapenen af en toont dat het u ernst is in vrede en vriendschap te leven. Uw voorbeeld zal gunstig werken op de leden van den staat, die ook elkander zullen leeren verdragen en zich weder met hart en ziel zullen gaan toeleggen op kunst en nijvei'heid, op handel en zeebouw, en de goedheid mij wat geld op dit edelgesteente voor te schieten. Men heeft u bedrogen, mevrouw! hernam -de man op spijtigen toon, indien men u gezegd heeft, dat ik op pand leende. Ik ben zelf zeer arm; het geld is schaarsch, men ziet het niet veel. Ik verplicht gaarne een anderals het kanmaar op dit oogenblik is het on mogelijk. De arme abdis zag voor een oogenblik hare laatste hoop verdwijnen; echter hield zij aan, en zeide: Gij Weet, mijnheer! dat ik niet in staat ben mijn naam te openbaren; dus tot wien zal ik mij wenden?-.. Zonder de armoede en de ellende, die mij omringen, zou ik misschien reeds lang met mijn hoofd mijne vorige fortuin en mijn rang geboet hebben. Maar hoe wilt gij, hernam vader Simon, dat ik dit edelgesteente zal schatten? Ik ben geen juwelier en vrees u of mij zeiven te be- nadeelen. Och mijnheer 1 weiger het mij niet, of mij de welvaart zal wederkeeren, de welvaart met al het genot, dat zij aanbiedt vau een onbekommerd leven in rust en vrede en wel te kunnen doen aan hen, die lijden wegens rampen, die ze zich niet door eigen schuld op den hals gehaald hebben. Naar Kaboel en het Koerum-dal zijn Engel- sche versterkingen gezonden, omdat de stammen tusschen Ali Kheil en den Shaturgardan-pas we der eene vijandige houding hadden aangenomen, Onder de Engelsche troepen te Kaboel is cho lera uitgebroken. Bij de ontploffing van het tuighuis in de Ba- la Hissar is geheel de voorraad wapenen en le- gertuig, door Sheri Ali bijeengebracht, vernield geworden. De Engelsche kapitein der genie Shafto en een twintigtal inlandsche soldaten kwamen er bij om het leven. Men schrijft de oorzaak van het ongeval op rekening van onvoorzichtigheid dus niet van opzet. Sir Horace Nelson, kleinzoon van den beroem den admiraal van dien naam, is tot den katha- lieken Godsdienst overgegaan. Luidens berichten uit Rangoen, verkeert ko ning Thi-bau weder in eene bloeddorstige stem ming. Hij is namelijk woedend over het lang uitblijven der eleetrische lampen, waarmede hij zijne hoofdstad Mandalay wil verlichten. De stijging der broodprijzen ten gevolge van den slechten graanoogst, die aan de Parijsche huisvaders zooveel ongerustheid bezorgde in de laatste dagen, is gelukkig voorhij. De vrije in voer uit Amerika en Rusland heeft het even wicht hersteld. De moraliteit te Parijs gaat niet vooruit naar mate de radicale beginselen veld winnen. Geen dag gaat er voorbij of moorden, aan slagen of diefstallen komen in de hoofdstad voor. Aan trouwelooze kassiers of hun bedienden ontbreekt het evenmin. Eergisteren is er wederom een der laatsten met 100 000 frs. zonder achterlating van adres ver trokken. Behalve dezen ontrouwe bediende nam ook een „volksman" de vlucht. De man was direc teur van een literarisch en financieel blad La Voix du Peuple genaamd. De man van de „Stem des Volks" nam ongelukkigerwijs 20 000 frs. mede die door zijn geemployeerden als cautie gestort waren. blijft slechts over te sterven; want ik zal nimmer den moed hebben om te bedelen! Bewaar dus het edelgesteente als uw eigendom, en geef mij eenig geld. Vader Siinon was gierig, maar hij was geen slecht mensch. Hij werd getroffen door de tranen der tachtigjarige vrouw, en voor het overige, hoe meer hij den steen bezag, hoe meer hij de waarde er van begon te be vroeden. Hoor, zeide hij, na een oogenblik overwe ging, ik bezit slechts in het geheel 1500 franken aan geld, ik zal ze u geven. .Ik sluit misschien een slechten koop; maar liever dat, dan u aan wanhoop bloot te stellen. Als mijne zaken mij naar Parijs roepen, zal ik hooren hoe veel de steen waard is, en indien ik niet genoeg betaald heb, zal ik u het te kort komende er bij geven. Ach! gij zijt onze redder! riep de abdis uit, de handen vouwende; 1500 franken, daar kunnen wij meer dan een jaar van leven. IV or dl vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1879 | | pagina 1