NIEUWE fcir No. 322. Donderdag 30 October 1870. 4e Jaargang, Wetenschap en ongeloof. 30 Cents. De Robijn van het huis Vatteville. HA4RUME COIMIT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers r 0,85 1,- 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. ffMAlNXIFSDRTtl PRIJS DER ADVERTENTIÉN AGITE MA NON AGITATE. Van 16 regels Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPEKS LAUHEÏ. Het is soms vermakelijk te hooren en te aanschouwen tot welke absurditeiten de genen vervallen, welke, in de beoefening der moderne wetenschap, God en de geopen baarde waarheden trachten weg te drin gen. Het zijn niet de eenvoudigen van geest of de met een gewoon menscheuver- staud begaafden, neen het zijn de hoog geleerden, het zijn zij die meenen te staan aan de spitse der beschaving, die zich schuldig maken aan het belachelijkste bij geloof, juist doordien zij het ongeloof trachten te bevorderen. Een paar jaren geleden beklom te Münclien in de verga dering van natuuronderzoekers een zeke re Hackel den katheder. Ten aanhoore van een groot aantal Duitsche geleerden ontwikkelde deze voorvechter der moder ne begrippen, zijne theoriën. Hij verklaar de zich een warm en vurig aanhanger der Darwinistische leer, {deze getuigenis be zorgde hem den bijnaam van Affen-11 tic ket) en volgens zijne meening was het klink klare onzin te gelooven aan het bestaan van God, aan de schepping van 't Heelal, aan de onsterfelijkheid, aan de vrijheid van wil, aan moraliteit, aan opstanding en aan vergelding. Al die zaken werden door den apentheoreticus eenvoudig overboord geworpen en hij oreerde dat men het er best meê kon doen door aan te nemen dat alles ontstaan is uit eene Urzelle; dat de ziel de kern eener cel is, dus een stuk materie en verder niets. Vanwaar die Ur- zelle gekomen is, werd door den gema lenprofessor niet verklaard; het bestaan er van moest dus maar op gezag worden aangenomen, op 't gezag namelijk vau Affen-IIavhel overigens nog al sterk ge kant tegen gelooven op gezag.Men ziet het il y a des accommodements avec les prin cipes modernes. Op de vergadering van natuuronderzoe kers onlangs te Graz gehouden verscheen O O de hoogleeraar Benedict uit Weenen, met drie schedels van moordenaars en uit deze schedels verklaarde hij de vele mis daden die tegenwoordig aan de orde van FEU1LLE TO N. I. Vervolg Eenige maanden later, toen vader Simon voor zaken te Parijs was, vervoegde hij zich tot een voornaam juwelier. Mijnheer! zeide hij, zich tot den juwelier wendende en den steen uit een zijner vestzakken halende, ik zou gaarne den prijs van dezen steen weten. De juwelier nam den steen met een onverschillig gelaat aan; maar nauwelijks had hij hem onder zocht, of hij wierp een snellen blik op het versleten kleed en op de koddige figuur van den bezitter en riep met hevigheid uit; „deze steen behoort u niet, mijnheer en gij zult niet ver trekken alvorens gij het bezit er van gerechtvaar digd hebt. Sluit de deuren, zeide hij aan den winkelbediende, en haal de gewapende macht." Vervolgens den steen in eene lade sluitende, den dag zijn. Deze professor beweert na melijk dat de hersenen der moordenaars een abnortnalen vorm aan het achterhoofd bezitten, dat zij alzoo physiologisch ziek zijn en derhalve zonder bepaald bewustzijn handelen. Volgens de theorie van Bene dict berusten het doen en laten van den meusch niet op de leeringen van de chris telijke moraal maar bloot alleen op de wetten der natuur. Ten slotte hebben wij de eer aan onze geachte lezers voor de stellen de hoogge leerde heer Dr. Jager, professor aan de hooge school te Stuttgart. Omringd van een aantal half en kwartgeleerden, die zich als vertegenwoordigers der moderne we tenschap beschouwen, verkondigt Dr. Jli- ge r het heugelijkenieuws dat hij de ziel gevonden heeft doorzijne neus, en dat de ziel niets meer is dan eene uit waseming. Elke gemoedsaandoening heeft haren bizonderen geur. Zoo als de hond door den reuk zijn meester weet te vin den, evenzoo kan de mensch, wanneer hij zich oefent, zijne reukorganen op zulk eene hooge trap van ontwikkeling brengen dat hij de gemoedsaandoeningen van anderen kan ruiken, ook dan wanneer zij zich niet meer in de nabijheid bevinden. Door oefe ning had de professor het reeds zoo ver gebracht dat hij in eene kamer kon rui ken of iemand, die er in was geweest in eene vroolijke of in eene treurige stemming had verkeerd. Dat uitdampende geuren op den gemoedstoestand van den mensch in vloed hebben bewijst immers het feit, dat bij een hongerig meusch, geplaatst bij eene tafel waarop een met doek bedekte scho tel gebraden vleesch staat, de hongerige ziel eene aangename gewaarwording ondervindt. Wetenschap is moed,« riep de professor pathetisch uit, »er behoort moed toe ont dekkingen en uitvindingen aan den dag te brengen en te zorgen dat zij niet onder drukt worden. Zoo als men eenige jaren geleden de spectraal-analyse heeft uitge vonden, evenzoo heb ik thans de reuk-ana lyse en de analyse der ziel ontdekt, er be staat eene reuk-leer en een inwendige reuk zin, alle affecten des gemoeds zijn reukge- zeide hij tot vader Simon, dien hij bij den kraag greep en hevig heen en weder schudde: „Gij zult mij niet ontsnappen." Te vergeefs betuigde vader Simon zijne onschuld en hij wilde er de bewijzen van bijbrengen, toen de juwelier op hem een blik vol verachting wierp, „die steen zeide hij met geestdrift, die steen, het is de Vatteville, ellendeling! het is de vorst der edelgesteenten, de schoonste, de zeld zaamste der juweelen! Hij zou als fabelachtig doorgaan, indien hij niet in onze Gids der juweliers getrouw was geboekstaafdZie hier zelf zijn afbeeldselHet is wel zijn oude vormdie donkere vlekHet is de kostbare robijn, waarvan men het spoor zochten dien men sedert lang verloren beschouwde. Daarom zult gij mij niet ont snappen, alvorens mij het toeval verteld te hebben, waardoor gij er bezitter van zijt geworden. Ik zou liet u reed3 gezegd hebben, in dien ik niet bevreesd geweest ware eene arme vrouw in gevaar te brengen die zich aan mijne hoede heeft toevertrouwdDezen steen heb ik van de abdis de Vatteville zelve; waanvordingen en men kan ze grapbiscb voorstellen. Als men namelijk iets ruikt dan maakt deze reuk op het orgaan on zer reuk-ziel een iudruk, eu de graad van dien indruk kan men met behulp van een door mij uitgevonden toestel in kromme lijnen beschrijven, zoodat elke reukaandoe- niug door eene lijn, 't zij hoog of laag, kan worden aanschouwelijk gemaakt. Thans greep de professor een biljartstok en wees de verschillende lijnen aan, die hij op eeni ge wandkaarten had geteekend. Hij toonde de kromme lijn die hij gemaakt had door den indruk op zijne ziel, veroorzaakt door den geur die de chignon zijner dierbare wederhelft verspreidde, verder de indruk van den geur eener peer, van een appel enz. Toen hij ten laatste eene graph Lelie voorstelling wilde geven van zekere ziele- geuren die hij liefst in latijnsche bewoor dingen wenschte te vermelden, kreeg de vergadering het toch te kwaad en verzocht meu den heer professor zijne rede te sta ken en met zijne welriekende ziel de tri bune te verlaten. »Die man is gek,« zal menigeen zeg gen. Ja, dat hij niet recht van zinnen is, dat kan ook onze ziel ruiken. Hij is blijk baar nog gekker dan de andere geleerden. Zijne dwaasheid komt, onder geleerde vor men, meer aan den dag dan bij zijne col- lega.'s. Als professor Jager de ziel meent gevonden te hebben in de zenuwen vat: het reuk-orgaan, dan is die vinding niet veel verstandiger dan die van prof Hac kel die de ziel in eene Urzelle heeft ontdekt. Professor Jager is redacteur van een natuurwetenschappelijk tijdschrift Kos mosgenaamd. Tot ons leedwezen heeft onze ziel nog geen gelegenheid gehad er aan te ruiken, maar ter eere van de Duit sche wetenschap willen we toch constatee- ren dat de man nog in den reuk van een geleerde, van een pionier der beschaving staat, ofschoon hij sinds 1875 zijn geu- rigen onzin openlijk heeft geleeraard. God regeert de wereld niet alleen dooi de goede maar ook door de booze men- schen. Toen de torenbouwers van Babel bij maakt baar laatste middel van bestaan uit. Vader Simon kon gemakkelijk bewijzen, dat hij niettegenstaande zijn onaanzienlijk voorko men, een rijk grondbezitter was, en weldra maakte de juwelier hem zijn verontschuldiging, in zijne drift zoo ruw jegens hem gehandeld te hebben. Vrees niet voor het geheim van mevrouw van Vatteville, voegde er de eerlijke koopman bij; indien er lage zielen zijn, zoo bestaan er ook, die het ongeluk weten te eerbiedigen, waar het zich ook bevinde. Maar welke prijs is deze steen waard? Verscheidene millioenen, mijnbeer! En noch ik, noch de andere juweliers zouden hem kunnen betalen. Wij zouden ons daartoe met verscheidene juweliers moeten vereenigen, en dan nog zou, om zulk eene groote zaak te ondernemen, eene krooning of een huwelijk van een der vorstelijke huizen van Europa in het vooruitzicht moeten zijn. Indien gij wilt, zal ik er met mijne ambts broeders over spreken. Het heeft geen baast. Ik zal zelf die ge legenheid afwachten, en aan de abdis dc fondsen zich voorstelden in den hemel te dringen, O verwarde God hunne taal. Onze ideale he melbestormers hebben verwarring in de gedachten. De Babyloniers spraken iets verstandigs in onverstaanbare woorden, de moderne geleerden misbruiken goede woor den voor onzinnige denkbeelden. Als de geest in den neus steekt, dan hebben onze Israëlitische medebroeders stellig eene enor- me grootheid van ziel; zij zijn in den re gel goed gegeveld en 't zal dus moeilijk zijn de concurrentie met hunne reuk-toe stellen vol te houden. Mais badinage apart. Bij al dien vermakelijkeu onzin, wordt ons hart toch pijulijk getroffen wanneer wij letten op de treurige gevolgen welke de moderne wetenschap na zich sleept. Het ongeloof ruïneert de volken zoowel stoffe lijk als zedelijk. Ontdoe den mensch van het geloof aan God en de geopenbaarde waarheden en Sylla en Marius plonsen met vermaak hunne handen in 't met stroo- meu vergoten bloed hunner medeburgers; Antonius en Lepidus overtreffen Sylla nog in moordzucht en Nero geeft goedsmoeds bevel dat men zijne eigene moeder van kant make. Ongeloof voert tot wanhoop, tot levenszatheid, zoo als wij onlangs nog hebben kunnen waarnemen in de treurige gebeurtenis die te Groningen heeft plaats gevonden. Korteweg en Elisa Baart, ziedaar twee modellen van jammerlijke af dwaling der mensckheid, der vreeselijke verzaking van 't geloof. Treurig was het einde van dit vreemdsoortig echtpaar dat spotte met de liefde voor het vaderland, afschuwelijke denkbeelden verspreidde over de emancipatie des vleesches, de nietigheid van het huwelijk verlangde, eene leer verkondigde zoo vijandig mogelijk tegen Godsdienst en Christendom en tegen het geloof aan onsterfelijkheid te velde trok. Arme Elisebeklagenswaardige echtgenoot, die niet alleen scheen te kunnen sterven. Waarheen leiden de theoriën waaraan het ongeloof ten grondslag ligt? Tot zelfmoord! Tot een vreeselijk ein de, maar ook tot een nog vreeselijker ont waken. voorschieten, zeide vader Simon, geheel onthutst zulk een schat te bezitten. Ik dank u, tot wederziens! De eerste dag van het jaar 1795 was aange broken, en eene koude dikke, ijzige mist hing over de stad. De oude abdis en Margaretha waren nog droeviger dan gewoonlijk opgestaan; want reeds veertien maanden hadden zij van den prijs, dien zij voor den steen ontvangen hadden geleefd, en eiken dag was de kleine som van 1500 franken verminderd, zoodat op den morgen waarvan wij spreken, mevrouw van Vatteville, in haren leuningstoel voor den kouden haard gezeten, met een droevig starend oog Margaretha zag werken. Beide zochten, zonder elkander hare gedachten te durven mededeelen, naar mid delen, om uit de geldelijke verlegenheid te geraken waarin zij op nieuw gedompeld waren. -Simon heeft mij nog niet geantwoord, zeide de abdis, hardop hare gedachten beantwoordende. Zonder twijfel heeft bij den steen niet duurder kunnen verkoopen, dan hetgeen hij ons gegeven heeft.... Het is zoo moeilijk, zelfs nog in dezen tijd Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1879 | | pagina 1