NIEUWE Donderdag 27 November 1879. 4e Jaargang. Dc sociale questie. Jfo. 330, wwk m ra De Familie Ghoisel. HAARHMSCHli (OlIRAIT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1,— 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUEEAU: St. Jansstraat Haarlem. A.-9- AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAURE Y. III. (Sint.) Allen behooren van af hunne geboorte aan den staat en blijven het eigendom van den staat tot zij in de doodkisten van den staat worden weggevoerd. De staat onder wijst de kinderen en voedt ze op, de staat toont aan ieder zijn werk; aan den staat is iedereen rekenschap verschuldigd van elke schrede die hij doet. De staat benoemt degenen die het toezicht op de burgers uitoefenen en die recht zullen spreken en doen. Als de staat beveelt, dan zal de be stuurder zijn staf neerleggen en naar de bijl of spade grijpeu. Hoeveel ik heden of morgen zal werken, 't staat niet aan mij dit te bepalen; hoe laat ik beginnen, hoe laat ik eindigen zal, mag ik niet beslis sen. De arbeiders zullen werken zooals de meerderheid der stemgerechtigde bur gers dat heeft bepaald. Eu ».so leben wir, go leben wir alle Tag en,niet als in het tuchthuis tot aan de ure der bevrijding, maar tot aan het koude graf. Welk een heerlijk vooruitzicht geeft die staat der toekomst! In der daad het leven in een tuchthuis zou oneindig verkieslijker zijn dat het »vrije« leven in den sociaal-de- moeratischen staat der toekomst. En dat durft meD dan nog wel de emancipatie der arbeiders noemen! Bevrijding van den vier den stand! Hebben de arbeiders dan niet allen grond om te bidden: »Heer, verlos o ons van onze vrienden» Alzoo in den socialistischen staat bestaat er geen indi- vidueele vrijheid. Met het recht is 't ge daan. Men erkent het natuur-recht niet; het positieve recht der goddelijke openba ring is vogelvrij verklaard, een historisch recht is ongeldig gewórden. Er bestaat geen ander recht dan dat hetgeen door de meerder heidder arbeiders 7an den staat der toekomst is geproclameerd. De grillen en willekeur der meerderheid van het wetgevend lichaam, dat is het recht, dat is de wet voor al len. Eu deze willekeur kent geene gren zen, wordt door geen eeuwig, goddelijk recht, door geen godsdienstige, door geen moreele wet gebonden, door geen recht begrensd, door geen natuur-wet belemmerd. F E ILL ET O N. II. Vervolg. Nimmer vergeet ik den indruk, dien het geluid der klokken en trommen op mij maakte, dan (lit was nog niets in vergelijking met den slag, welke mij trof, toen ik het voorval met den koniug vernam.Hemel, nog sidder ik, als ik er aan denk.... zeide Henriette, een blik ten he mel slaande. Choisel, vervolgde de gravin, spoedde zich naar Parijs; hij bereikte de stad vóór dat de on gelukkige vorst er gevankelijk werd binnen ge bracht. Albert had dien dag eenige zaken te ver richten, welke geen uitstel gedoogden, en geen getuige willende zijn van den smartvollen intocht des konings, haaste hij zich om te huis te komen. Maar hij had zich misrekend. De treurige stoet kwam hem te gemoet, en daar hij te midden van het gedrang geen weg kon vinden, moest zijn open rijtuig stil blijven staan, terwijl de on- Hetgeen besloten wordt over huis en hof, over werkplaats en fabriek, over vrouw en kind, over maatschappij of staat, dat is wet, dat is recht en daarnaar moet ie dereen zich richten. Prachtige vooruit zichten! De individueele rijkdom houdt op te be staan. Een der voornaamste grondwetten van het socialisme luidt: »alle burgers zijn arbeiders en alle arbeidsmiddelen zijn staats- goederen.« En deze middelen zijn? De fa brieken met hare machines, de werkplaat sen met hare gereedschappen, de bergwer ken met bunnen voorraad metaal en ko len, de huizen en akkers, alsmede de ban ken en geldkantoren met hunne kapitalen. Dat alles zijn arbeidsmiddelen en bijgevolg bezittingen van den staat. De staat nu moet aan een ieder uitkeeren, wat hij voor een behoorlijk bestaan noodig heeft. Alzoo communisme in den meest uitgebreiden zin van het woord. Iedereen is arbeider, ar beider van den staat, dat wil /eggen: eene 7 on machine, een lastdier dat alle edele gevoe lens, alle hooger streven moet doen ver stikken. Het gansche bedrijf der gezamen lijke bevolking gelijkt op den arbeid van het ploegdier, dat stom en dom, nu rechts dan links stapt, den ploeg trekkende om 's avonds aan den voederbak te worden vastgebonden. De zucht om door vlijt en zuinigheid in de wereld vooruit te komen of de hulp aan noodlijdende medemenscben, zijn onbestaanbare zaken, want het indi vidueel bezit en erfrecht hebben opgehou den te bestaan en voor den werkman die ongeschikt voor den arbeid is geworden moet de staat zorgen. Kan men zich een vervelender leven voorstellen dan dat in dezen arbeiders-staat? En zulk een leven zou aan ieder een behoorlijk bestaan ver schaffen? Neen, slechts enkele karakters kunnen het slavenjuk dragen, 't Spreekt van zelf dat het bij deze chimères hoofd zakelijk te doen is om het grondbezit, zoo als men dat uit verschillende socialistische geschriften kan opmaken. Men ontveinst echter niet de bezwaren te erkennen die de uitvoering dezer hersenschimmen bij de ffrondbezitters zullen ontmoeten. De land- mau is aan zijne have gehecht met eene gelukkige Lodewijk hem voorbij reed. Uit eer bied, en denkende dat het den vorst aangenaam moest zijn, ten minste één vriend te zien, stond Choisel op, ontblootte zieh het hoofd en groette. Het volk floot en jouwde, maar de graaf nam de eerste gelegenheid waar, om er door heen te komen, en beval den koetsier eene zijstraat in te rijden, waarna hij onverlet hier aankwam. Sedert dien tijd is onze familie als koningsgezind aange merkt, en tot onze eer moet ik zeggen, dat wij het ook zijn. Later werd bekend, dat Choisel zich tijdens het aanhouden van den vorst te Varennes had bevonden: hij werd beschuldigd van deel aan de vlucht genomen te hebben en stond daardoor aan vele onaangenaamheden bloot. Dagelijks be rokkende men ons nieuwe grieven, de minste han delingen werden bespied; maar nog erger dan ons leedgevoel was de smaad, welke der konink lijke familie werd aangedaan. Op Nieuwjaarsdag van het jongstverloopen jaar sprak Choisel over de afschaffing van het oude gebruik, om den koning de gelukwenschingen aan te bieden; maar de weinige woorden, welke hij er tegen in had gebracht, moesten hem aldra innigheid en vastheid die hem voor zijn eigendom alles zullen doen wagen. Men is derhalve op dezelfde kunstgrepen be dacht, waarvan men anderen reeds langen tijd heeft beschuldigd. Men denkt langza merhand door het aankoopen van grond voor den volksstaat, de eigenzinnige grond bezitters, die zoo innig aan hunnen indi- vidueelen rijkdom gehecht zijn, te isolee- ren, de uitoefening van hun bedrijf moei lijk te maken, hunne bezittingen waarde loos te makeu en hen zedelijk te dwingen hunne goederen aan den staat te verkoo- pen. Op deze manier droomt het socialis me do verwezenlijking zijner plannen. Men zal echter zien dat het slechts droo- raen zijn. De landman laat veel langs zijn koude kleeren loopen, oefent een kolossaal geduld met de dwaasheden van andere men- schen. Maar komt men aan zijn land, dan is zijn geduld ten einde. Uit het lam wordt een leeuw, uit den boer een held. Men vergisse zich niet. Het land geeft ten slotte den doorslag waar het den staat en het volk geldt, en wij twijfelen geenszins of het socialisme zal schipbreuk lijden op het rechtsgevoel en op de liefde van huis en grond die den landman, Goddank, nog frisch en onbe dorven eigen zijn. Ieder Katholiek, ieder eerlijk man moet zich dus aan de zijde der boeren, der grondbezitters scharen. De revolutie vindt in ieder rechtschapen man haren gezworen vijand. Wij waren reeds aan de grenzen van het gebied dat wij nu zullen betreden. Hoe verschijnt het moderne socialisme op zijn eigenlijk gebied? Wederom in den waren zin van het woord: vernietigend, omdat het voor zijn modelstaat het fon dament van elke maatschappij, namelijk het huisgezin, ontbindt. Van het door God geheiligde on verbreekbare verband des ech telijken staats wil het socialisme niets we ten. Afschaffing van het huwelijk en in voering der vrije liefde werd zelfs door vrouwen geproclameerd. Met die afschaf fing zou natuurlijk de totale verdierlijking van het menschelijk ras geboren worden. Ofschoon de oude heidenen het huwelijk als eene heilige, religieuse instelling be- berouwen. Terwijl hij des avonds naar huis keer de, werd hij bij de deur door een onbekende achterhaald, die hem met een dolk bedreigde. Gelukkig kwam juist de heer Chalon voorbij, die den vreemdeling aanpakte en op den grond wierp, waardoor hij het leven van mijn echt genoot redde. Mijn vriend.... zeide de geestelijke, Gustaaf de hand drukkende. Mijnheer, antwoordde hijik heb mijn plicht gedaan met den zwakke tegen den sterke te beschermen. Ga voort nicht, uwe geschiedenis boeit mijne aandacht in hooge mate. Alberts vriend, Mandat, die zoo veel trouw voor den koning aan den dag legde, werd in Au gustus door het gemeen vermoord. Op den dag van de bestorming der Tuilleriën viel onze oom von Nedsell, die als officier bij de Zwitsersche garde diende, evenzeer als slachtoffer van zijn on wrikbaar plichtsbesef. Bij deze woorden wischte de gravin een traan van haar gelaat en ging aldus voort: de afzetting en gevangenneming des konings ver meerderden nog de reeks der rampen, Zoodanig schouwen, dat zij met offeranden en plech tigheden sluiten; ofschoon door de barba ren in de wildernissen het huwelijk nog als eene wet der natuur wordt erkend en aan de beschikking eener godheid wordt toegeschreven, niet alzoo de sociaal-demo craten, zij de scheppers van den volkshe- mel, stellen den mensch tusschen paard en muildier. Het huisgezin verdwijnt, het recht der ouders op hunne kinderen en op den hun toekomenden eerbied, liefde en gehoor zaamheid is afgeschaft; de pas geboren wereldburger behoort aan den staat en hij blijft in het bezit van den staat, tot dat hij wederom verdwijnt van het tooneel van den model-staat. Hoe het bij zulke begin selen en leerstelsels, gesteld dat zij in het practische leven verwezenlijkt werden, met de zedelijkheid zou geschapen staan, deze vraag heeft geen verklarend antwoord noo dig. Hoe zal er van zedelijkheid nog spra ke kunnen zijn als de geboden Gods ver vangen zijn door de volgende artikelen: 1) Gij zijt het eigendom van den staat; 2) de staat is uw opperste goed; 3) eigen dom is diefstal; 4} het huwelijk is eene aanmatiging, vrije liefde is de wet der na tuur. Hier is voor den minsten graad van zedelijkheid geen plaats, geen mogelijkheid meer. De menscliheid zou door de wetten der socialisten al heel spoedig te niet gaan. Ten einde ontaarding te voorkomen heeft de Schepper aan het dier het instinct ge geven. Maar de mensch ontving verstand en geweten, wet en gebod opdat hij zich zei ven kan in stand houden. Verguist hij die goddelijke wetten, dan daalt hij bene den de wildste beesten en hij gaat onher roepelijk te niet. Dat is het vergezicht dat het socialisme in zijne ontwikkeling der menschlieid geeft te aanschouwen. Men zal nu zeer goed be grijpen waarom een sociaal-democraat een maal in het Duitsche parlement durfde proclameeren: »Wij en de Katholieke Kerk, wij zijn gezworen vijanden!De sociale questie, in hare opvatting als lotsverbete ring van den arbeider, ligt der Kerk na aan 't harte en zij heeft den sleutel tot oplossing steeds bewaard en gehandhaafd. Zoolang de menschheid aan haar gehoor- was onze toestand, toen de handelwijze van La fayette er. de beweging in de Vendée ons hoop op herstel der orde gaf. Dan de generaal moest vluchten, en de uitslag van het gevecht bij Bressu- ire deed ons vooruitzicht verdwijnen. Nieuwe sla gen, gevoeliger dan alle voorgaande, wachtten ons nog. In het begin van September werden er vele geestelijken vermoord, en wij verloren iemand, wiens aandenken ons altijd met eerbied zal ver vullen, den onvergetelijken aartsbisschop Johan nes Maria Dulau, van Aries. Hij had ons gewich tige diensten bewezen en was de vriend der ge- heele familie. Op zekeren dag hoorde ik een woest gezang; bevende vatte ik Eduard, die naast mij zat, bij de hand en wilde in een ander vertrek gaan. Maar het kind zijne nieuwsgierig heid willende bevredigen, trok mij naar het raam; en nu zagen wij het hoofd der prinses van Lam- balls, dezelfde, die hein ten doop had gehouden, op eene piek door de straten dragen. De loshan gende haren fladderden in den wind en de half geopende oogen schenen mij aan te zien: het was een afschuwelijk schouwspel! Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1879 | | pagina 1