NIEUWE
No, 330.
Zondag 28 December 1870.
4e Jaargang.
De Staatsloterij.
De Familie Choisel.
HK KI. Hi SI HE IIIIRtSI.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,—
Afzonderlijke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
MAIN TIEND!',
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Avertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
De quaestie van het al dan niet wen-
schelijke om de Staatsloterij te behouden,
verdient zeker ernstige overweging.
Uit dat oogpunt heeft het adres door den
heer Elout van Souterwoude, in de zitting
der Tweede Kamer van jl. Zaterdag uitge
bracht, ongetwijfeld recht op onze waar
deering.
Vóór wij releveeren en bespreken hetgeen
die afgevaardigde over het loterij-vraagstuk
in het midden bracht, wenschen wij een
woord van hulde en lof te wijden aan de
houding, welke de heer Elout, gedurende
de jongste maanden, in de volksvertegen
woordiging innam. Wij doen dat naar aan
leiding eener gebeurtenis, die wij betreuren.
De heer Elout nam namelijk zijn ontslag
als lid der Tweede Kamer, en wel op grond
van de bezwaren des ouderdoms. Met diep
leedwezen zien wij den heer Elout het par
lement verlaten. Terwijl wij beseffen, dat
de taak hem zwaar valt, en dat zijn te
rugtreden dus te rechtvaardigen is, veroor
loven wij ons toch de vraag: hadden zijn
vrienden hem geen minder drukkende positie
behooren te verzekeren, door hem niet in
de voorhoede, doch in de achterhoede niet
der leden maar der strijders te plaatsen,
en hem dan alleen uit te noodigen deel te
nemen aan het debat, als 't gezag van
zijn stem en standpunt, van zijn jaren en
ervaring, gewicht had kunnen in de schaal
werpen? Niet aan ons evenwel staat de beant
woording dier vraag. Ons rest slechts den
grijsaard te prijzen, die voor een poos het
mandaat van volksvertegenwoordiger op
zich nam, om in 's Lands raadzaal voor de
eeuwige beginselen van recht en waarheid
te getuigen en van wien het woord gelden
mag, dat hij zich ook in den boezem der
volksvertegenwoordiging het Evangelie van
Christus niet schaamde. Personen mogen
echter komen en gaan, de waarheid, ook
op staatkundig gebied, is onveranderlijk.
Laat ons hopen, dat de wensch door den
heer Elout in zijn laatste parlementaire
woorden geuit, dat de denkbeelden waar
voor hij op staatkundig gebied strijdt,
steeds meer aanhangers mochten vin-
FEU1LLE TO N.
Vervolg.
Moeder, zeker zijn Eduard en Clialon hier,
ik heb den hond herkend....
Open! riep mevrouw Choisel tegen het por
tier kloppende.
De stalknecht, een lar.ge lummel op klompen,
wiens piramidevormige slaapmuts hem nog
grooter maakte, voldeed aan het verlangen en
vertoonde zijn vuil gelaat aan de beide dames.
Bij het zien van dit reusachtige verschijnsel
kon Heuriette met moeite een glimlach onder
drukken.
Dat is toch zeker Eduardje niet, zeide zij
zachtjes, terwijl zij uit het rijtuig stapte.
Mevrouw Choisel volgde haar, en nauwelijks
waren zij op straat of Gustaaf kwam, met zijn
beschermeling, aan de hand, haar te gemoet
loopeu.
Weenende van vreugde omhelsde men elkander;
den, gewenschte vervulling erlangen
En nu ter zake.
Omtrent de Staatsloterij merkte de lieer
Elout het volgende op: »De minister van
financiën veroorlove mij op de afschaffing
der Staatsloterij nader aan te dringen. Mijn
zwakke poging tot behartiging ook hier
van het gewichtig belang der volkszedelijk
heid, is tevens voor mij een erfelijke plicht,
eenigszins een vrieudschapslegaat. De mi
nister van financiën, die in 1821 optrad,
wenschte niet alleen in de financieële wet
geving terug te keereu tot de gezonde Ne-
derlandsche beginselen, maar ook mede te
werken tot het daaruit wegnemen van het
geen de nationale zedelijkheid benadeelde.
Daaronder behoorde de afschaffing zoo van
de Brusselsche als van de Staatsloterij
In 1824 verwisselde de minister van de
partement, eu zoo bleef de Staatsloterij
(de Brusselsche was afgeschaft) in stand. Nu
zult ge u herinneren, mijnheer de voorzitter,
dat in 1854, alzoo dertig jaren daarna, mijn
vriend en bloedverwant, de dichter Jacob
van Lennep, met warmte de Staatsloterij
in deze Kamer heeft bestreden. Toen werd
hem ongeveer hetzelfde antwoord gegeven
als thans de memorie van beantwoording
inhoudt, onder toezegging, dat men de
zaak in overweging zou nemen. Sedert is
O O
intusschen wederom het vierde eener eeuw
verloopen, zonder dat aan de zaak (aan
welke nochtans verbeteringen zijn toege
bracht) een einde is gemaakt. Ik wensch
daarom aan den minister te vragen, of hij
in het aangegevene niet een zeer eenvoudig
en doelmatig middel vindt (spreker had
het doen uitsterven der loterij, door 't ver
minderen der trekkingsom en der tijdstip
pen van trekking, aan de hand gedaan)
ter afschaffing van de Staatsloterij, eu of
hij, met het oog op zoovele millioenen, welke
men niet huiverig is aan soms onzeker
nut te besteden, en op een regelmatige
toeneming der opbrengst van 's lands mid
delen, in ernst bezwaar kan hebben de som
van nog geen half millioen, die thans de
Staatsloterij opbrengt, langzamerhand prijs
te geven ter behartiging van een der ge
wichtigste Nederlandsche belangende
volkszedelijkheid? Het is toch allereerst
de gravin nam het kind in de armen, kuste het,
zette het neder en kuste het op nieuw.
Gij zijt het dan Eduard! ik zie u weder!
riep zij, den kleinen aan haar hart drukkende.
Ja moeder, en Caro is ook hier, antwoordde
het jongske.
Gij ziet beste nicht, dat ik u weet te ont
moeten, sprak de heer Clialon, nadat de eerste
vervoering van vreugde een weinig bedaard was.
Gij zijt een man van uw woord neef.
Alles is klaar! riep de stalknecht.
Spoedig plaatste men zich in de koets, waarin
de hond, volgens gewoonte vlugger dan de rei
zigers, hun vooruit sprong eti zich eene goede
plaats uitkoos.
De weg naar Etrechy! riep Lodewijk, die
het portier sloot, tot den opstijgenden pos
tillon.
V.
Beste vriend, zeide mevrouw Choisel, toen
zij voortreden, vertel ons toch de wonderlijke
toedracht van Eduard's redding. Ik sidderde bij
de gedachte, dat het onschuldige knaapje den
door gerechtigheid, dat een volk verhoogd
wordt.»
Zoo sprak de heer Elout. Wij zuilen wel
niet behoeven te verklaren, dat. de laatste
uitdrukking door den afgetreden volksver
tegenwoordiger gebezigd, onze volle, in-
O O O O
nigste sympathie wegdraagt.
Toch veroorloven wij ons van hem in
meening te verschillen omtrent de wensche-
lijkheid der afschaffing van de Staatsloterij.
Niet het argument, door den Minister
Vissering aangevoerd op het betoog van
den heer Elout, bepaalt ons standpunt.
De Minister meende, dat op dit oogenblik
de schatkist deze bate niet missen kan. Dat
motief bewijst voor ons niets. Als de op
heffing der Staatsloterij gezegend voor de
volkszedelijkheid zou werken, dan zou geen
bate, zelfs niet van millioenen, Regeering en
Kamers mogen terughouden daartoe over
te gaan.
Het advies des Ministers blijft bij ons ge
heel buiten beschouwing. Zedelijkheid-be
ginsels laten zich niet realiseeren tot den
geldkoers van den dag.
Onze positie tegenover den eisch tot af
schaffing der Staatsloterij worut uitsluitend
beheerscht door deze vraag zal inderdaad
de volkszedelijkheid worden verhoogd als de
Staatsloterij verdwijnt?
Op die vraag nu geven wij voor ons,
elke andere meeniug, inzonderheid die van
den gemoedelijken Elout, ten volle eerbie
digende, een ontkennend antwoord.
Men lette bij dit vraagstuk toch vooral
op den wezenlijken, den werkelijken toestand.
Hoe gaarne wij ook de maatschappij
zouden willen idéaliseeren, haar reeds nu
zouden willen hebben, gelijk wij haar zou
den wenschen, ten slotte hebben wij enkel
te doen met de realiteit, de nuchtere wer
kelijkheid.
Wat leert die ons nu?
Dit, dat zeer velen, ook lieden, bij wie
het spel allerminst een hartstocht geworden
is, altijd een klein deurtje, zooals zij het
noemen, voor de fortuin willen openhouden.
En het mag eu moet worden gezegd, dat
het erlangen, tegen eerlijken inzet van de
kans op een eerlijke winst, op zich-zelf
niets in zich bevat met het begrip van ze-
nacht buiten het ouderlijke huis zou moeten door
brengen; ik waande hem in de gevangenis en de
uitkomst overtreft verre mijne hoop: hij is ons
wedergegeven. Chalon wij ziju u hiervoor den
grootsten dank verschuldigd.
Volgaarne voldoe ik aan uw verlangen om
alles te verhalen; weet dan, dat ik in deze zaak
slechts eene ondergeschikte rol gespeeld heb; de
voornaamste, ja de eenigste oorzaak onzer vlucht
is een vijand onzer partij....
Een republikein? v.'oeg Henriette nieuws
gierig.
Ja, luister en oordeel zelve. Na een kort
verhoor werd Eduard naar de gevangenis ge
bracht, ik kreeg verlof om hem te volgen. De
kleine schreidde bij het betreden der akelige wo
ning, welke wij betrokken, maar eenige prenten,
welke ik, in het voorbijgaan, in eenen winkel
had gekocht, deden zijne tranen opdrogen, ter
wijl Caro, die bij ons was, hem verstrooing gaf.
Ik zag intusschen eene duistere toekomst te ge-
moet, en dacht aan hen die mij dierbaar waren.
Eer, half uur na onze aankomst, deed de kom-
mandant de ronde, en kwam ook in ons vertrek.
(lelijkheid in strijd. Gespeeld zal er dus
altijd worden. Schaft nu de Staat de offi-
ciëele loterij af, dan zullen de wiulustigen
hun geld wagen in vreemde loterijen, even
min solide als de Nederlandsche, als loterij
beschouwd, solide is. Bovendien zullen ge
heime en gemaskeerde loterijen, ouder al
lerlei naam en vorm, als uit den grond
verrijzen.
Stemt men ons dit alles toe, dan stellen
wij weder de vraagzou, onder de geschetste
omstandigheden, de afschaffing der Staats
loterij een zegen voor het volk kunnen ge
noemd worden?
Geloove dat wie ook maar willen, wij
kunnen die zienswijze niet omhelzen.
Juist door de afschaffing der Staatsloterij
zal de volksmoraliteit worden benadeeld.
De afschaffing van het huurstelsel bij de
loterij hebben wij indertijd toegejuicht, wijl
dat een speculatie was op heu, die speelden
zonder zelfs iets te bezitten, waaruit zij de
middelen konden putten, om het deurtje
der fortuin open te houden.
Nu die oorzaak van vele misbruiken ver
viel, levert de Staatsloterij, waarvoor wij
persoonlijkal met zeer weinig ingenomen
heid ziju vervuld, in ons oog tegenover
schaduwzijden, die wij niet loochenen, toch
ook haar lichtkant op.
Thans weet immers ieder, die een lot of
gedeelte er van in de Staatsloterij neemt,
dat alles eerlijk toegaat en dat dus zuiver
spel wordt gespeeld.
Van elke loterij, ook in den vreemde, zal
misschien hetzelfde kunnen worden etezesd
o O
wat haar hoofden en het toezicht aangaat,
doch geenszins ten aanzien van hen, die
haar tegenover buitenlanders exploiteeren.
Zoodra dus de Nederlandsche Staatsloterij
ophoudt te bestaan, zal de speculatie uit
den vreemde op de winzucht onzer Natie
schrikbarend toenemen.
De stroom der speelzucht, die niet langer
binnen een nationale beddiug zich zou kun
nen voortbewegen, zou zich een weg banen
door terreinen, waarop bedrog en misleiding
heerschappij voeren.
Alleen dus reeds als noodzakelijk kwaad
moet de Staatsloterij blijven bestaan.
Zij behoort tot die instellingen, welke
Met verbazing mij aanziende, vroeg bij, of ik de
burger Chalon was en waarom ik mij hier be
vond. Toen ik hem hierop geantwoord had, ging
hij vóór mij staan. Herkent, gij mij, sprak hij op
bewogen toon, ik geloof het wel, dat gij niet weet
wie ik ben; de kleederen doen den man veran
deren. Ik ben Caillou, er. hoezeer onze denk- en
handelwijze verschillen, wil ik toch gaarne den
toekomstigen schoonzoon van mijn gewezen wel
doener van dienst zijn....
Het was dan Lambert Caillou! riep de
gravin.
Dezelfde mevrouw. Hij vertelde, dat hij
twaalf jaren oud zijnde, als veehoeder op eene
afgelegene buitenplaats van uwen echtgenoot in
dienst kwam en later tuinman werd, tot eindelijk
de omwenteling uitbrak. Zijne republikeinsche
denkbeelden deden hem de partij der revolutie
omhelzen, hij werd soldaat en is nu tot kapitein
bevorderd. Deze spoedige rangverheffing is hij
zoowel aan zijn moed als aan eenige diensten,
welke hij een hooggeplaatst persoon bewezen heeft,
verschuldigd. Een straal van hoop ging voor
jnjj op. Wordt vervolgd