NIEUWE
No, 359,
Zondag 7 Maart 1880.
5e Jaargang.
HIJS!
Van Gods geslacht.
iifii
lAAIMMI (MUIT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Ellcen WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
UNTJENDRAj.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiëu worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KITPPEES LAUREI.
Men heeft in onzen tijd de wetenschap
gepopulariseerd, dat wil zeggen, men heeft
geleerde termen en zegswijzen van vroe
ger ter zijde gesteld en in voor ieder ver
staanbare bewoordingen de resultaten sa
mengevat, waartoe de hoogwijze mannen
der wetenschap kwamen.
Het spreekt van zelf, dat daardoor veel
*waad werd gestichtwant nu nemen vele
^aanwijzen en oppervlakkigen de uitkom
eten over, waartoe de wetenschappelijke lui
geraakten, zonder dat zij die heeren kunnen
Volgen op den weg van hun onderzoek.
Konden zij dat, dan zouden wellicht velen
van hen, die thans de geleerde ongeloovi-
gen napraten, hebben leereu inzien, dat al
die wijd uitgebazuinde wijsheid, wèl be
schouwd, niets dan dwaasheid is.
Er kan dus niet aan getwijfeld worden,
°f dat neertrekken van de wetenschap tot
de laagte van het algemeendat onder
'eders bereik brengen, van hetgeen toch
Mtijd te hoog zal blijven staan voor dui-
2®nden, om er waarlijk bij te kunnen,
moet als een ramp voor de wereld worden
beschouwd.
Hoort die domperszoo hooren wij
°ös toeroepen, »zij willen het volk maar
dom houden, dan kunnen zij het des te
beter al die wonderverhalen van het Chris
tendom op de mouw blijven spelden.*
Dom willen wij het volk houden, ja,
dat is waar. Wij willen het bewaren voor
de domheid en dwaasheidomop gezag
V(in de heidensche geleerdheidniet langer
aaa God en Zijn heilsopenbaring te gelooven.
Ongeloof toch is is een kolossale dom
heid. Reeds in het Oude Testament staat
geschreven: de dwaas zegt in zijn hart:
er is geen God.
Men bedenke daarbij wel, dat die wijze
toldie God wegredeneeren, bij logische ge-
volgtrekking dan ook moeten aannemen,
dat alles wat wij zien, uit zich zelf is ontstaan.
En dan beroemen die heeren zich nog
M op hun groot verstand
Neen, wij willen het volk niet dom hou-
ea5 wij zijn voor de ontwikkeling en de
^etenscliap, maar juist daarom haten wij
Ml® schijn- en halfgeleerdheid.
FEUILLETON.
De Familie Choisel.
deld.
Vervolg.
Wl gedachten zag hij door de ramen, wan-
e door de zaal op en neder, en bleef meer
alen eensklaps staan, alsof hij met zich zel-
Ven
m tweestrijd was.
Bet binnenkomen van den knecht, die iemand
aandiende, trok hem uit zijne ernstige overden-
ïngen.
Wees welkom, mijn waarde heer Ledou,
sPrak de markies, den binnenkomende te gemoet
gaande.
Deze drukte de hand van de Snintville, en
P'aatste zich op de sofa.
Spoedig kwamen nog twee personen het gezel-
scha
P vermeerderen.
e bediende kreeg bevel zich te verwijderen,
en de aanwezigen namen rondom de tafel plaats.
Wat hebt gij ons mede te deelen, markies?
Geen lastiger mensch clan die van iets
wat weet; hetgeen eigenlijk neerkomt op
het weten van niets van iets.
Tweederlei gevaar bestaat er voor den
menschin betrekking tot de wetenschap.
Hij kan te veel weten, waarmede wij
bedoelen, dat hij meer kennis opdeed dan
zijn geestelijk maagsap verteeren kan; in
dat geval maakt hij zich schuldig aan de
zonde der eenzijdigheid hij heeft enkel oog
voor de stoffelijke dingen en blijft blind
voor de verschij nselen der zedelijke wereld
orde.
De natuurkunde wordt van dit stand
punt de eeredienst voor den menscb.
Maar men kan ook te weinig weten of
te oppervlakkig weten, en dan wordt men
een volgeling van anderen, van een soort
voorgangerswier stap men echter niet
kan bijhouden. Men loopt dan ook niet
Daast, doch achter hen. Het meerendeel
der menschen is te weinig verstaudelijk
ontwikkeld om met professoren en die zich
voor professoren uitgeven, op een weg en
in een spoor te wandelen.
Omdat nu dit alles zoo is, hebben wij
bezwaar, onoverkomelijk bezwaar tegen dat
streven, om de resultaten der wetenschap
zóó voor te stellen, dat ieder gelooft er een
oordeel over te kunnen vellen en zezoo
hij ze goedkeurt, ook persoonlijk te om
helzen.
Doch de zaak ligt er nu eenmaal toe;
wij kunnen dien toestand betreuren en af
keuren, doch wij moeten met hem rekenen.
Nu de hooggeleerde mannen zich tot het
volk richten, moet ieder, die het volk lief
heeft, er naar trachten, om te beletten
dat het volk wordt gevoerd op ont
zettende doolwegen.
Tegen een ongeloovige wetenschap moet
voortdurend, met kracht en nadruk, wor
den getuigd.
En dat wij niet overdrijven dat wer
kelijk de wetenschap, door ongeloovige lie
den beoefend, tot de vreeselijkste uitkom
sten leidt en van God en Zijn dienst den
armen en zondigen mensch doet vervreem
den, daarvan lazen wij dezer dagen weder
een nieuw bewijs.
Door een man van groote kennisprof.
W. Koster, werd in het bekend maand-
vroeg de advocaat Gazelle.
Zeer veel, mijne heeren, en de ontvangene
berichten luiden gunstig voor ons plan. Het
oogenblik van handelen zal spoedig aanbreken,
en thans wilde ik u over onze te houden ge
dragslijn raadplegen.
Gij kunt op ons rekenen de Saintville; wij
zijn bereid alles voor het welslagen onzer onder
neming op te offeren, zeide de gewezen generaal
Capières, die met zijn vriend Tuyau het plan,
om de ongelukkige koninklijke familie te bevrij
den, toejuichte. Hij spaarde noch geld, noch
moeite, om zijn doel te bereiken.
Mijne heeren, hernam de Saintville, ziet
hier in korte woorden den toestand onzer zaak.
De doortocht naar de Duitsche en Zwitsersche
grenzen is verzekerd; een genoegzaam getal onzer
aanhangers zijn derwaarts vertrokken, om des
noods geweld te kunnen gebruiken; uit de Prui
sische en Oostenrijkscke legers biedt men hulp
aan, in geval zij naar die zijde de wijk mochten
nemen. Wanneer dat alles mislukt, dan staat
Engeland nog open, het vaartuig ligt gereed, en
schrift de Gids een stuk geschreven naar
aanleiding van een beschouwiug van een
anderen hoogleeraar, de heer Spruijt,
over het Darwinisme, een stelsel 't welk
leert, dat de mensch, door opklimming, is
ontstaan uit het dier, dat op zijn beurt
zijn bestaan weder dankt uit nog lagere
levensvormen.
Bij prof. Spruijt bestonden bedenkingen
tegen het Darwinisme; prof. Koster komt
nu weder tegen de theorie van zijn ambt
genoot Spruijt op.
Wij zullen ons in dat twistgedwiug niet
mengen wij zouden ons aan zulke mannen
niet wagen
Slechts willen wij eenige zinsneden uit
het slot van het betoog van prof. Koster
aanhalen, om te doen zien, hoe ver de ont
kenning der wetenschap reeds gaat.
Hoe zal de inenschheid iets anders wor
den dan een ontwikkelde dierengroep?
vraagt de hooggeleerde heer. En dan ant
woordt hij. Velen hopen in dat opzicht nog
op den godsdienst. Met allen eerbied van
haar soms waarneembare liefelijke uitingen,
kan men daarin toch moeielijk den grond
slag van de hoogere beschouwing der
menschheid vinden. Veeleer schijnt de gods
dienst de laagste, de meest kinderlijke vorm
te zijn, waarin de mensch zijn afhanke
lijkheid van zijn betrekking tot de overige
natuur poogt uit te drukken. Van de
hoogere geestvermogens» is het ook de
vraag of men niet terecht meent, dat zij
in graad alleen den mensch van de dieren
onderscheiden. En in de zedelijkheid
schijnt, zelfs, na Spruijt's betoog, het
specifiek menschelijke nog niet duidelijk
aangetoond ie zijn. Zijn beschouwingen
over den aard der zedelijke verplichting»
behooreu in elk geval meer klaarheid te
verkrijgen. Tot zoolang mag men vragen
of »de zeden en gewoonten» niet verklaar
baar zijn als hooger ontwikkelde eigen
schappen, voor welke in hoe gewijzigden
vorm ook, dezelfde wetten gelden als voor
het helium omnium contra omnesdat de
dierlijke samenleving ons te aanschouwen
geeft.
Op die prachtige uitspraak volgt dan,
als verheven besluit van alle aangevoerde
argumenten, dat die alleen nog iets doen
eenigen van onze partij waken voor de juiste
uitvoering der ontvangene bevelen. Nog sleclits
eene zwarigheid bleef ons over, namelijk: eene
schuilplaats, bijaldien de overschreidiug der gren
zen verhinderd werd. Dan ook deze slagboom is
opgeheven. Gij weet mijne heeren, dat de Ven-
deërs hunnen hoofdzetel, Chattillon, weder in be
zit hebben gekregen, en dat la ltochejaquelin het
leger van den generaal Westerman geslagen heeft,
wanneer dus alle pogingen, om Frankrijk te ver
laten, verijdeld worden, is onze hoop op de Ven
dee gevestigd. Te midden van dat getrouwe volk
zal de vorstin een toevluchtsoord tegen hare vij
anden vinden.
Zijn er ook maatregelen genomen, om de
vlucht derwaarts te doen gelukken? vroeg de heer
Tuvau.
„Zeker," hernam de Saintville, een brief
uit eene verborgene lade halende; „men schrijft,
dat de benoodigde troepen ons zoo ver mogelijk
te gemoet zullen komen, en er op bijna alle
plaatsen zich vertrouwde personen zulleu bevin
den. De geschikste lieden hebben zich hiertoe
zfen, dat een scherpe grenslijn vormt tus
schen mensch en dier.
't Is wel een zeer geruststellend denkbeeld
voor de ouders die hun zonen moeten zen
den naar de Hoogeschool, dat daar op
staatskosten, zulke denkbeelden worden ge-
7 O
leeraard.
De godsdienst de laagste, de
meest kinderlijke vorm waarin de mensch
zijn afhankelijkheid poogt uit te drukken
van ziin betrekking tot de overige natuur
o O O
Hier moeten wij prof. Koster toch doen
opmerken, 'dat de godsdienst iets anders
zich ten doel stelt dan het bepalen onzer
betrekking tot de natuur; de godsdienst
geeft aan onze betrekking tot God.
Blijkbaar evenwel hecht prof. Koster aan
de natuur hetzelfde denkbeeld, dat wij nog
dom genoeg zijn te hechten aan God.
Geen wonder, dat hij niets hoopt van
den invloed van den godsdienst voor de toe
komst der menschheid, en, dat hij geen ander
principieel onderscheid bemerkt tusschen
mensch en dier, dan in de verschijningen
der kunst.
Maar nu willen wij het den hooggeleerden
heer toch gevraagd hebben: welke macht
is het geweest, die de gedaante der oude
wereld zoo veranderde, zoo ophief, dat een
nieuw tijdvak aanbrak?
Dwalen wij niet; spreken niet alle ge-
schiedboeken pertinente onwaarheid, dan
ging die macht uit vau den Gekruiste, dan
is een kruishout het symbool geweest voor
de wereldhernieuwende en herscheppende
macht, die men wel Almacht mag noemen.
Die nieuwe wereldorde is niet in 't leven
geroepen door Darwinisten, Spruijtianen of
Kosteriauen; niet door mannen die van de
menschen geleerd waren; twaalf eenvoudige
visschers verkondigden een Evangelie, dat
de blijde boodschap ook van geheele maat
schappij-vernieuwing was. Yan kunst wisten
die Apostelen weinig, al zouden zij die kunst,
welke zich in dienst stelt van den Ge
kruiste, niet gewraakt, integendeel geprezen
en aanbevolen hebben.
De geleerde ontkenners komen trouwens
niet ver met hun ongeloovige theoriën, en
zeer meuschverheffend zijn die beginselen
ook niet. Honden en apen, enz. staan met
ons op één ontwikkelings-ladderwij staan
aangeboden, onder anderen de zoon der douai
rière Belmoutier en de aanstaande schoonzoon
van den graaf Choisel.
Deze twee zijn zeker aanbevelenswaardig, ik
ken lien persoonlijk, en heb de volle overtuiging,
dat zij de op zich genomen taak getrouw zullen
vervullen, viel Capières den spreker in de rede.
Gij hebt gelijk, generaal, beiden zijn moedig,
vindingrijk en warme aanhangers onzer partij. Ik
heb die heeren geschreven, zich op den 8sten
Augustus te La Flèche te bevinden. De bevrijding
der koninklijke familie zal in den nacht van den
9dcn op den lOden dier maand plaats hebben;
want die nacht komt mij het geschiktste voor,
bij gelegenheid der viering van het verbondsfeest
en de aanneming der nieuwe constitutie, welke
alsdan aller aandacht zullen bezig houden.
Wij zijn gereed, markies, sprak Ledou, op
zich zeiven en op de vergaderden wijzende.
Dan moeten wij slechts de rollen ver-
de elen.
Wordt vervolgd.)