NIEUWE
No. 301,
Zondag 14 Maart 1880.
5e Jaargang.
Een oude quacstic,
BUITENLAND.
Engeland.
Frankrijk.
EAARLEMSfHE COIIMIT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85
Buiten Haarlem franco per postli-
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
ETM AUN TIE a PK A r~
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Yrij dag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUHEY.
De Regeering heeft bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal het ontwerp eener
nieuwe strafwet ingediend. Ongeveer tien
jaren geleden werd onder het bestuur van
den heer van Lilaar, toenmaals Minister
Van Justitie, de doodstraf afgeschaft. Na
tien jaren maakt het dus wel een eenigszins
vreemden indruk, in het verslag van de
zitting der Kamer van 17 Februari 11. te
lezen van eene missive vau den Minister
van Justutie ten geleide van eenige docu
menten omtrent de wederinvoering der
doodstraf in Zwitserland.
Het is buiten twijfel dat deze quaestie
l'ij de behandeling van het ontwerp van
strafrecht weer in haar voordeelen en na-
deelen zal worden gewikt en gewogen. En
liet alleen legde de Minister aan de Ka
mer documenten over die op het vraagstuk
ffi het buitenland betrekking hebben, hij
deelde haar ook de adviezen mede van den
Raad van State van 27 December 1865 en
19 October 1869 betrekkelijk de afschaffing
der doodstraf, benevens dc afzonderlijke
adviezen van eenige leden van den Raad
van State, die hebben gemeend tot deze
algemeene adviezen niet te mogen mede
werken.
Uit deze gegevens is gemakkelijk te be
rekenen, dat de doodstraf in de Kamer niet
onaangeroerd zal blijven. Doch even zeker
m het resultaat vooruit te bepalen. De voor
Ren jaar afgeschafte doodstraf zal zeker
niet weder in onze strafwet worden opge
nomen, al zijn wij er van overtuigd dat
de afschaffing slechts een tijdelijk karak
ter draagt. De doodstraf zal dus meer dan
hoogstwaarschijnlijk, althans voorloopig, af
geschaft blijven en op hare plaats zal eene
levenslange gevangenisstraf worden gezet,
hij welke straf echter nog, zelfs bij de
Zwaarste misdrijven, de rechter de keuze
heeft, in plaats van de levenslange, een
lijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste
1 win tig jaren op te leggen.
Nu bestaat er in ons dierbaar vaderland
eeu genootschap tot zedelijke verbetering
der gevangenen,en deze vereeniging van
Philantropen vindt de mogelijke levenslange
FEUILLETON.
De Familie Choisel.
Vervolg.
Wanneer men alles voor den dag haalt, wat
men bezit, dreigen zij nog het huis boven den
°P it) brand te steken, 't Is wolventuig!
Over ons hebt gij immers geene reden
klagen? vroeg de andere officier, die zijn
8ahel losgespte, en in een hoek der kamer
zette.
In het geheel niet mijnheer, het is nu de
uerde maal dat ik u bij mij zie, maar gij zijt
0Qs nog geen oogenblik te veel geweest.
Men begon het avondmaal aan te spreken, en
erwijl men hiermede druk bezig was, werd er aan
de deur geklopt.
Wie is daar? riep de molenaar, die opstond,
°m z'ch naar de keuken te begeven.
Ter liefde Gods een weinis eten en een
U'uilplaats voor den nacht.
Ikibault zag de soldaten aan.
gevangenisstraf voor de allerzwaarste mis
drijven nog te hard, onrechtvaardig en een
beletsel voor de zedelijke verbetering der
gevangenen. Zij heeft zich tot den Minis
ter gewend met verzoek de levenslange ge
vangenisstraf voor iederen misdadiger af
te schaffen. Misschien staan we spoedig
voor het feit dat de een of andere corpo
ratie zich tot de Regeering wendt met
O o
verzoek tot geheele afschaffing van al wat
o o
naar gevangenisstraf zweemt, en die zich
te vreden stelt aan heeren moordenaars als
Jut, Tropman en consorten eenvoudig eene
schrobbeering te geven ten opzichte van
hun ongeciviliseerde handelwijze. Wij over
drijven niet, want er zijn nog altijd een
aantal menschen wier gedachten loop uit
gaat van eene laffe sentimentaliteit of vau
de hypothese dat beschaving de tegenstel
ling van misdaad is. Zulke lieden kwamen
dan ook in 1869 tot de gevolgtrekking dat
Nederland dat punt van beschaving had
bereikt, waarop het de doodstraf mocht
afschaffen, omdat de zoogenaamde absolu
te noodzakelijkheid er niet langer voor
bestond.
Deze geheele redeneering berust echter
op het dwaalbegrip dat de hartstochten
minder sterk worden, naar mate de op
pervlakte der maatschappij er wat gepo-
lijster uitziet. In hoe ver dit waar is, mo
gen de haast maandelijks terugkeerende
aanslagen op keizers en koningen bewijzen,
die met hoe langer hoe gruwelijker mid
delen worden beraamd en uitgevoerd; de
koele berekening ook van de moordenaars
die slechts een voorbeeld noodig hadden
om de lijken hunner slachtoffers aan stuk
ken te gaan snijden, ten einde aldus gemak
kelijker hunne misdaad te verbergen en
het ruime gebruik dat de weeke gemoede
ren van onzen tijd niet langer maken van
kogel of staal, doch van het zekerder en
dikwijls veiliger werkende vergift.
De ondervinding der tijden heeft ge
leerd, dat sinds de afschaffing der dood
straf moorden en moordaanslagen schrik
barend zijn toegenomen. Openlijk is hier
over geslaagd in onze Tweede Kamer en
ofschoon die klacht werd tegengesproken,
is zij echter nimmer wederlogd. Die on-
Laat hem maar binnenkomen, zeide een
hunner, voor een' arme hebben wij eten genoeg,
en een vijand vreezen wij niet.
De bedelaar werd ingelaten. Zijne verwilder
de haren en de lompen, waarmede hij bedekt
was, gaven hem een onaangenaam voorkomen.
Hij groette bedeesd, nam plaats in een hoek,
en verslond gretig, hetgeen hem werd aange
boden.
Intusschen hadden de officieren hun maal
geëindigd en Belmoutier kvvam weder in de
keuken.
Hebt gij gedaan? vroeg hij den soldaten.
Ja ritmeester.
Legt u dan ter ruste; want morgen zullen
wij een moeielijken marsch hebben.
Zijn bevel werd opgevolgd, er. de bedelaar
vroeg verlof, om in de schuur te mogen slapen. Men
stond hem zulks toe, en naar buiten gaande,
wierp hij een vluchtigen blik op Belmoutier, ter
wijl een glimlach zijne lippen plooide.
Toen ieder in de hoeve zich aan de nacht
rust had overgegeven, sloop de arme man behoed
zaam uit zijne schuilplaats, begaf zich naar het
dervinding is overal opgedaan, waar men
de proef met de afschaffing heeft geno
men. In Zwitserland werd daarom de dood
straf wederom hersteld en toen men in
1848 in sommige Duitsche Staten de dood
straf had afgeschaft, nam het aantal zware
misdaden zoo toe, dat men ook daar het
pas omgeworpen schavot weder moest op
richten. Men sympathiseerde reeds toen
met het rapport der Engelsehe Staatscom
missie van 1866, die de afschaffing van de
doodstraf eene dwaasheid noemde.
Wij zijn verklaarde tegenstanders van
de afschaffing der doodstraf en deelen in
elk opzicht het gevoelen van den heer
Harry Barge dat hij uitspreekt in zij
ne beschouwingen over de beginselen van
het strafrecht. »In onze theorie behoudt
de doodstraf de plaats, die de wijsheid en
de ondervinding van alle wijsgeeren, rechts
geleerden en staatslieden tot ongeveer op
onzen tijd haar in het strafrecht hebben
toegekend. Wij noemen de doodstraf waar
zij noodzakelijk is, rechtvaardig.
En die noodzakelijkheid bestaat feitelijk
zegt de Eerw. Heer Hornung in zijn le
zenswaardig opstel voorkomende in het
Maart-nommer van »de Katholiek.Nog
worden er menschen gevonden zoo boos
en zoo slecht, dat zij alleen uit vrees voor
den dood van de allerzwaarste misdrijven
worden afgehouden. Want wat men ook
zeggen moge, de doodstraf is en voor de
misdadigers en in het oog des volks de
zwaarste straf. Wel wordt door sommigen
beweerd, dat de levenslange gevangenis
straf vreeselijker is dan de doodstraf, maar
dit spreekt het gezond verstand en de on
dervinding allerwege tegen. Bijna nooit
heeft een ter dood veroordeelde geweigerd
om gratie van de doodstraf te vragen, en
hij heeft het immer als eene gunst be
schouwd, wanneer zijn doodstraf verauderd
werd in levenslange gevangenisstraf. De
vrees voor den dood schrikt den kwaad
doener af. En niets is natuurlijker. De zucht
tot het leven is den mensch ingeschapen.
Dit natuurlijk gevoel is niet te loochenen.
De stelling dat de doodstraf alle mo-
reele verbetering onmogelijk maakt, wordt
eveneens door de ondervinding wederlegd.
O O
venster, dat in de slaapkamer der officieren uit
kwam, en tikte er driemaal op.
Wat is er? vroeg de ritmeester, die door
dit gerucht uit zijn slaap werd gewekt.
StSt... luitenant, fluisterde de bedelaar.
Wat wilt gij?
Zijt gij de heer Belmoutier?
Ja.
Open dan.
Wie zijt gij?
Ik breng u tijding.
De ritmeester stond op, nam een geladen pis
tool, en opende behoedzaam het venster.
Zijn wij alleen?
Ja.
Nauwkeurig zag de zonderlinge man rond, en
haalde toen een brief uit zijne lompen te voor
schijn.
Ik heb geen licht, sprak Belmoutier.
Hier is eene dieven-lantaarn.
Bij het schijnsel van een dun waskaarsje zag
de ritmeester het schrift in, en werd beurtelings
bleek en rood
Ik zal onmiddellijk om verlof schrijven,
't Is meermalen geschied dat het zekere
stervensuur dat den veroordeelde voor den
geest staat, dikwijls een veel sterkere aan
leiding tot eene waarachtige bekeering
is dan een langdurige gevangenis.
Zij die meenen dat gevangenisstraf het
middel is tot zedelijke verbetering dwalen
in hun begrip of overtuiging.
Wij hopen in het belang der menseh-
heid dat de dag der wederinvoering der
doodstraf niet meer verre zij. Misschien
zal men ons verdenken van gebrek aan
menschlievendheid; wij werpen die verden-
ding echter van ons af, maar aarzelen toch
niet te verklaren, dat als er een mensch ge
heel opgeofferd moet worden, wij dit liever
den moordenaar zien overkomen dan den
onschuldige. Het is eeu ziekelijke en dus
valsche philantropie, zegt de eerw. heer
J. Bos, de blikken te richten alléén op
den schuldige, die den dood verdient en
niet op de beleedigde maatschappij, op al
de leden dier maatschappij, die door den
schuldige getroffen werden of nog kunnen
worden. Heeft de Voorzienigheid de dood
straf als middel van behoud der maatschap
pij aan de menschelijke gerechtigheid toe
vertrouwd, dan is het onmogelijk dat deze
op den duur dit middel kan laten varen.
Ware de doodstraf onnoodig, dan had God
de beschikking over het leven van den eene
gelukkige of ongelukkige eeuwigheid te
gemoet gaanden mensch, niet in handen
van kortzichtige menschen gelegd; en heeft
zij het noodig voor haar eigen bestaan en
tot vervulling van haar doel, dan zal zij
op den duur zonder dat middel niet aan
haar roeping kunnen voldoen en zal haar
bestaan het grootste gevaar loopen. Naar
onze wijze van inzien behoort dus de oude
quaestie nog lang niet tot de verouderden.
Engeland heeft Rotumah geannexeerd, een
klein, maar dicht bevolkt eiland in de Stille
Zuidzee, noordoostelijk boven den Fidji-arcliipel.
De Fransche senaat heeft in zijne zitting van
den 9en Maart 11. artikel 7 van de wet Ferry
zeide hij, na den brief -ten einde gelezen te
hebben.
Ik heb het reeds voor u en voor den ka
pitein Chalon ook, die te middernacht aan den
kruisweg zal wachten. Gij zult u als een repu-
blikeinsch officier kleeden; al het benoodigde is
in de schuur geborgen.
Onmiddellijk deed Belmoutier zijn paard za
delen, droeg het bevel der manschappen aan zijn
krijgsmakker op, trok de uniform aan en verliet
in stilte de hoeve.
De bedelaar begaf zich weder naar zijne
schuilplaats, genoot er eenige uren rust, en ver
trok weder,
Ondanks de duisternis reed de ritmeester ste
vig door, en trof Chalon op de bepaalde plaats
aan. Zwijgend zetten zij hunnen tocht voort,
zonder eenige'n tegenspoed te ontmoeten. Reeds
vertoonde zich de opkomende zon in het Oosten,
en hijgden de schuimende paarden naar verpoozing
toen Belmoutier eene vijandelijke schildwacht ont
dekte, die bij eene dichtbegroeide haag op en
neder wandelde.
Wordt vervolgd.)