NIEUWE
No. 375,
Zondag l Mei 1880.
5e Jaargang.
De invoering der schoolwel.
miP
«■ond.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
KaCBir
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Grqote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
De drijvers hebben gezegevierd. Wat op
9 en 11 December 1879 nog tot de on
waarschijnlijkheden behoorde, is nu eens
klaps mogelijk geworden.
Door den Minister van binnenlandsche
zaken is bij de Tweede Kamer een wets
ontwerp ingediend, tot verhooging van
hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1880
met eene som van f 430,668, zijnde de
gelden noodig voor de uitvoering der wet
▼an Augustus 1878 gedurende de maanden
November en December van dit jaar.
De nieuwe wet zal dus met 1 November
1880 worden ingevoerd.
Waarom dien spoed? Zijn dan nu al de
bezwaren verdwenen die nog slechts weinige
maanden geleden den Minister Six noopten
bet festina lente den drijvers te gemoet te
▼oeren
Nog 9 December 11. beklaagde de Mi
nister zich er in zekeren zin over, dat men
zooveel aandrang op hem uitoefende om de
^et toch vóór 1 Januari in te voeren.
Verscheidene sprekers hebben mij ver
acht, zeide de heer Six toen, wacht toch
niet tot 1 Januari 1881, voer die wet toch
spoedig in. In het algemeen kan ik op de
^oorden, in den hier bedoelden zin tot mij ge
acht, niet beter antwoorden, dan met een
herhaling van de belofte dat de wet zal
borden ingevoerd zoo spoedig mogelijk,
ïk had liefst geen datum genoemd, maar
l°en in het voorloopig verslag met zooveel
Aandrang het verzoek weder herhaald werd
*noem toch een datum». toen heb ik
genoemd 1 Januari 1881.»
En wat antwoordde de Minister den heer
kloens, die hem zeide: vroegere invoering
18 mogelijk, gij hebt veel voorbereid ge
bonden?
«Ja was het antwoord, dat is zoo, maar
ket was voorbereid door mijn ambtsvoor
ganger, en ik heb te onderzoeken, of ik
verantwoordelijkheid van het ontworpeue
°P mij mag nemen. En behalve dit beraad
blijft er voor den Minister nog veel te doen
°ver.»
En dan volgt een opsomming van wat
Jl°g te doen isuitvoering van art. 4 der
(inrichting der schoollokalenuitvoe -
FE UIL LET ON.
De Familie Choisel.
Vervolg.
broeders, wij verduren pijn, maar lijden toch
V°0t eene zaak, waarop wij met recht roem kun-
*len dragen.
Leve Frankrijk!leve Charette! riepen
eenige soldaten, die met moeite nog hunne ver
hakte armen opbeurden.
Leven de Vendeërs! sprak de graaf, hen
groetende.
Een chirurgijn kwam bij hem en onderzocht
de
PEati
Gij ziet, dokter, dat de kogel op de rechte
c mts getroffen heeft: het is geen schande in de
^jrst gekwetst te zijn, zeide Choisel, een smar-
C 'jLen kreet onderdrukkende. Ts het doodelijk?
g Ik ken u als man van moed, majoor, en
a dus niet veinzenzei de arts, met medelijden
e 'chouders ophalende.
Ge wil des hemels geschiedde, vervolgde
ring van art. 45 (subsidie van 30 percent
aan de gemeenten)benoeming van een zeer
uitgebreid personeel.
De wensclielijkheid der vroegere invoering
gaf hij toe, maar dit staat bij mij vast,
zeide de heer Six: beter een wel voorbe
reide uitvoering met 1 Januari 1881, dan
een overhaaste uitvoering op een vroegeren
datum.
Is dan nu de uitvoering zoo wel voor
bereid, dat de invoering reeds met 1 No
vember 1880 kan plaats hebben.
Het blijkt nergens uit en zeker niet uit
de memorie van toelichting. Wat daaruit
niet blijkt is een zeker excuus, dat de wet
niet reeds met 1 Juli wordt ingevoerd.
Dan zou men zooveel moeilijkheden met
de examens hebben; vijf examens zouden
dan nog moeten gehouden worden, en de
nieuwe examinatoren zijn nog zoo weinig
op de hoogte van wat zij te examineeren
hebben. Daarom moet men het den Mi
nister niet kwalijk nemen, dat hij niet reeds
kan zeggenik ben op 1 Juli gereed.
Maar op 1 November; o, dan zijn alle
bezwaren verdwenen. Bewijst de Minister
dit? Volstrekt niet, integendeel hij erkent
dat de invoering met 1 Januari 1881 voor
een geleidelijken overgang en geregelden
loop van zaken schijnbaar de voorkeur zou
verdienen boven de invoering tusschentijds.
Maar nu komt het vreeselijk verschijnsel,
dat de Eerste Kamer niet altijd de begroo
ting heeft aangenomen voor 1 .lanuari; en
wanneer dat ook nu weder zou geschieden,
dan zou zich het verschrikkelijk feit voor
doen, dat het schooltoezicht zijn taak eerst
zou kunnen aanvaarden op 1 Februari in
plaats van op 1 Januari 1881. Inderdaad
zou het ook al te erg zijn de inspecteurs en
schoolopzieners inspe te laten wachten. Dehee-
renhebben haast, waarom dan langer gedraald.
Doch er is meer. De gemeentebesturen
moeten weten waarop zij in 1881 hebben
te rekenen en daarom dienen zij voor Sep
tember te weten, dat zij hunne begrootin
gen voor 1881 hebben in te richten volgens
de wet van 1878.
Maar bestond die reden dan ook niet in
December. Was liet toen minder waar dan
nu, dat wanneer de gemeentebesturen in
onzekerheid bleven, zij nog op de oude
de overste, die de bedoeling des chirurgijns be
greep.
Helaas! mijnheer! mijnheer! riep Lo
dewijk, de handen wringende.
Blijven mij nog eenige uren over, dokter?
Slechts weinig tijds, majoor.
Choisel verbleekte, maar herstelde zich even
spoedig.
Lodewijk, roep een priester.
Hier ben ik, overste, antwoordde een veld
prediker, die bij het strooleger des gewonden
kwam.
O, mijnheer, ik zegen God, die ons zelts
te midden van den strijd zijn troost biedt.
De geestelijke volbracht zijn heilige bediening,
en sprak den majoor eenige bemoedigende woor
den toe. Nauwelijks had hij geëindigd, toen een
soldaat binnentrad.
Overste, zeide hij, de hand aan den scha
kot brengende, de bevelhbber laat naar uwen
toestand vernemen.
Zeg den generaal, dat mij nog weinige
stonden overblijven; dat ik den hemel zegen, die
wijze zouden voortgaan? Zeker niet. Hoe
komt het dan dat men nu eensklaps tot de
ontdekking is gekomen dat langer wachten
niet mogelijk is?
Doch dat geheele argument, hoe schijn
baar schoon ook gevonden, kan weinig
steek houden, want ook de gemeentebe-
grootingen worden opgemaakt van Januari
tot December. En wanneer nu de Minister
aan de Kamer eenvoudig een mededeeling
had doen toekomen, of wel de gemeente
besturen met zijn voornemen in kennis had
gesteld om de wet met 1 Januari in te
voeren, dan hadden deze laatsten ook daar
naar hunne begrootingen kunnen inrichten.
Doch gesteld dat zulk een wijze van
handelen minder verkieslijk was, waarom
dan nu reeds gelden toegestaan voor No
vember en December De gemeentebegroo-
tingen voor 1881 hebben toch geen te
rugwerkende kracht en de begrootingen
van dit jaar zijn niet ingericht volgens de
wet van 1878. Waarom dan nu reeds
f 400,000 aan de gemeenten cadeau gege
ven, waarop zij eerst aanspraak kunnen
doen gelden, wanneer door haar aan de
nieuwe wet is voldaan.
Zullen de gemeentebesturen nu aanvul-
lingsbegrootingen voor 1880 maken, om
hun inrichting naar het lager onderwijs
met de wet van 1878 in overeenstemming
te brengen? Maar zulke aanvullingen wil
de Minister niet, want zegt hij: »dat zou
niet alleen de werkzaamheden der gemeen
tebesturen en Gedeputeerde Staten aan
zienlijk vermeerderen, maar ook tot ver
wikkelingen aanleiding geven en den ge-
regelden gang der administratie zeer be
lemmeren.
Dat argument van de gemeenten schijnt
dus maar te zijn voorgespannen om het
andere te kunnen bedekken. En dat ander
argument, dat niet wordt gezegd, maar
toch duidelijk is, is dit: het schooltoezicht
heeft haast; de heeren willen hunne be
noeming en hunne tractementen. Wij kun
nen die echter niet verleenen zonder ook
de wet te hebben ingevoerd. Eu om dus
nu reeds in staat te zijn aan hunne wen-
schen te gemoet te komen, moeten wij te
vens onverplicht reeds dit jaar 4 ton aan
de gemeenten betalen.
mij voor zulk eene edele zaak doet sterven, ant
woordde de graaf. Hoe staat het gevecht? vroeg
hij haastig.
De vijand weerstaat nog slechts wankelende.
Uwe manschappen winnen veld, zij toonen de
echte soldaten van den majoor Choisel te zijn,
sprak de soldaat, het vertrek verlatende.
Majoor Choisel! riep een oude grenadier,
met moeite van den grond opstaande.
Wat is er, vriend?
Vergeef mij, overstein den slag was
ik vlugger, maar die drommelsche kogel
Hij strompelde voort en kwam bij den graaf.
Overste, herkent gij mij niet?
Choisel zag hem scherp aan.
Ha, zeide hij na een oogenblik zwijgens,
gij behoort tot de dapperen, die zich te Mont-
Suroy zoo roemrijk onderscheidden.
Majoor, gij kwaamt te rechter tijd om ons
te ontzetten, toen ik op het punt was, door drie
republikeinsche schelmen naar de andere wereld
gezonden te worden. Zie hier nog het kenteeken,
Dit zeggende, wees de granadier op zijn aan-
Eene uitgave dus van bijna een half
millioen, zonder eenig bewijs dat al de be
zwaren, die in December nog bestonden,
thans zijn verdwenen; zonder eenig bewijs,
dat de belangen van het onderwijs de in
voering met 1 November vorderen; eigen
lijk zonder eenig deugdelijk argument
alleen een schijnreden: met 1 November
zal de invoering op de meest geleidelijke
wijze kunnen plaats hebben en zonder in
de huishouding der gemeenten stoornis te
brengen. Alsof de wet van 1878 gemaakt
is voor de buishouding der gemeenten.
Maar is dat werkelijk het motief voor
de indiening thans van het ontwerp?
Wij betwijfelen het zeer en achten het
vermoeden niet ongegrond, dat de onder-
wijs-invoering thans moet dienst doen als
stoommachine, om de rentewet er door te
drijven.
De kansen voor die door zoovele des
kundigen veroordeelde wet staan niet gun
stig, ook niet bij een deel der liberalen.
Toch zou men den Minister Vissering zoo
gaarne die overwinning gunnen en om
daartoe nu, zoo mogelijk, te komen worden
alle bezwaren van vroeger over boord ge
worpen en de onderwijswet weder als
stormram gebruikt.
Het geld is er niet; dat weet de Regeering
zeer goed maar met een vroege onderwijs-
invoering in het verschiet, zal men de
Kamer wel dwingen zelfs een gehate be
lasting toe te staan.
Dat is misschien politiek, maar loyale
politiek is het geenszins en zeker geen po
litiek passende aan een Kabinet opgetreden
onder de leus wij staan boven de partijen.
Neen, het ontwerp van den Minister Six
is een treurig bewijs te meer van de zwak
heid ook van deze Regeering tegenover het
drijven van de liberale onderwijs-mannen,
voor wie zelfs het bezwaar om een half
millioen noodeloos uit te geven, niet groot
genoeg is, om toch maar nog enkele maan
den op de toepassing van hun geliefde wet
te wachten.
Zal het onderwijs er nu zooveel beter op
wordenzal men nu eensklaps al de on
derwijzers, die de wet noodig maakt, zien
verrijzenzullen nu dadelijk al de gebou
wen er zijn? Och, wat doet dit er toe.
gezicht, waar de wonde van een sabelhouw nog
zichtbaar was.
Braaf soldaat
Herinnert gij u nog den onvergeetbaren
nacht, waarin gij uw brood met mij deeldet,
nadat wij den vijand teruggedreven hadden?
Broeder, ik maakte het mij immer tot
plicht helden, zoo als gij zijt, behulpzaam te we
zen.
Uwe herinnering, majoor, zal mij altijd
bijblijven.
Toen ging de grenadier eenige schreden terug
en plaatste zich achter den chirurgijn.
Ik zal mij den tijd benuttigen, zeide de
graaf op zwakken toon; dokter, hebt gij gereed
schap ik wil nog aan mijne familie schrijven
want ik gevoel nu zelf, datmijn tijd kort
wordt.
Hoe is het met de pijn, majoor? vroeg de
geneeskundige, een blad uit zijn zakboek scheu
rende, dat hij met een potlood aan Choisel in
handen gaf.
(Wordt vervolgd.)