NIEUWE
No. 381,
Zondag 23 Mei 1880.
5e Jaargang.
De philanthropic van den
staat.
BUITENLAND.
Er wordt nog steeds gemompeld van al-
gemeenen dienstplicht, van Nederland als
een militairen Staat gelijk Duitschland. Om
des geringen mans wille is men hier groo-
tendeels voor. De groote lui kunnen den
dienst ontgaan; men wil dezen exceptio-
neelen toestand opheffen; zij moeten geen
voorrecht hebben. De ervaring echter heeft
geleerd, dat door den algemeenen dienst
plicht, juist de mindere stand het meest
wordt getroffen. Het is een feit dat de ver
arming der lagere klasse in Duitschland al
leen te wijten is aan de eigenaardigheid
dat het een militaire Staat is; de gegoede
stand lijdt er veel minder onder. Toch is
deze Duitsche excentriciteit een ge
liefkoosd denkbeeld van velen in den
lande, natuurlijk, louter uit menschen-
liefde.
België.
Engeland.
Frankrijk-
Duitschland.
Italië.
Rusland.
HÜR1MHI (MMIT.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
3EMALN TIER PR 4 f
AG-ITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
De moderne Staat is in hooge mate phi-
lantropisch; of hij wil het ten minste zijn.
Hij wil de menscheti allen gelukkig maken;
hij is de beschermer der jeugd; hij is de
toevlucht voor de veriatenen; hij is de
troost voor de bedrukten. Geheel de school
wet, zij is een uitvloeisel van het mensch-
lievend streven van den Staat; de wet op
den kinderarbeid dito. Jammer dat Rhiju-
vis Feith niet meer leeft; de ontboezeming
Van menig philanthropise!: lid onzer volks
vertegenwoordiging zoude hem stof ge
noeg voor meer dan eeue elégie gegeven
hebben; hij had het geijkte maanlicht met
het geritsel in de bladeren van olm of eik
niet zoo dikwijls dienst behoeven te laten
doen.
Onder de moderne philanthropen merken
We nog op, zij die niet te vreden zijn met
het tegenwoordig aantal kiezers voor de
Kamer; veel verder moet het worden uit
gebreid; de geringe man behoort ook zijne
meening te kunnen uiten. Indië, ons dier
baar en kostbaar Indië, met zijne Javanen,
het mag enkel last veroorzaken en de zor
gen eener omvangrijke administratie, doch
haten afwerpen mag het niet; dit heet bar-
haarsch en onbillijk. En zoo zouden wij
een aantal zaken en inrichtingen kunnen
aanhalen, waarbij de menschlieveudheid en
de zorg van den Staat voor zijne onderda
nen in het spel is. Eeue zaak verlieze men
evenwel bij dit alles niet uit het oog; dat
de boven beschreven philanthropie, eene
Van een bizonderen aard is; zij is die van
de zich alles aanmatigende, alles overheer-
echende radicale partij, die van menschen
en dingen, van deugden en plichten zeer
eigenaardige denkbeelden heeft.
De doodstraf voor menschen die hun
evenmensch koelbloedig vermoorden, om
zich van hun geld meester te maken, werd
°nmenschelijk, menschonteerend, barbaarsch
geacht en onbestaanbaar met de ware phi
lanthropic. Men schafte haar daarpm af
en de moordenaars maken dankbaar ge
bruik van de teergevoeligheid, waarvan zij
het voorwerp zijn geweest en zij moorden,
FE U1LLETON.
De Familie Choisel.
Vervolg.
De knecht kwam toesnellen.
Een lijkzeide hij verschrikt.
Misschien is de vrouw niet dood; laat ons
Z'en of wij haar nog kunnen helpen, sprak de
Kapitein.
Hij knielde neder, voelde de pols der onge-
'akkige, maar de hand was koud. Hij bezag het
gelaat en sidderde.
Wat is het, Chalon? vroeg Henriette's moeder.
Het is te laat, mevrouw
De gravin boog zich, om de doode van naderbij
*e beschouwen.
Laten wij ons spoeden, het wordt tijd, zeide
^Ustaaf, haastig opstaande, om te vertrekken. Ik
bid u, mevrouw, de aanblik eener doode mocht
eens te veel indruk op u maken.
- Waarom zou Chalon ons toch het zien
wurgen, slachten zoo als het nog nimmer
in den lande is geschied.
De schoolplicht die velen zoo begeerlijk
achten en door talloozen zoo diep verfoeid
wordt, waarin ligt hare aantrekkelijkheid?
Het geluk, de welvaart der geringe klasse?
Op de meeste plaatsen is het moedwillig
wegblijven van het onderwijs, uitzondering;
toch wil men noodzaak, toch dwang. Zoo
eischt men van de onderwijzers slavendienst
met al de statistieken, die zij nebben in te
leveren, en van de jeugd eene inspanning
der hersenen, waartegen een volwassen man
nauwelijks zou bestand zijn. En wordt er
gevraagd, waarom al dien omhaal, waarom
zoo veel noodelooze moeite? het antwoord
luidt alsdan: uit liefde, uit louter onver-
valschte liefde voor de dierbare leden van
den Nederlandschen Staat.
Zoo heeft de philanthropie van den Staat
zich dezer dagen op nieuw geopenbaard
in de vogelenwet. De Minister van Binnen-
landsche zaken heeft zich een warme pleit
bezorger van de luchtbewoners betoond.
Met ijziugwekkende cijfers heeft hij de
verbazende vermenigvuldiging, die in het
rijk der insecten mogelijk is, nagewezen.
Bij zijne berekeningen zag men onwilkeu
rig door het venster en bespeurde dan tot
zijne verbazing, dat geheel de aardkorst
nog niet met eenige voeten of ellen dikte
van wriemelend gedierte was bezet. Al is
men in het najaar ook nog zoo groot
beletten? dacht Henrietta.
Is het misschien iemand, dien wij kennen?
vroeg de gravin plotseling.
Men zal ons aan het strand wachten.
Wie is de overledene?
Helaas! het is
Spreek, Gustaaf, spreek!
Het is mevrouw Belmoutier.
Ach! riepen Charlotte en Lodewijk.
Henriette vatte hare moeder bij den arm, en
drukte krampachtig de haud van Eduard.
Ziedaar de laatste herinnering aan mijn
land,snikte mevrouw Choisel, ramp
zalig, rampzalig Eraukrijk! Eene weerlooze
weduwe te vermoorden is het bedrijf onzer heden-
daagsche helden!weten zij niet, dat haar
bloed wraak zal roepen over hunne hoofden?
In diepen rouw gedompeld, zette men den weg
voort, en bereikte spoedig de voormalige bezitting
der vermoorde dame. De omvergehouwen boomen
en verbroken hekken toonden eene schrikkelijke
verwoesting aan. Het eertijds zoo prachtige kasteel
was in een puinhoop veranderd.
liefhebber van een schotel gebraden vinken,
men zou het licht kunnen goedkeuren dat
de viukenbanen verdwenen. Doch hoe het
goed te keuren, dat het gezin van den
werkman, die niet eenige guldens voor een
buitenlandschen zangvogel kan besteden,
het nu buiten vink en sijsje zal moeten
stellen? Want de wet verbiedt in bet wild
levende vogels, nuttig voor landbouw of
houtteelt, te vangen, te koop aan te bieden,
te verkoopen of ten verkoop of ter leve
ring in voorraad te hebben. Het nut dezer
wet is zeer relatief. In gewone omstandig
heden brengen de vogels zeker het hunne
bij om de insectenwereld binnen zekere
grenzen te houden, doch voor dezen vrien
dendienst betalen zij zich zelf geducht door
onze kersen, druiven, erwten en al wat
van hunne gading is op te peuzelen. Op
de opene vlakte, in veld en bosch is hun
invloed luttel. Denken we ons vogelenheer
tienmaal talrijker dan het nu is en denken
we ons daarbij eene rupsen- of meikevers-
plaag. Wat helpt al hun moed, wat al hun
vraatzucht tegen zulk een leger van my
riaden. Maar de Staat zal ook deze wet
uitvaardigen ook uit zuivere philanthropie
voor de landbouwende en houtteelende kin
deren des vaderlands.
Philanthropie hier, philanthropie daar,
overal waar we ons keeren of wenden, ont
moeten we de philanthropie van den Staat.
Die overdreven staatszorg zou ons waar
lijk sentimenteel kunnen maken.
Voor den aandachtigen waarnemer der
dingen, is het niet moeilijk te ontdekken
dat al die menschlieveudheid van den Staat
slechts pseudo-philanthropie is. Achter het
lieflijk groen, schuilt vaak de vergiftige
adder. Met al die opgezweepte menschlie-
vendheid kunnen we tot heden niet bespeu
ren dat de welvaart en het zedelijk gehalte
van het Nederlandsche volk er op verbete
ren. Integendeel in veel gaan we den
kreeftengang, ondanks de philanthropie van
den Staat die, beheerscht door eene tiran
nieke partij, de ware behoeften van
het volk niet wil erkennen, maar wet
ten uitvaardigt die demoraliseerend, senti
menteel, uitmergelend en verslappend
werken.
De gravin wierp er een droevigen blik op, en
liet hart klopte haar angstig.
Ik ben blijde, dat wij dit land verlaten;
ach! die goede mevrouw, zuchtte Lodewijk.
Eindelijk naderde men het strand waar drie
mannen bij een sloep wachtten, en ongeduldig de
komst der familie Choisel te gemoet zagen.
Zeg eens, vriend, wat is er op hpt kasteel
voorgevallen? vroeg de gravin aan een grijsaard,
die bij zijne makkers heen en weder wandelde.
Mevrouw, antwoordde Jacques, de sluikhan
delaar, zijne zwarte haren muts afnemende, de
republikeinen hebben gisteren avond Hyèges be
zocht en er schrikkelijk huisgehouden. Nadat die
schelmen ons uitgeplunderd hadden, trokken zij
naar het kasteel, verbrijzelden al wat zij er von
den, en staken daarna het gebouw in brand. Wij
hebben mevrouw Betmoutier nog niet kunnen
vinden, de Hemel weet wat er van haar gewor
den isZij was zoo goed voor de armen!
Wij hebben haar lijk gevonden.
Dood! is zij dood! riep Michard,
die van schrik de roeispaan liet vallen, welke hij
De leden van den Manner-Gesangverein van
Weenen zijn Woensdag-avond te Brussel aange
komen. Met geestdrift werd het corps door de be
volking ontvangen. De verschillende muziekgezel
schappen van de hoofdstad sloten zich bij den
stoet aan op weg naar het Stadhuis.
In eene vergadering van aanzienlijke leden der
conservatieve partij zeide Lord Beaconsfield, dat
de conservatieven, indien zij slechts trouw bleven
aan hunne beginselen, spoedig weder het gezag
in handen zouden hebben. Met het oog op zijn
voornemen om zich als aanvoerder der partij te
rug' te trekken, vermaande hij tot het voeren van
oppositie met waardigheid.
Een luitenant der huzaren, die in een cirque
te Dinan de Marseillaise, door het orkest ge
speeld, uitfloot, is door den minister van oorlog
een maand arrest opgelegd.
Ook de mnire van Angers heeft het hou
den van processiën in de stad verboden.
Eergisteren is te Parijs de algemeene vergade
ring der katholieke comité's geopend.
Van officieuse zijde wordt gemeld, dat het
wetsontwerp op de discrétionaire bevoegdheid der
Pruisische Regeering ten opzichte der Meiwetten
uitgebreider zal zijn dan men tot nog toe ver
wachtte, daar het niet alleen betrekking zal heb
ben op die wetten, waaromtrent de Regeering de
genoemde bevoegdheid verlangt, maar ook op
andere wettelijke bepalingen, die met de bedoelde
wetten in verband staan.
De Engelsche consul te Rome, de bankier
Macbean, is dezer dagen door zijn kassier op listige
wijze bestolen. Niet minder dan 220.000 lire is
door dezen met behulp van zijn zoon ontvreemd.
De kassier is gearresteerd, de zoon is echter nog
niet ontdekt.
Uit St. Petersburg wordt aan de Engelsche
bladen gemeld, dat de Russische Regeering zich
door de dreigende houding van China genood
zaakt ziet, op nieuw 24000 man af te zenden, de
eene helft naar de Amur, de andere helft naar
Kuldja.
in de hand hield.
Zij lag aan het derde hek van den tuin.
Pauwel, loop naar het dorp en roep men
schen op, om haar lijk te halen, en het ten minste
eene christelijke begrafenis te geren, zeide Bruno.
De knecht vertrok.
Mevrouw Choisel wierp een blik naar de plaats,
waar vroeger haar echtgenoot was aangeland, en
die hij haar zoo dikwijls getoond had.
Alles is klaar, zeide Michard, de riem
weder oprapende.
Laat ons dan vertrekken; zuchtte Henriette.
Haar bleek gelaat zou bij het matte schijnsel
der scheepslantaarnen hebben kunnen verraden,
wat er in hare ziel omging.
De gravin omhelsde Chalon en barstte in tranen
uit.
Troost u, mevrouw, eenmaal zult gij dezen
grond nog blijde betreden; wij zullen de dwinge
landij beteugelen en dan zal Frankrijk zijne kinde
ren met vreugde uit den vreemde zien weder-
keeren.
(Slot volgt.)