NIEUWE
No. 383.
Zondag 30 Mei 1880,
5e Jaargang.
De Oostersche quaestie.
api
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Haarlemj 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers 0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUREAU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
111111111
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
Velen onzer lezers zal het misschien
vreemd toeschijnen dit opschrift aan het
hoofd van deze beschouwing te zien ge
plaatst. Men heeft zich toch reeds sedert
lang met de gedachte vereenzelvigd, dat
door het jongste tractaat van Berlijn, na
den laatsten Russisch- Turkschen oorlog
gesloten, de zaken in het Oosten, althans
▼oor geruimen tijd, tot genoegeu van alle
partijen waren geregeld, al kon dat genoe
gen voor den hoofdbelanghebbende, het
Turksche Rijk, niet zoo bizonder groot
zijn.
Doch voor hen, die gewoon zijn de zaken
iets meer dan oppervlakkig te beschouwen,
die weten, dat wat in de tractateu wordt
geschreven, dikwerf in de uitvoering een
geheel tegenovergesteld aanzien erlangt,
Voor hen, die zich minder met woorden
dan door daden laten tevreden stellen, voor
diegenen was het reeds lang duidelijk, dat
liet Oostersch vraagstuk, in plaat3 van door
het Berlijnsch tractaat tot rust te zijn ge
bracht, slechts een nieuwe phase was inge
reden, waarbij de hoofdpersonen het nog
slechts oneens waren over de verdeeling
der rollen, welke ieder zich had toegedacht,
doch waarin de ander nog niet zoo vol
mondig kon toestemmen.
In plaats van ééne Oostersche quaestie,
heeft men thans verschillende Oostersche
vraagstukken, doch alle slechti onderdee-
W van dat ééne groote vraagstuk, waarvan
het nog steeds de quaestie blijft, of het
tangs vredelieveuden weg zal kunnen wor
den opgelost, dan wel of de oorlogsvlam
°P nieuw zal moeten uitbarsten, om door
middel van het zwaard te verkrijgen, wat
ftiet door de pen was te bereiken.
De Grieksche quaestie, de Armenische
Tiaestie, de Montenegrosche quaestie en
n°g zoo vele andere meer, zijn langzamer
hand alle aan de orde gekomen, als uit
vloeisels van de regeling te Berlijn tot
stand gekomen. Voegt men hierbij de
Verandering van Kabinet in Engeland,
daardoor de toestand van Turkije niet
heter is geworden, dan zal het duidelijk
^orden, waai*om wij gemeend hebbeu ook
weder een enkel woord over »de Oos-
h-rsche quaestie» te mogen zeggen.
Men vreeze echter niet, dat wij de Oos-
F EU1LLETO N.
Een goed recept
Josef II., keizer van Oostenrijk, was, in weêr-
*'1 zijner dwalingen en gebreken, een edelaardig
^ensch. Iedereen kent hem als een liefderijk
v°r8t, maar niet alle menscben weten, dat hij
ee»maal dokter is geweest, en eene arme vrouw
Renezen heeft.
Eene arme vrouw zeide tot haar jeugdig knaapje:
"Kind, haal mij een dokter, want ik zal van smart
etl pijn bezwijken." De jongen liep naar den
^rsten en naar een tweeden dokter, maar geen
Aaa beiden wilde komen; want in Weenen kost
ee"e dokters-visite den patient één gulden; en de
a,,me knaap had niets dan tranen, welke in den
wel voor goede munt gelden, maar niet
a'S"tneen op aarde.
Toen hij op zijn terugweg uaar den derden
tersche zaken in al hare bizondevheden
zullen bespreken; wij zouden daarvoor over
meer kolommen moeten beschikken dan
ous regels ten dienste staan. Slechts een
zeer klein deel van het vraagstuk zullen
wij aanroeren. Coustateeren wij echter dat,
wat de quaestie in bet algemeen betreft,
zij van meer algemeen belang is dau mis
schien wel door velen wordt vermoed.
Op zich zelf is het in strijd met alle
beginselen van volkenrecht, dat een vreemde
mogendheid zich in laat met de inwendige
aangelegenheden van een vreemden Staat.
Doch dau staat daarbij ook steeds op den
voorgrond, dat die inwendige toestand geen
gevaar mag of moet opleveren voor het
belang der andere Staten.
Wat zien wij echter in Turkije? Een
kalf-Europeesch, half-Aziatisch Rijk, rijk
aan hulpbronnen, doch arm aan mannen,
om die ten meesten voordeele van het al
gemeen te exploiteereneene regeering
met Europeescbe vormen, doch met Azia
tische zeden; een land bestuurd door man-
neu, wieu het zeker niet aan bekwaamheid
ontbreekt, doch die zich niet kunnen of
Diet willen onttrekken aan het ongeluk
kig fatum dat op het Turksche Rijk blijkt
te rusten. Steeds leunende op Engeland,
welks politiek belang voortdurend met dat
van Turkije in verband werd gebracht,
meende men zich te Konstantinopel onge
straft te kunnen blijven overgeven aan
het Oostersch niets-doen. Men beloofde
hervormingen en bracht ze niet tot stand;
men verbond zich zekere gedeelten des lands
met meer rechtvaardigheid te besturen eti
liet alles in den ouden toestand; nieuwe
grensregelingen zouden tot stand komen
en door Turksche troepen steunde men
hen, die zich in de daarvoor aangewezen
provinciën er tegen verzetten. In één woord:
Turkije heeft in den laatsten tijd weder
het bewijs geleverd dat het onmachtig is
om te voldoen aan de verplichtingen die
rusten op eene mogendheid, welke aanspraak
wil maken op eerbiediging van bare on
afhankelijkheid en van hare sou vereiniteits-
rechten.
Dit voorbeeld van Turkije kan ook ons
tot leering strekken, in zoover het ons
wijst op den duren plicht van steeds alles
te doen wat in ons vermogen isom der
mogendheden de overtuiging te schenken,
dokter ging', reed hem de keizer in eene open
koets langzaam voorbij. De knaap hield hem voor
een rijken lieer, ofschoon hij niet wist, dut het
de keizer was; hij dacht ik wil het eens wagen.
Genadige heer, zeide hij, wees zoo goed,
zoo barmhartig en schenk mij een gulden.
De keizer dacht: hij is kort van stof, en denkt
wanneer ik op eens een gulden bekom, zoo be
hoef ik geen zestig maal om een kreuzer te be
delen
Is een kasperlein of twee vierentwintigers
ook niet goed? vroeg hem de keizer.
De jongen zeide: „neen," en openbaarde hem
tevens, waartoe het geld dienen moest. Toen gaf
de keizer een gulden, en li. t zich door den vrager
nauwkeurig den naam en de woonplaats zijner
moeder opgeven.
Terwijl nu de knaap naar den derden dokter
heensnelt, en de kranke vrouw te huis bidt, dat
de lieve God haar toch niet zoude verlaten, treedt
dat bij ons niet alleen de wil bestaat, maar
ook de daad uitvoering vindt, om te vol
doen aan de verplichtingen, welke rusten op
een staat, die prijs stelt op het behoud van
zijne onafhankelijkheid.
Het bizonder punt, waarop wij hier de
aandacht willen vestigen, is de quaestie
vau Montenegro. De dappere zonen van
de Zwarte Bergen hadden weten te ver
krijgen dat door de Mogendheden, te Berlijn
vergaderd, aan dat Staatje een deel werd
toegezegd van het Turksche Rijk, waarvan
de bewoners veel van de Muzelmansche
overmacht hadden te lijden. Wij zeggen toe
gezegd, want van uitvoering is nog weinig
sprake. Wel verbond Turkije zich tot den
afstand van het aangewezen grondgebied,
maar op allerlei wijs wist het zich tot dus
ver aan de op zich genomen verplichting
te onttrekken.
Eindelijk scheen echter het oogeublik
aangebroken, waarop de Turksche troepen
het grondgebied zouden vevlaten, dat aan
Montenegro moest worden overgegeven.
Op het einde van April vernam de Mon-
tenegrijnsche bevelhebber van Podgoritza,
dat de Turken gereed waren op terukken,
maar ook dat oprukken was weder in strijd
met hetgeen was overeengekomen. Ten einde
het indringen der Albaneezen te beletten,
was bepaald, dat Montenegro minstens 24
uren vooraf van het vertrek der Turken
zou worden onderricht. Doch in plaats
daarvan werden den kommandant van Pod
goritza slechts enkele uren gelaten om zijne
troepen te laten voorwaarts treden.
De kommandant wilde protesteeren bij den
Turkschen bevelhebber Osman-pacha, doch
alles te vergeefs; de ontruiming zou op
het bepaalde uur plaats hebben en had ook
werkelijk plaats, doch met het gevolg, dat
gevreesd werd. De troepen van Montene
gro wilden de verlaten positiën bezetten
doch reeds dadelijk vonden zij een deel er
van door de Albaneezen ingenomen.
Het scheen dus duidelijk, dat het Turkije
geen ernst was met het nakomen zijner
verplichtingen ten aanzien van Montenegro.
In schijn voldeed het aan de overeenkomst,
doch in werkelijkheid bracht het dien kleinen
Staat in een zeer groote moeielijkheid, want
nu vond deze zich geplaatst niet tegenover
Turksche troepen, maar wel tegenover Al-
haneesche inboorlingen, waartegen een ge-
de keizer hare woning binnen. Hij had zich diep
in zijn mantel gehuld, zoodat men hem niet
kon kennen, of men moest hem met oplettend
heid aanzien. Toen hij echter den drempel der hut
overschreed, en zag hoe ledig en erbarmelijk het
daar binnen gesteld was, meende de kranke vrouw,
dat zij met den dokter te doen had. Zij vertelde
hem haren toestand, hoe arm zij bovendien was,
en dat zij zich niet verplegen kon. De keizer
antwoordde daarop:
Ik wil u dan een recept voorschrijven.
Hij onderrichtte de vrouw, in welke apotheek
zij het moest laten bereiden, als haar zoon te
huis kwam, en legde het op tafel. Nauwelijks
was hij buiten de deur, toen de eigenlijke dokter
op zijn beurt binnen kwam. De vrouw verwon
derde zich niet weinig op het hooren, dat ook
hij dokter was, en verontschuldigde zich, wijl er
zoo even een bij haar was geweest, die haar iets
had voorgeschreven. Zij wachtte slechts op den
regeld gevecht had moeten worden geleverd
om in bezit te nemen datgene, waarop men
recht had.
Op zich zelve nu, zou deze aangelegen
heid niet van zulk een groot gewicht zijn
om daaraan de bizonaere aandacht te wij
den. Maar het gebeurde daar bewijst, dat
men op de beloften, op het onderteekend
woord van Turkije niet kan rekenen. Te
verwonderen is het dan ook niet, dat er
sprake is van een ander congres, waarvan
het openhaar doel is de uitvoering van het
tractaat van Berlijn te verzekeren, doch
waarvan de werkelijke bedoeling geen ge
heim kan zijn voor hen, die gewoon zijn
in de politieke aangelegenheden iets dieper
in te dringen.
Het is toch duidelijk, dat langzamerhand
het einde van »de Oostersche quaestie
wordt voorbereid. Het hoofdpunt van ver
schil blijft nog maar, hoe het Europeesch
erfdeel van de Halve Maan zal worden
verdeeld. En bij die verdeeling is het al
weder de vraag: zullen de belangen der
bevolkingen, die onder vreemden scepter
zullen komen, behoorlijk worden behartigd,
niet alleen hare materiëele, maar ook hare
moreele, hare godsdienstige belangen. Voor
Bosnië behoeft weinig vrees te bestaan;
daar zijn de zaken in de Oostenrijksche
handen veilig, men behoeft daar niet voor
miskenning der rechten van de Christelijke
bevolking te vreezen. Maar hoe zal het zijn
met die provinciën, wier lot nog steeds on
beslist is? Zullen de bewoners er van, bij
verandering van scepter, ook verandering
in behandeling ondervinden? Wij willen
de toekomst niet vooruit loopenwij willen
ook niet als profeet optreden om voorspel
lingen te wagen omtrent de inzichten van
den grooten man, die aan het hoofd van
Duitschland's politiek staat; doch ditmee-
nen wij wel te moeten zeggen, dat de
tijden die komen, ook gewichtig schij
nen te zullen zijn voor die Staten, welke
geen rechtstreeksck belang bij het Oostersch
vraagstuk hebben. Het oogenblik toch kan
komen, waarop het Noorden van Europa
den schok zal gevoelen van hetgeen in het
Oosten wordt voorbereidde gebeurtenissen
daar kunnen niet zonder invloed blijven
in het Westen ea het Noorden. Met die
mogelijkheid voor oogen is het voor de
kleine Staten van het grootst belang te
kleinen jongen. Maar toen de dokter dat recept
in de hand nam, om te zien wie bij haar was
geweest, en welke medicamenten voor de zieke
verordend waren, stond ook hij niet weinig ver
baasd.
Vrouw, zeide hij, gij zijt in handen van
een goeden geneesheer gevallen, want hij heeft
u 25 dublonen beschikt, bij de rijksbank op
te eischen; en onderaan staat Josef, als gij hem
kent. Zulk een maagmiddel, hartezalf eH oogen-
troost had ik u niet kunnen voorschrijven.
De vrouw blikte ten Hemel en kon niet spreken
van dankbaarheid en aandoening. Het geld werd
daarna zonder bezwaar door de rijksbank afge
geven, de dokter schreef eene mixtuur voor, en
door de goede kruiden, welke de vrouw zich nu
verschaffen kon, herkreeg zij in weinige dagen
eene volmaakte gezondheid. Zoo werd de kranke
door den dokter, maar de arme vrouw door den
keizer genezen.