N r E U W E J No. 409. Zondag 29 Augustus 1880. 5e Jaargang, Eene verblijdende bekentenis. BUITENLAND. abonnementsprijs H Engeland. Duitschland. Mexico. IÜRLE Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St Jansstraat Haarlem. STAISTlENDRlr Jf L.- sgg#*®»- AGITE MA NON AGITATE. mmi PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS EAUREY. Zelden vindt men onder de geleerden dezer dagen, allerminst onder de natuuronder zoekers, menschen die in de oprechtheid van hun hart kunnen getuigen: met God begint mijn arbeid, God is het doel van mijn streven. Het werk der meesteu is gewijd aan de schepselen, deze zijn hun eerste en laatste gedachte; het verlangen den Schepper te erkennen en te prijzen komt niet in hen op. Daarom is het voor den geloovige een hoogst verblijdend ver schijnsel, wanneer mannen van groote ge leerdheid en van uitstekende talenten, man nen die zich een wereld-naam hebben verworven, van tijd tot tijd hunne stem doen hooren tegen de in zake van godsdienst alles ontkennende richting van onzen tijd. Van Johannes Kepler, zeker de grootste natuuronderzoeker van Duitschland, kunnen wij tot onze vreugde getuigenis geven van een godsdienstig leven en streven, zoo als wii dat hier en daar in Zijne werken vinden geopenbaard. »Het is het boek der natuur,» zoo schrijft deze beroemde geleerde, »dat iu de Gewijde Bladen zoo hoog geprezen wordt en waarnaar Paulus de heidenen heenwijst om er God in te leeren kennen en te eeren. En waarom zouden wij Christenen minder vreugde genieten bij deze overwegingen, wij die het voorrecht hebben, door den waren godsdienst. God te prijzen, te vereeren en te bewonderen. Wij zullen dit te inniger, te vuriger doen, naar mate wij meer erkennen wat en hoe veel groote dingen God heeft geschapen. David, de man naar Gods harte, heeft den Schepper in vele psalmen bezon gen wier inhoud en strekking de bewondering der hemelen ten doel heeft. De hemelen ver kondigen Gods eer, zoo spieekt hij. Ik zal ze zien, de werken uwer handen, maan en sterren, die Gij geschapen hebt. Groot is onze Heer en groot zijne macht, die de sterren telt en hunne namen kent. Gij he melen, looft den Heer, gij zonne en maan!» Aan 't slot van zijn Mysterium cosmo- graphicum zegt Kepler: »En gij, goede lezer, vergeet niet, dat het doel van al uw werken en streven is, erkenning, bewonde ring en vereering van den alwijzen Schep per. Want het beteekent niets van de oogon FEUILLETON. DE ZEGELS. Vervolg. En waarom kiest gij tot legerstede de planken der kamer en tot hoofdeneind tie deur van het kabinet? Gij ligt zeer hard, dunkt mij. Ik ben dat gewoon; voor het overige ver laat ik mijnheer de Tréseguidy nimmer, noch des nachts noch over dag. De republikein ziende, dat hij den visscher niet in de war kon brengen, zweeg. Hij geloofde meester van zijne slachtoffers te zijnen dien tengevolge wilde hij hun liever geene beken tenis afpersen. Des avonds ging Janekin naar de keuken, sprak eenige oogenblikken met de dienstboden en de republikeinen, die hij op- vroolijkle, en plaatste op de tafel verscheidene flesscheu &paanschen wijn, en eene kruik uitmun tenden brandewijn. Vervolgens begaf hij zich voorzichtig naar den stal en zadelde een paard. Hij ging vervolgeus uit, om te zien hoe het tot den geest, van het zien tot de overwe ging, van de zichtbare beweging tot in de diepste raadsbesluiten door te dringen, als men wil blijven stilstaan en zich niet met alle aandacht van 't gemoed wil opheffen tot erkenning, liefde en aanbidding van den Schepper.» Op eene andere plaats ijvert Kep ler tegen hen, die op materialistische wijze, de gansche wereld voor een werk van het toeval verklaren, waarin slechts blinde be weging, geen leidende geest, zich voortbe weegt en boosaardig aan den chaos eigen schappen toeschrijven, die alleen aan God toekomen. »De dag, zegt de groote geleerde, »zal komen dat men de waarheid zoowel in het boek der natuur als in de heilige Schrift zal erkennen en dat er over beide openbaringen groote vreugde zal heerschen.» Hoe Kepler dacht over de schijnbare tsgenspraak tusschen de h. Schrift en het systeem van Copernicus, zien wij uit de volgende woorden, voorkomende in zijne Epitome Astronomiae Copernicanae. »De sterrekunde,» zegt hij, openbaart de oor zaken der natuurlijke dingen, zij onderzoekt de optische misleidingen exprofessode hei lige Schrift, die hoogere dingen leert, be dient zich van de gewone en gemeenzame spreekwijze, ten einde goed te worden verstaan; zij spreekt slechts ter loops van natuurlijke dingen, naarmate ze verschijnen en noemt ze zooals het spraakgebruik dit aanwijst. De heilige Schrift zou zich van dezelfde uitdrukkingen bedienen, al hadden ook alle mensehen een juist begrip van optische misleidingen. Want ook wij astro nomen beoefenen de sterrekunde geenszins om het gewone spraakgebruik te veranderen, wij willen slechts de poorten der waarheid openen en het overige met vrede laten. Wij zeggen evenals het volkde planeten staan stil, gaan terug de zon gaat op en onder, zij verbergt zich aan 't andere einde der aarde, zij stijgt naar het midden van den hemelwij zeggen dat met het volk, dat wil zeggen zooals de verschijnselen zich aan ons oog voordoen, ofschoon er niets van waar is; en in dat opzicht heerscht er bij de sterrekundigen geen verdeeldheid. Hoe veel minder kunnen wij dus van de door God geinspireerde heilige Schrift eischen dat zij, zonder nota te nemen van hetspraak- weer en de wind waren; de maan stond als een zilveren schijf in het luchtruim. Men hoorde in de verte den oceaan met een klagend geluid zijne golven op de rotsen breken. In de huizen van Cor.quet, aan de tegenovergestelde zijde, zag men hier en daar eenige lichten branden, die met de sterren van den gezichteinder als het ware ineen smolten. De wind was koud en scherp, maar hij waaide in eane gunstige richting. Janekin over tuigde er zich verscheidene malen van, door de hand boven het hoofd te steken. De republikeinen namen het avondmaal toen hij binnentrad, hij ging tot de deur der eetzaal die ter oorzake van de koude gesloten was, en door het sleutelgat zag hij Eignard voor het vuur zitten. De commissaris der republiek sprak, zonder het hoofd naar zijne manschappen te wenden; Drinkt zoo veel niet, dronkaards! drinkt zooveel niet, denkt, dat dezen nacht ieder op zijne beurt moet waken. Gij, Komgoet, van tien uren tot middernacht, en gij, Prichon, van middernacht tot twee uren, en ik tot des morgens; gij ziet, gebruik, hare woorden volgens de vorderin gen der wetenschap afmete; zij zoude juist door het gebruik van duistere en onverstaan bare spreekwijzen over zaken, die boven het begripsvermogen van het volk gaan, zich zelf den weg tot haar eigenlijk en verheven doel versperren. Met de volgende bede besluit Kepler zijn uitgebreid werk getiteld: Harmonia mwndv. Thans blijft er mij over dat ik eindelijk oogen en handen eerbiedig naar den Hemel verheffe om den Vader van het Licht aandachtig en demoedig aan te roe pen: O, Gij die door het licht der natuur, in ons 't reikhalzend verlangen naar het licht der genade verwekt, opdat wij door dit in het licht der glorie en verheerlijking geplaatst worden, ik zeg u dank, Heer en Schepper, dat Gij mij verblijd hebt door uwe Schepping. Ik sta in verrukking over de werken uwer handen. Zie, hier heb ik een werk mijner roeping ten einde gebracht, door zooveel geestkracht, als Gij mij hebt verleend; ik heb den roem uwer werken aan de menschen, welke deze bewijzen zul len lezen, geopenbaard, zooveel als van zijne oneindigheid mijn begrensde geest kon om vatten. Mijn gemoed streefde er naar zoo waar mogelijk te philosopheeren; is er iets door mij, in zonde geboren en opgewassen worm, voortgebracht, wat Uwer onwaardig is, zoo smeeke ik u, onderricht mij, opdat ik het verbetere. Ben ik door de bewonde renswaardige schoonheden uwer werken wellicht tot vermetelheid verleid of heb ik eigen eer bij de menschen gezocht, bij het schrijven van een werk, dat tot Uwe eer bestemd is, wil het mij dan vergeven; ein delijk, schenk mij de genade dat dit werk tot uwen roem en tot heil der zielen moge strekken.» Zoo smeekt Kepler, de groote geleerde, ootmoedig tot God, Dien hij van ganscher harte liefheeft en Dien hij zocht; hij dankt innig voor elke erkentenis die hem was verleend. Maar ook welk eene vreugde verschaft ons de verblijdende bekentenis van zulk een verlicht en rijk met genade bedeeld geleer de. Door zijne getuigenis ontvangen we wederom nieuwen moed en onbegrensd ver trouwen en gevoelen we ons sterk in de dat ik voor mij zeiven het beste deel niet uit kies. Indien gij het minste gerucht in de kamer of in het kabinet hoort, wekt mij dan dadelijk, want die schelmen van aristokraten moeten ons niet ontsnappen. Maar gij drinkt te veel, zeg ik u, Eomgoet; gij drinkt als een karre- manIk zou wel dadelijk die vervloekte Vendeërs naar hun hok hebben gezonden, maar ik wil ze liever bijna van honger doen omkomen, en ze dan naar de guillotine en naar den burger Carrier zenden. Maar nog eens, gij drinkt te veel, schurken. Ellendige moordenaar! zeide Janekin in zich zeiven, terwijl hij onbewegelijk als een standbeeld stond. Wij hebben toch veel moeite gehad hen te achtervolgen, zeide een der mannen, een glas Xeres uitdrinkende; zonder dat duivelsck bosch zouden wij ze geknipt hebben, alvorens ze hier waren. Maar het is waar, wij zijn niet slecht gehuisvest; een goed bed, goed vuur, goeden wijn en eene goede keuken En hij vulde zijn glas op nieuw. dagen van strijd tegen ongeloof en mate rialisme en wordt onze afschuw opnieuw verwekt tegen het duistere atheïstische drij ven van zoovele natuuronderzoekers zoowel elders als hier te lande. In 't hart van alle geloovigen heeft Kepler zich een eerezuil gesticht, verhevener, grootscher, heiliger dan de marmeren en metalen monumenten die de moderne ge leerden, in hunne verblindheid, oprichten ter eere van creaturen die in hunne ontken ningen en afdwalingen anderen medeslepen, het volk demoraliseeren en tot bederf, ellende en wanhoop leiden. Dat Keplers geest ons steeds beziele De uitval uit Kandahar is den Engelschen duur te staan gekomen. Hij slaagde, volgens het te legram van den Onderkoning; doch tot den prijs van zeven gesneuvelden onder de officieren en 180 onder de minderen. Op de doodenlijst komen een generaal, een kolonel, een majoor, een kapi tein, drie luitenants en een veldprediker voor. Bovendien werden een vijftal officieren zwaar gekwetst. De vraag, of Arthur Gordon, de Tichborne- pretendent, onrechtmatig tot tweemaal zeven jaren tuchthuisstraf is veroordeeld, zal eerstdaags be slist moeten worden door het Hoogerhuis, dat in laatste instantie bij proces-aangelegenheden recht spreekt. Uit Hamburg wordt gemeld, dat daar ter stede een ernstige poging zou worden beproefd, om een beweging uit te lokken ten gunste van de in lijving van die vrije stad bij het Duitsch Tol- gebied. Een zeker fiasco wordt evenwel te gemoet gezien. Het verzoek van graaf Arnim om schorsing van de toepassing zijner gevangenisstraf is af gewezen. Dezer dagen zijn in Pruisen door de plaatse lijke overheden :1e bepalingen afgekondigd tegen het dooden, vangen, verkoopen en te koop aan bieden van nuttige vogeis en het uithalen van nesten of jongen. Aan de politiebeambten is ge last, ten strengste tegen overtreding te waken, terwijl ouders, voogden en onderwijzers dringend zijn vermaand, krachtig mede te werken tot hand having van het verbod. In deze Republiek blijft de oppositie tegen den nieuwen President, den heer Gonzales, krach- Weet gij wel, burger Rignard! zeide een ander, terwijl hij een stuk kalfsvleesch, dat de bediende rookend op de tafel zette, met welgevallen aanschouwde, dat die Tre Tre sigui- ni hunne markiezaten enz. gaarne zouden geven voor een weinigje van dit gebraad; hunne darmen moeten een aardig leven maken; twee dagen zonder eten is niet prettig, en toch is het aardig. De republikeinen hieven een ruwen lach aan waaronder men de schelle stem van Rignard, als het gesis eener slang, bovenuit hoorde. Janekin, door die ruwe spotternijen verwoed, voelde het bloed naar ziju gelaat stijgen. Om een uitval te voorkomen, die zijne plannen konde omverwerpen, verwijderde hij zich voorzichtig, en ging naar de kamer. De markies en de gravin zaten voor den schoorsteen te praten; Raoul onderhield zich met zachte stem met de gevangenen. - Arme jonge meesters! zeide Janekin tot de heeren de Tréseguidy, nog drie uren van lijden, en gij zijt gered. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1880 | | pagina 1