NIEUWE Zondag 17 October 1880. 5e Jaargang. Onze financiën. BUITENLAND. i\o. 423, Engeland. Frankrijk. Turkije. HAARIMSCHE IÜi litVI. ABONNEMENTSPB IJS Per 3 maanden voor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAURET. De Tweede Kamer heeft eergisteren een zeer -verstandig besluit genomen. Zij be sliste namelijk dat de beruchte Rentewet vooreerst nog niet zal behandeld worden. Die discussie was vooral daarom gewich tig, omdat de Minister van Financiën, de heer Vissering, sprekeude, volgens zijn eigen verklaring, nament de Regeeringde dade lijke behandeling wenschelijk en noodig had geoordeeld. Wij zullen wel niet behoeven te verze keren, dat wij dit votum, reeds verstandig door ons genoemd, in elk opzicht een ge luk voor Nederland rekensn. Het wekt toch de hoop, dat de meerderheid zelfs van deze Tweede Kamer (en dat wil iets zeg gen) niet geneigd is om met den ex-hoog leeraar Vissering zoo maar door dik en dun te gaan. 't Drijven der Regeering naar versterking der inkomsten, achten wij, langs den weg, thans door 't Ministerie ingeslagen, een ramp voor ons vaderland. Veeleer ge- looven wij dat er met ernst moet worden gestreefd naar verbetering der inkomsten, door vermindering der uitgaven. Hiermede bedoe len wij niet, en kunnen wij als goede va derlanders ook niet bedoelen, dat noodige uitgaven moeten wordeu nagelaten. Niets minder dan dit wordt door ons geëischt. Dergelijk een fiuaueiëele politiek zouden wij zelfs noodlottig rekenen voor de we zenlijk nationale belangen. Maar de Staat moet nu doen, wat ieder particulier zou doen, wiens middelen niet toenamen in ver houding van zijn klimmende behoeften. Zulk een zou n. 1. eens ernstig nagaan wat drin gend noodzakelijk is en wat nog uitstel van uitvoering kan lijden. Tot hiertoe gin gen de tegenwoordige Ministers precies an ders te werk. Er werd (om een der volks termen, welke meestal schilderachtig waar zjjn, te bezigen) maar dapper op ingehakt 't scheen wel dat men vergat, hoe het eind ook den last zou dragen. Bovenal was het een groote fout van 't Kabinet (wij wezen er bij herhaling op) om tot de invoering der schoolwet-Kappeyne zoo lichtzinnig over te gaan. Daardoor werd toch een nieuwe millioenenlast op de schatkist gelegd, ter wijl de Minister van Financiën wist, zeer FE U1LLETON. De geheimzinnige doodkist. Uit de herinneringem van een Amerikaanschen stations-chef. Trein 39 kwam een uur te laat. De oorzaak was niet ver te zoeken. Er woedde een rreeselijke storm, de regen viel in stroomen en de eene donderslag volgde den anderen, 't Was reeds zeven uren toen de roode lantaarns van de lang verwachte locomotief zichtbaar werden en ik was innig dankbaar en blijde toen ik den trein zag naderen. De groote brug, op ongeveer een uur afstand* van mijn station gelegen, behoorde niet tot de sterkste. En wat kon er in zulk een vreese- lijk weer al niet gebeurd zijn. Thans was de trein binnen en mijn angst en zorg waren verdwenen. Ik was toch eenigszins zenuwachtig geworden er. de dingen die dienzelfden avond zouden geschie den brachten weir.ig bij, mij kalmte te geven. Om half twaalf, voormiddags, moest ik een pak ket ontvangen met 13000 dollars. Het kwam niet op den vermelden tijd, doch deze trein bracht het zeker moest weten, dat de bron waaruit die millioeuen zoudeu moeten vloeien, zoo veel »waterc niet meer kon opleveren. Te vergeefs werden van de rechterzijde der Kamer verschillende stemmen verno men, die waarschuwdenhoudt toch af van dien weg des verderfs; laat het plan tot invoering der schoolwet varen, alleen reeds wegens de geldelijke moeilijkheden, waarin gij u wikkelen zult. De anti-liberalen hadden goed praten; de Ministers Six en Vissering hadden een licht mutsje ('t is een rood) ook in deze zaak op; de geldquaestie deed er niet toe; de schoolquaestie (zeggede begeerte om in alles der radicalen zin te doen) was alles. Eindelijk daar kwam wijlen de millioeneu- rede en met haar de aankondiging van een vreeselijk tekort op de begrooting voor 1881. Velen sloeg de schrik om het hart. Ge lukkig schijnen de meeste leden der Kamer onaandoenlijk voor dat deficit op 't papier te zijn gebleven. Men zette zich eens kalm ter neêr om den hooggeleerden Minister van Financiën na te cijferen. En de uit komst was verrassend. Goed geteld en weder nagecijferd, zoo betoogde men van meer dan een kaut, moest dat fameus tekort wel sluiteu tot.... nul. De oplossing van dat verschil in opvatting tusschen den Mi nister Vissering en de meer optimistisch- gezinden in en buiten de Kamer, moet hierin worden gezocht, dat de Minister, of liever niet hij, maar de Minister van Koloniën (voor wiens financieel beleid de oud-hoogleeraar echter mede verantwoor delijk is) niet dadelijk leenen wil voor de zeer buitengewone uitgaven voor en in Indië. Doet men dat, dan zou er al terstond een niet onaardig overschot vrij vallen op de Indische begrooting. 't Spreekt wel van zelf, dat de Minister Vissering, wien het boven alles te doen is om zijn prachtige Rentewet er door te krij- hen, van dat allereenvoudigste aller red middelen niet weten wil. Hij moet en wil de door hem ontworpen, of juister nog; de door hem van zijn voorganger overge nomen en eenigszins gewijzigde belasting- fraaiigheden in het Staatsblad zien. Om dat resultaat, het ontgaan van een deficit, te bereiken, moet evenwel niet enkel meê. De gedachte zulk een groote som gedurende den nacht onder mijne berusting te moeten hou den, was niet zeer aangenaam, vermits ik geheel alleen het station bewoonde. Twee passagiers ver lieten den trein; eigenlijk moest ik zeggen één passagier, want de andere werd in eene doodkist uit den goederen waggon gedragen. „Wie is het?" vroeg ik toen deze kist in't sta tion werd neergezet. „Het lijk mijner schoonzuster," antwoordde de vreemde heer, die was uitgestapt. „Zij is eene nicht van den heer Eldridge, dien gij wel zult kennen, haar lijk moet hier in het familiegraf worden bijgezet." „Dan zal het lijk dezen nacht hier moeten blijven," vroeg ik verder. „Ja," zeide hij kortaf. „Denkt ge dat ik zelf nog heden avond op de villa van den heer El dridge kan komen?" „Dat zal moeilijk gaan in dezen storm, ik zou u raden in het naastbij gelegen hotel te over nachten." Ik wees den vreemdeling de richting, waarin het hotel lag en begaf mij toen naar den geleend wordeu voor de buitengewone uit gaven voor Indië, maar ook de wet ver worpen, welke de vaste-bijdrage-wet wordt geheeten. Bij dat ontwerp wordt Nederland, met betrekking tot Indië, op rantsoen gezet; wij zullen voortaan, ook al hielden de groote uitgaven voor Atjeh op, met een paar mil- lioentjes te vreden moeten wezen. Dat voor stel karakteriseert reeds zeer treffend het wezenlijk beginsel, waarvan dit Ministerie, zoogenaamd boven de partijen*, uitgaat. Het plaatst zich daardoor toch feitelijk »boven de financiëele behoeften van 't Moe derland. Nu deed het ons genoegen te vernemen, dat de groote meerderheid der Tweede Ka mer niet zal medewerken tot deze finan- ciëel-koloniale politiek der berooving. Die aanduiding is niet te hard, want de be wuste staatkunde berooft ons van hetgeen ons wettig uit Indië toekomt. De Grond wet beeft immers zeer duidelijk de finan ciëele eenheid tusschen Nederland en Indië aangenomen. Hieruit volgt logisch, dat ons geld Indisch geld en Indisch geld ons geld is. Dat is zóó waar, dat alle Indische te korten ook door ons moeten worden be taald. Toen de Atjeh-oorlog ontstond zagen wij al de kostelijke Indische overschotten wegzinken in den Atjeh-put. Gesteld eens dat toen de Nederlandsche Regeeriug tot Indië had gezegd: wij zullen volstaan met u een vaste bijdrage in uw ontzettende behoeften toe te kennen.Dan hadden de radicalen (en terecht) moord en brand ge schreeuwd. Doch, nu is het toch duidelijk dat, wan neer men zich tegenover een derde ver bindt al zijn eventueele verliezen te betalen, de billijkheid vordert, dat men dan ook zijn eventueele winsten zal genieten. Tegen die redeneering valt, meeuen wij, niets te zeggen. Welnu wij staan in die verhouding tegen over Indië. Als Indië niets overhoudt, maar te kort komt, moeten wij bijpassen. Dat is nu eenmaal zoo en wij berusten er in. Maar dan moet ook alles wat Indië, nadat in al zijn rechtmatige behoeften zal zijn voorzien, overhoudt, voor ons wezen. Ons dunkt dat is zoo klaar als helder water. Alleen het radica- hoofd-conducteur. Deze overhandigde mij het pakket met het geld en zeide„wees voorzichtig Sir. T Pakket bevat waarde genoeg om een onzer struikroovers aanleiding te geven een kogel in uw hoofd te doen logeeren, zonder u den tijd te gunnen tegen zulk eene iukwartiering te protesteeren." Ik gaf een schertsend antwoord, dat mij echter, ik wil het gaarne bekennen, slechts gedwongen over de lip pen kwam; toen gaf de hoofd-conducteur het teeken tot vertrek, de locomotief deed zijn schril gefluit hooren en de trein zette zich in beweging. Ik keek nog lang naar de zich langzamerhand verwijderende roode lichten en toen zij eindelijk in het donkere der nacht verdwenen waren, over viel mij het gevoel der eenzaamheid en verlaten heid in al zijne macht en kracht. Binnenkomende sloeg ik pog een blik op de doodkist, die in een hoek van de goederen-loods was geplaatst, en ging toen in mijn daaraan gren- z -nd vertrek, om den avond zoo aangenaam en bihagelijk mogelijk door te brengen. Ik wierp «enige stukken hout op vuur, deed water in een lisme en een Ministerie dat al vrij aardig met de radicale lui meê doet, kunnen tegen de juistheid van die redeneering opkomen. Wij hopen dat de meerderheid van de Tweede Kamer zal handelen in onzen geest, dan sluit de begrooting voor 1881 mei geen tekort. Om daar nu echter nog zekerder ran te wezen, moet het snoeimes duchtig worden gehanteerd, en dat niet, wij herhalen het, tegenover noodige uitgaven, maar ten aan zien van zulke posten, die tot een volgende begrootiug kunnen wachten. Met een variant op een bekend gezegde van een ontslapen hoogleeraar, zeggen wij thans dat de financieele politiek van 't oogenblik behoort te wezen: niet benepen zuinig in het noodige, zich onthoudend in het twijfelachtig noodzakelijke en in alles uiterst spaarzaam. Komt men, na dat 3telsel, want het is een stelsel, te hebben toegepast, dan nog te kort, niet voor 't volgend jaar, maar volgens berekening, voor latere diensten, dan berame men zeer kalm en langzaam, haast moet op dat gebied steeds zeer scha delijk werken, eenige indirecte heffingen, welke zonder veel bezwaar kunnen worden opgebracht. De rij der directe belastingen moet gesloten wezen. De Iersche dagbladen verzekeren, dat er groote militaire toebereidselen gemaakt worden met het oog oj> de eventueele onlusten in het westen van Ierland, waarheen werkelijk versterkingen van de militaire macht zullen worden gezonden. Volgens le Globe zou er een nieuw handels- tractaat tusschen Frankrijk en Nederland weldra geteekend worden. De Nederlandsche gezant te Parijs heeft te dier zake verscheidene malen eene bijeenkomst gehad met de ministers Barthélemy Saint-Hilaire en Tirard. De ambassadeurs hebben aan de Porte nadere opheldering gevraagd omtrent hare laatste nota, in 't bizonder met betrekking tot de aan Riza Pacha gezonden instructies en den aard der met Montenegro te sluiten conventie. ketel om een heerlijken grog te bereiden, stopte mijne pijp, nam eene courant in de hand en ging in mijn ouden leuningstoel zitten. Alles was voor bereid om een rustigen avond te genieten. De storm die buiten loeide, deed mij een warme kamer dubbel waardeeren. Nochtans voelde ik mij niet op mijn gemak. Mijn pijp wilde niet branden, de grog smaakte mij niet en de courant kon mij niet boeien. Om mij eenige afleiding te bezorgen, begon ik te luisteren naar de werking van het Morse-telegraaftoestel, welks getik mij dikwerf eene welkome en vriendelijke toespraak in mij", eenzaamheid was. Een vreeselijke donderslag over- galmde voor een oogenblik alles, toen iniste; e ik weer naar het toestel en werd piotselicg door een hevigen schrik bevangen Ze»' duidelijk meende ik te hooren seinen>r ich the box," let op de lijkkist. Eenige oo bikken later seinde men op nieuw; let or lijkkist. Ten derde male: let op de lijkkist. 't 3' met mijne rust gedaan. Wie zond deze depêche? Bat zou zij moeten beteekenen? Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1880 | | pagina 1