NIEUWE No. 439. Zondag 12 December 1880. 5e Jaargang. Een vrijheidsbond. liillEIMH COURANT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. PRIJS DER ADVERTENTIÈN AGITE MA NON AGITATE. Van 16 regels.30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUKEY. Er werden bij de algemeene beraadsla gingen over de Staatsbegrooting voor 1881 in de Tweede Kamer hoogst gewichtige be schouwingen geleverd. 't Kan niet in onze bedoeling liggen, om in 't breede die debatten te ontleden. De aard van ons Blad, dat over beperkte ruimte beschikt, laat slechts een aanstip pende vermelding toe. Terwijl wij wenschen op een enkel punt de aandacht te vestigen, zullen we vooraf, zeer beknopt, 't geheel karakteriseeren. En dan constateeren wij al dadelijk, dat de palm der welsprekendheid toekomt aan den eersten spreker, dr. Sehaepman. Hij heeft met een gloed, een kracht, een dichterlijke bezieling, welke aller bewon dering uitlokte, een formeele acte van be schuldiging uitgebracht tegen het politiek beleid der radicalen in de laatste jaren, en hij is daarin meesterlijk geslaagd. De rechterzijde steunde hem in zijn beklag op energieke wijze. Een tal van sprekers staafde, met een beroep op feiten, toestan den en verschijnselen, al hetgeen dr. Sehaep man had geposeerd. Dat het tegenwoordig Kabinet allerminst met sympathie werd bejegend door onze politieke vrienden, behoeft wel geen betoog. Als, gelijk in onze dagen, de levens- beginselen van een Volk op 't spel staan, kan een Ministerie, dat enkel zaken wil doen, op geen bijval rekenen. Bovendien ziet dit Bewind voorbij (of liever, het doet alsof 't dat niet zag) dat zaken steeds verband houden met beginselen. De daden hebben toch immers altijd be weegredenen. De houding der linkerzijde van de Kamer was jammerlijk. Geen beginselen handhaafde zijzij begon en eindigde met babbelen. Door de Kappeynianen werden aanvallen gericht op de vnet-Kappeynsche liberalen (Putteanen willen ze niet genoemd worden, dus wjj weten niet precies onder welk annex wij ze moeten brengen) en laatstgenoemden duwden eerstgemelden eenige hatelijkheden toe. Dat is alles. Een korte, maar droeve geschiedenis, slechts nu en dan afgewisseld door enkele zwakke uitvallen op de rech terzijde en een paar hooghartige verzeke ringen nopens het Kabinet, dat men wel (zoo heette het) wilde dulden,alsof on derling de vechtende en bijtende liberalen FEUILLETON. Het legaat van een oud krijgsman. Vervolg. Hij deed de gekwetsten op wagens plaatsen hij prees hun gedrag en sprak hen woorden van troost en bemoediging toe; eenigen hunner gaven den geest onder zijn oogen; doch alvorens de oogen voor immer te sluiten riepen zij nogmaals: Leve de keizer! Toen hij die taak, welke zoo edel en tevens zoo smartelijk was, vervuld had, toen hij zich ten opzichte van de soldaten van Ney, van zijn plicht als generaal en keizer had gekweten, sloeg Napo leon den weg naar zijn bivouac weêr in; doch op het oogenblik toen hij den dapperen kolonel van het 84ste regiment groette, die, ofschoon reeds bij den eersten schok van Ney met Miloradowich voor Krasnoë, zwaar gewond zijnde, evenwel be stendig te paard gebleven was, schoot een oud soldaat, wiens kapotjas tot flarden gescheurd was, op den keizer toe, een stuk van een Russisch vaan del in de hand houdende en dit Napoleon aanbiedende. Wat verlangt gij, brave man? vroeg de keizer. Sire, u aan te bieden wat mijne verkleumde vingeren van een standaard hebben kunnen be- in staat zouden zijn zeiven den regeerstaat over te nemenDe liberalen toonden zich werkelijk de ridders der droevige figuur; wij behoeven ze niet aan de kaak te stellen, zij hebben het zich-zelven genoeg gedaan. Over het Bewind zwijgen we liefst, 'tls het Kabinet der flauwhartigheid, en daarom denken wij, vooral in verband tot de rede voering van den Minister van Lijnden, aan de woorden uit de Gewijde Bladen»als het zout smakeloos is, waarmee zal het gezouten worden.* Een Kabinet, dat niets wil zijn, kan (en daarin ligt 't gevaar) alles doen. De rechterzijde mag dus wel zeer streng blijven controleeren. De uitkomst van de discussie was vol strekt niet bemoedigend, 't Bleek, dat een Ministerie zonder beginsel woi-dt ge steund door een meerderheid, welke alleen vasthoudt aan 't beginsel: tot eiken prijs te beletten, dat de anti-liberalen aan 't ge zag komen, waarschijnlijk in de eerste plaats om al de voordeelen van ambten en bedieningen voor haar richting te mono- poliseereu. Beginsel\>e>\&ug kan toch 't doel der radicalen niet zijn, als zij meester van de regeerposten willen blijven. En nu een merkwaardig incident. Door den heer van der Linden een oud liberaal was in zijn advies o. a. gezegd »Ik heb straks bij de vraag: wat is onze toestand? hooren spreken over art. 194 der Grondwet. Ik voel mij niet aangelokt om over dat artikel weder te zeggen wat sinds zoovele jaren lang hier daarover is aange voerd, om de beteekenis van dit artikel in het juiste licht te stellen. Maar die art. 194 lezen willen verzoek ik ernstig: begin met art. 195. Daarin wordt gesproken over de armenzorg als eene taak der Regeering in dezelfde bewoordingen als gesproken wordt in het vorig artikel over de zorg van de Regeering voor het openbaar on derwijs. En dan zal men zien dat het on juist is wanneer men zegt dat dit artikel is gekeerd tegen de Roomschen, tegen de orthodoxen of tegen wien ook. Neen, Mijn heer de President, het is geschreven voor allen. Mijnheer de Voorzitter, ik acht het een groote ramp, het is ongelukkig dat wij niet genoeg beseffen dat wg hier niet zit ten om eene richting te vertegenwoordigen, maar het gansche volk; niet om eene kerk of een geloof te vertegenwoordigen of te houden. De Kozakken hebben mij slechts een stukje willen laten. Ik had drie stukken, zie daar wat ik overgehouden heb. Keizer, neem het, want ik vrees dat ik het niet lang meer zal kunnen Dewaren. Best, goede vriend; ik dank u Napoleon nam het lapje zijde dat de grena dier hem aanbood en beschouwde het zeer op lettend. Ja, het was een Russisch vaandel, sprak hij, het stuk beschouwende, ik zie er den dubbelden arend nog op. Het heeft voor mij even veel waarde alsof het nog in zijn geheel ware; hebt gij het kruis Ja, sire, gij hebt het mij te Wagram ge geven. Welnu? dan zal ik u iets anders geven. Ik dank u, keizer, ik heb niets meer noo- dig; want ik heb daar eene vreeselijke kerf, die oorzaak is dat mijn hoofd niet vast meer op den romp staat. Dit zeggende, ligtte de oude soldaat eer. ver band van lompen op dat om zijn hals geknoopt was en eene diepe wonde verborg. De keizer be zag de wonde: Ik verlang dat gij nog langer leven zult! en gij zult leven. Komaan, grenadier, gij moet u in de ambulance doen verplegen; ik vorder het, men zal u derwaarts geleiden. Dit is niet noodig, keizer, er zijn makkers die veel slechter verhypothekeerd zijn dan ik. Ik bestrijden, maar dat wij, hier komende, zijn: vertegenwoordigers voor allen. »Ik ben het volkomen ee is met den heer de Savornin Loman dat 's lands Regeering moet beschermen allen, op het gevaar af dat de aanhangers eener richting die zij niet deelt, toenemen. Dat is het liberale vaandel waaronder ik altijd heb gediend en niet los zal laten- Hier zijn wij voor allen, al is het ten voordeele van de Room schen, van de orthodoxen, van Senrten, van liberalen of conservatieven; ook al is het ten hunuen nadeele het algemeen be lang, niet een bizonder moeten wij behar tigen. Die schifting in partijen naar de geloofsleer is het ongeluk van het land. Wij hier moeten allen vertegenwoordigen opdat er zij regeering boven geloofsver deeldheid. Uit die verklaring nam de heer Heyden rijck (een der sieraden van de Tweede Ka mer, aan wiens kalm en bezadigd woord, van alle partijdrijven vrij, ook door zijn tegenstanders groot gewicht wordt toege kend) aanleiding tot het uiten der vol gende opmerkingen: Mijnheer de President! Nu nog een enkel woord aan den wakkeren heer van der Linden, die gisteren heeft betreurd, dat men hier in den laatsten tijd telkens de verschillende kerkgenootschappen op den voorgrond heeft geplaatst. Neen, zegt de heer van der Linden, dat mag niet. Wij zijn allen gelijkelijk burgers van den Staat, met gelijke rechten, gelijke vrijheden. Ik, veteraan der Kamer, zal er steeds voor zorgen dat geen rechten, geen vrijheden, van wien ook, verkort worden. »Mag ik de herinnering van den geachten afgevaardigde uit Dordrecht effekens op- frisschen Indien hij wel eens aandacht heeft wil len schenken aan hetgeen ik in deze Kamer al zoo heb gezegd en gedaan, zal hij zeker hebben bemerkt dat ik voor mij de school- quaestie altijd heb gehouden op het terrein van vrijheid, gelijk recht en particuliere ontwikkeling, en dat ik nooit, bij mijn weten, van godsdienst heb gerept. »Toeu ik jaren geleden waarschijnlijk was het onder Thorbecke aandrong op eene zeer bescheiden wijziging van de toen vigeerende schoolwet, alleen uit een beginsel van vrijheid, wat was toen het antwoord van den heer van der Linden? Dit: ik weet wel aan welk station ik met u in sta nog vast genoeg op mijne beenen en ik wil mijn regiment niet verlaten; ik verlang mijn vaan del te volgen en als ik achter blijven moet, ge loof dan maar dat het met den oude gedaan is. Napoleon drong niet verder aan. Wel nu dan, gebrekkig hoofd! hernam hij; daar gij nog zoo stijfhoofdig zijt, blijf dan bij uw regiment: ik zal u niet vergeten. Ja, ja, een slecht hootd heb ik, dit is het rechte woord, sprak ds soldaat, de hand aan zijne muts slaande, en den keizer groetende; waar na hij eenige stappen deed om zich te verwij deren; doch zich schielijk omkeerende, hervat te hij: A propos, keizer, ik heb u straks gezegd dat ik niets noodig had: zoo waar als ik Mare Chaussard heet, ik ber. een leugenaar. Hebt gij niet een oude kapotjas voor mij; want gij ziet, dat deze zijn beste dagen gehad heeft en slechts voor memo rie nog op mijne schouders figureertDit is het eenige wat ik u vraag, keizer, en dan zijn wij quitte. Napoleon kon zich niet weerhouden te glimlachen. Een oude kapotjas! hernam hij, ik zal er u een doen geven. Gij hebt den tijd niet om lang te wachten, niet waar? Neen, keizer, gij hebt het wel begrepen, ik ben er hard om verlegen. Napoleon droeg over zijne polonaise van groen stap, maar niet waar gij mij heenvoert een argument a la Ferdinand van Napels en Isabella van Spanje. Die hadden, toen men den eersten stap van hen verlangde, van hun standpuut het recht te zeggen »neen, want ik weet niet waarheen dit voeren zal.Maar ik vraag is dat liberaal Edoch, ik hoop nog altijd dat de heer van der Lindeu na eenige studie, vooral over deze hoofdquaestie, zich zal herinneren de goede oude dagen van Thorbecke, en dat hij dan, zich afscheurende van de progres sisten, die sedert de laatste dagen van Thorbecke op den voorgrond zijn getreden, hij, de man van gelijk recht, van vrijheid voor allen, zoo als hij zich gisteren zelf heeft geschetst, meer zal naderen tot onze zijde. Dan geloof ik dat wij nog een goeden tijd zullen beleven en dat wij den heer van der Linden ziende naderen tot den heer Wintgens en dezen wederom tot den heer Sehaepman, dat is, tot ons, een bond zul len vormen, krachtig genoeg om den pro gressisten te staan. Gelijk onze lezers ontwaren, werd den heer van der Linden geen ernstige tuchti ging door den heer Heydenrijck bespaard. En zij was meer dan verdiend. De gedragslijn toch der liberalen in i 't onderwijsvraagstuk kan nimmer van een vrijheidlievend standpunt worden gerecht vaardigd. Allen, die de vrijheid waarlijk liefheb ben, kunnen daarom dan ook nimmer in de liberale gelederen strijden. Is het dus zoo concludeerde de heer Heydenrijck zeer ter snede den heer van der Linden ernst met de vrijheid, dan moet hij komen tot 't standpunt- Wintgens, deze tot dat van dr. Sehaepman, en zoo zal er in 't leven treden een anti-radicale bond, welke 't waarachtig liberalisme tegen de progressisten zal handhaven. De heer Heydenrijck vertolkt een ge dachte, welke ongetwijfeld reeds lang leeft in veler hart. Wie zal kunnen ontkennen, dat de tijden veelszins bedenkelijk zijn? In verschillende landen woelt en woedt een partij, welke niet meer of minder beoogt dan de vrijheid te haren bate te dooden. Bovenal op den godsdienst, zijn voorgangers en zijn be lijders, heeft die vrijheidhatende richting het gemunt. Tegen haar wij zijn er zeker van zou zelfs een Thorbecke hebben geijverd. Trou- fluweel met bout gevoerd, eer. blauwen man tel, dien Constant, zijn eerste kamerdienaar, voor zichtig over zijne schouders geslagen had, toen hij zag dat het begon te sneeuwen. Met eene snelle beweging ontdeed de keizer zich van dien mantel, en hem den grenadier op het hoofd werpende, sprak hij: Ziedaar, neem hem! hij is wel zoo goed als een kapotjasHij is voor u, ik schenk hem u, verstaat ge? De verbaasde soldaat bekeek beurtelings den mantel en den keizer. Hij wilde nieuwe opmer kingen maken, doch Napoleon kwam hem voor en sloot hem den mond, op ernstigen toon zeg gende: Neem hem, zeg ik u, ik begeer het. Best, ik dank u, keizer. En Napoleon verwijderde zich, terwijl Mare Chaussard met zijn verzwakten arm den man tel des keizers zegepralend om hoog houdende, een zijner makkers verzocht om hem sierlijk over zijne schouders te hangen. Te droes, de kleine korporaal heeft gelijk, sprak de grenadier; ait is beter dan eene oude kapotjas. Ziedaar een groot keizer die zich uitkleedt om een zijner soldaten aan te kleeden! Ik had hem misschien niet moeten aannemenDoch stil! de kleine korporaal heeft het bevolen en de gre nadier moet aan het kommando gehoorzamen. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1880 | | pagina 1