NIEUWE Donderdag 10 December 1880. 5e Jaargang. Een merkwaardig boekje. i\o, 440. Het legaat van een oud krijgsman. BAAMEMSm (OlIRAIT. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden roor Haarlem0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUEEAU: St. Jansstraat Haarlem. Wiamtiï AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Met genoegen maakten wij dezer dagen kennis met een belangrijk boekje getiteld: het Hartdoor B. van Meurs, Lid van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leidep. Wij noemden het een belang rijk boekje en op dien titel kan het vol komen aanspraak maken, immers de ge leerde auteur heeft door zijn werk op nieuw een belangrijke bijdrage geleverd op phy- siologisch en literarisch terrein en wij mogen hem zeer dankbaar zijn, nu hij de vruchten zijner studie, aanvankelijk bestemd voor eene lezing in eenige onzer vader- landsche steden, door den druk ter alge- meeue kennismaking heeft gebracht. De kennis van het menschelijk hart, voorwaar een heerlijk onderwerp, eene interressante studie in onzen onhartelijken tijd. Wie onzer zou niet lust gevoelen iets naders te vernemen van den bouw en de werking van het hart, waardoor de omloop van het bloed veroorzaakt wordt. Velen hebben zich tot dusverre weinig bekommerd om de verrichtingen van het menschelijk organisme eens te mogen beschouwen van de hoogte die de physiologie in onze dagen heeft in genomen. Dat zoo menigeen, om met den schrijver te spreken, van dat organisme niets afweet, geen belang stelt in de oor zaak en het doel der bloedsbeweging, dat is niet zooals het hoort. Alle moeite zal iemand zich geven, om de samenstelling eener stoommachine na te gaan, en te be grijpen, hoe de bewegende kracht van den afwisselenden stoot en terugstoot op den zuiger, alle andere deelen in werking zet, en hij geeft zich geenerlei moeite om de samenstelling van het edelste en kunstigste aller machinen na te gaan, en te begrij pen, hoe de bewegende kracht van de af wisselende samentrekking en uitzetting zijns harten op al de deelen van het lichaam in eindelooze verscheidenheid werkt. Van alles wil hij dieper keunis hebben, maar van zijn lichaam stelt hij zich tevreden met een oppervlakkige, die niet verder gaat dan tot de huid. Zich zeiven nu en dan in den spiegel te zien, is genoeg; de rest wordt overgelaten aan dokters en geleerden, im mers die zijn er voor om het te weten. Eu toch daar is in de natuurwetenschap geen nuttiger en belangrijker studie dan die van het menschelijk lichaam. De be roemde Bossuet was daarvan zoo overtuigd, FEUILLETON. Vervolg. Mare Chaussard, keerde, het hoofd fier opbeu rende, naar het peloton sodaten terug, dat thans nog van het 84ste regiment van linie overbleef. Hij dacht nu niet meer aan zijn kwetsuur eu ondanks de voorstellen van den chirurgijn en van zijn kolonel zelfs, wilde hij het regiment nimmer ver laten. II. Het Pransche leger zette zijne retraite voort, terwijl het dagelijks hevige gevechten had te door staan, waarbij het evenwel de eer zijner adelaren waardiglijk handhaafde. De Russen hadden reeds vooraf zijn graf, te midden van de onoverko melijke sneeuw- en ijs-velden bepaald; hunne ver volging werd met eiken dag heviger, het was eene worsteling op leven en dood en de weg dien het overschot van de Pransche regimenten volgde, was met lijken bezaaid. Te midden van die groote wanorde, van die onsteltenis, het onvermijdelijk gevolg van een vreesselijken rampspoed, gehoor zaamden evenwel nog vele corpsen aan de wetten der krijgstucht; zij hadden hunne cadres bewaard en rukten voort als of zij nog geheel voltallig dat hij als bisschop trouw de lessen bij woonde van den anatomist Duverney. Ver volgens nam hij zelf de pen op en schreef over het lichaam van den mensch eene doorwrochte verhandeling. Ook Fénélon heeft door zijn boek de Vexistence de Dieu getoond, dat hij zich van de natuurkunde van den mensch geheel op de toenmalige hoogte gebracht had. De eerwaarde schrijver heeft zich in zijne physiologische studie voorgesteld de volgende vragen te beantwoorden: 1. Hoe is ons bloed samengesteld? 2. Hoe zijn de vaten ingericht, waarin het bloed zijn om loop door het lichaam volbrengt? 3. Hoe danig is de bouw en de werking van het hart, waardoor de omloop van het bloed veroorzaakt wordt? Meesterlijk heeft de eerw. auteur zich van zijne taak gekweten. Zij die wellicht in den waan verkeeren dat het werkje niet anders is dan eene dorre, geleerde, hoog dravende physiologische studie, kunnen wij verzekeren dat zoowel stijl als inkleeding en vorm volkomen bevattelijk zijn en het geheele onderwerp populair is behandeld. Wie met ons de vroeger verschenen werk jes van den geleerden auteur hebben ge noten zullen ook in »het Hart« die gees- tigheid en puntigheid wedervinden, welke den eerwaarden schrijver zoo bij uitstek karakteriseeren. Sprekende over den aard en den vorm der bestauddeelen van het bloed en aan- toonende dat de bloedlichaampjes der zoog dieren kleiner, die der vogels en lagere gewervelden grooter zijn dan die van den mensch en dat die van de amphibiën alle in grootte overtretfen, geeft de auteur een doorslaand bewijs dat de Darwinsche of Yogtsche apen-theorie ten opzichte der af stammingsleer kant noch wal raakt. Ein delijk,* zegt de schrijver, »zult gij gaarne instemmen met de gevolgtrekking van Dr. Böhner, dat door de eenvormige gedaante der bloedlichaampjes bij geheel het men schelijk geslacht en door het verschil in grootte, vorm en aantal met die der die ren de uitspraak bevestigd wordt, dat wij uit eenen bloede geschapen zijn. De apen zijn dus ook in dit opzicht onze bloedver wanten niet!*. Ten einde een proef te geven van de bevalligheid en sierlijkheid van stijl, die door het ganscke werkje heen is behouden, laten wij den schrijver wederom spreken: waren. Een hunner, het 84ste regiment trok aller blikken door zijne heldhaftige houding. In zijnedun gezaaide gelederen onderscheidde zich een soldaat boven de anderen door een blauwen mantel, waarvan de luxe zeer afstak bij de ellendige plunje zijner kameraden. Hij was altoos de eerste in het vuur, ofschoon hij slechts een sabel droeg. Zijne door de koude verstijfde vingers waren niet meer in staat om een geweer te behandelen; maar hij moedigde zijne krijgsmakkers door woord en voor beeld aan, hij bestuurde de fusillade, en meer dan een Russisch officier, dien hij aan de Pransche kogels aanwees, viel als het slachtoffer van de ondervinding van een ouden soldaat; wat hem aan ging, geen kogel trof hem; hij scheen onkwetsbaar, of liever, hij geloofde zulks te zijn onder den man tel van zijn keizer. Mare Chaussard behield dien beschermenden mantel intusscben niet altoos voor zich. Zag hij een zijner makkers van koude verkleumd, dan snelde hij toe, en sloeg zijn zwaren mantel om hem heen, ten einde zijne verstijfde ledematen te ver warmen. Hij had op eene plechtige wijze verklaard dat de mantel van Napoleon aan het 84ste regi ment toebehoorde. Zulk een belangelooze soldaat was en bleef Mare Chaussard. Tot aan den overtocht van de Beresina gin gen voor hem de zaken tamelijk goed. Hij stak die rivier over onder het schroot van den admiraal »Toen Don Quichotte in de grot van Montesinos eene verschijning kreeg van den held, naar wieus naam die grot ge noemd werd, viel hij hem dadelijk lastig met de vraag, of het waar was, dat hij uit de borst van zijn overleden vriend Du- randarte het hart uitgenomen had. »Wel zeker, dat is zoo,« antwoordde Montesinos, »en om je de waarheid te zeggen, dat hart moet wel twee pond gewogen hebben, als ten minste de natuurkundigen niet liegen, die leereu, dat een man, wiens hart groot is, meer dapperheid bezit, dan hij wiens hart klein is. Don Quichotte had er niets op aan te merken; een teekeu dat hij even min als Montesinos wist, dat de oude natuurkundigen juist het tegendeel leerden: een groot hart is een teeken van vrees achtigheid, dit kan men zien bij vreesach tige dieren als hazen eu wezels, herten en ezels, die allen een groot hart hebben. En waarom? De warmte-theorie had weer 't antwoord gereed: groote harten zijn dun ner en slapper; en mitsdien de holten daar van grooter zijn, is de warmte daarin min der krachtig en kan zich bijgevolg ook minder aan het bloed mededeelen. Maar kleine harten zijn dikker en vaster; de warmte daarin is meer geconcentreerd eu kan dus ook het bloed warmer maken. Warmer bloed wekt meer levensgeesten, waardoor de ziel levendiger indrukken ont vangt, die vervolgens in levendiger, krach tiger daden overgaan. Daar waar de zaakkundige schrijver spreekt over de plaats van het hart in het menschelijk lichaam en over het verband tusschen hart en hersenen, geeft hij ons, niet ten onpas, eene verklaring van eenige spreekwoorden, betrekking hebbende op het hart en de ziel. »Hoe hooger hart, hoe lager ziel.»Is de ziel dan ook voor plaatsverandering vatbaar? Waarom niet,« aldus vervolgt de schrijver, »als de oude philosophen haar nu hier dan daar hebben doen domicilieeren. Diogenes liet de ziel wonen in de linker kamer van het hart. Zeno de Stoïcijn gaf haar al de ka mers van het hart ter beschikking. Een ander vond misschien die woninc wat O vochtig en sloot de ziel op in het middel schot van het hart. Vervolgens werd zij in het hartezakje gestopt, waaruit Parme- nides haar verloste en haar de geheele borstholte voor paleis afstond. Epicurus achtte die ruimte te groot en stond aan de Tchischakow en van den graaf Pahlen, en begaf zich met een dertigtal zijner wapenmakkers, die insgelijks aan deze laatste catastrophe ontsnapt wa ren, naar Wilna; doch toen voltooide de wanhoop en het gemis van de zoo noodige krijgstucht, de desorganisatie van bijna alle korpsen. Bij een groot aantal militairen maakte de edelmoedigheid plaats voor het eigenbelang. Dikwerf werd zelfs het eigendom niet meer geëerbiedigd; de dooiende soldaat, wiens fortuin in eenige aardappelen en in redelijk goede kleedingstukken bestond, kon moeie- lijk aan de hebzucht dier baanstroopers ontsnappen, welke zonder onderscheid Russen en Eranschén uitplunderden. Ongelukkig de soldaat die zich te ver van de kolonneu bevond! Hij werd meedoo- genloos uitgeschud en somwijlen zelfs betaalde hij met zijn leven zijn verzet tegen zulke droevige aanrandingen. Nu, het gebeurde dikwerf dat Mare Chaussard door onvoorziene voorvallen opgehouden werd; de behoefte aan rust noodzaakte hem meer dan eens om achter te blijven. Alsdan was hij blootgesteld aan noodlottige ontmoetingen, verre van zijne trouwe kameraden van het 84ste, die op dit oogen- blik met de Kozakken kogels wisselden; zijn man tel dreigde meer dan eens verderfelijk voor hem te worden, want hij wekte de begeerlijkheid van velen, inzonderheid van officieren op, die over het algemeen niet beter gekleed waren dan de soldaten; maar Mare Chaussard was met een zon- ziel alleen toe in het midden der borst te zetelen. Pythagoras, al die garnizoensver anderingen moede, wilde haar naar het hoofd verplaatsen. Dit schijnt echter niet gemakkelijk te zijn gegaan, althans hij heeft met zijn philosophische schaar de ziel in twee stukken geknipt: het eene levensdeel genoemd, mocht bij het hart op wacht blijven het andere, redelijk deelmoest bij het hoofd post vattenhet schilderhuis daarvan stond, volgens Strato, vlak tus schen de twee wenkbrauwen. Hebben dat heusch de oude philosophen zoo geleerd? Ja gewis, nur mit ein bischen andern Worten. Zij hebben dat onder def tige academische woorden gebracht, anders hadden zij natuurlijk geen geloof gevonden. Maar wat u verwonderen zal, is dit: nog dagelijks gebruiken wij vele spreekwijzen, die haar ontstaan te danken hebben aan de meeniug, dat de ziel in het hart zetelt, dat het hart het orgaan is van het zinne lijk begeervermogen, waar alle gemoeds aandoeningen vreugde en droefheid, liefde en haat opwellen. Dit is eene dwaling. Het hart is slechts het werktuig van de bloedbeweging, gelijk de long van de ademhaling en de maag van de spijsvertering. De gevierde auteur heeft zich ook niet on betuigd gelaten ten opzichte van den hem aangeboren humor. Harten te winnen is een moeilijke kunst, zegt Z. E., maar niet miuder harten te treffen. Er zijn weinig redenaars die daar slag van hebben. Waar zou dat toch aan liggen? Veelal ligt het aan den redenaar zei ven. Hij vergeet, dat een enkele kreet uit het hartdikwijls meer zegt dan een lange rede uit het hoofd. Spreekt hij niet uit het hart, dan gaat het ook niet tot hart. Misschien weet hij ook den weg naar 't hart van zijn hoorder niet te vinden eu ik zet het den besten jager, het haas te treffen als hij niet weet waar het zit. »Je bent ons van daag weer duchtig aan den pokkei geweest, Heeroomzei een kerkmeester na den hoogdienst tot zijn Pastoor. »Zoo?« was het antwoord, dat valt me tegen, ik meende je hart te heb ben getroffenMaar meestal ligt het wel aan den hoorder; deze sluit den tele graafdraad, die uit des sprekers hart naar zijn hart geleidt, behendig af en voert hem, 't eene oor in en 't andere uit, naar het hart van zijn buurman, voorgevende derling geloof begaafd: hij steunde op de onschend baarheid van den mantel des keizers en geloofde stellig, dat niemand, wie dan ook, eene mis dadige hand1 aan dit kleedingstuk zou durven slaan. Op zekeren dag, onder andere, ontmoette hij drie Saxische kuiassiers, die, van hunne paarden beroofd, denzelfden weg volgden als hij. Op het gezicht van den zilveren haak die den mantel op de schouders van den ouden grenadier hield, keken die snaken elkander beteekenisvol aan en maakten zich gereed om zich meester van deD mantel te maken; zij staken reeds de handen daar naar uit. Schivernoth! Spitsbuben, garaus nicht! riep Mare Chaussard in het Hoogduitsch; raakt dezen mantel niet aan, want hij hij behoorde den keizer. Die woorden, met eene ongewone geestkracht uitgesproken, waren voldoende om den Saksischen soldaten de handen te doen terug houden; het scheen hen dat zij eene heiligschennis zouden begaan door het bestelen var den geblesseerden grenadier. Die mannen bloosden over hun mis dadig voornemen en boden zelfs aan om hem te beschermen; hij had overigens aan hunne hulp groote behoefte, want zijne wonde was weer open gegaan en niet dan met groote moeite bereikte hij, op den arm van een dier kurassiers leunende, eindelij k de stad Wilna. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1880 | | pagina 1