NIEUWE
No. 444.
Donderdag 30 December 1880.
5e Jaargang.
Uenc herinnering.
BUITENLAND.
feuilleton.
Margaretha van Beieren.
Engeland
HilRLEMSMl C01IR11T.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor HaarlemJ 0,85
Buiten Haarlem franco per post1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
B TT R E A TTSt. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
Het is helaas geene ingebeelde, maar eene
door de treurigste feiten gestaafde bewe-
ring, dat de revolutie-geest zich meer en
meer verspreidt en dat in vele lauden van
Europa de burgerkrijg voor de deur staat.
Wij zullen thans niet spreken van|het drijven
der nihilisten in Rusland, die met kogels
en dynamiet de maatschappelijke orde wil
len doen verdwijnen, niet van de revolutio
nairen iu Italië, die ongestoord en onge
moeid den val der dynastie prediken, niet
van Ierland, waar de Regeering machte
loos staat tegenover de misdadige hande
lingen der land-league, zelfs Frankrijk, waar
decotnmunards met verontrustendeen schrik
verwekkende brutaliteit op den voorgrond
treden en eene Louise Michel de eerste
wenscht te zijn, die als Fransche nihiliste
de moordwapens tegen de dragers der maat
schappelijke orde hanteert, zullen we heden
buiten beschouwing laten. Onze geest
wenscht zich thans meer met Pruisen be
zig te houden, met het land dat voortdu
rend nog zucht onder den knoet van den
ijzeren man en zijne geestverwanten.
De sociaal-democratie is wel is waar, in
dat land door dwangmaatregelen bedwon
gen, maar gedempt is die revolutionaire
stroom geenszins. Het vuur glimt nog on
der de asch, om bij de eerste windvlaag
in lichte laaie te ontvlammen. Van waar
komt het dat de geest van revolutie in
gansch Europa als eene epidemische ziekte
heerscht? Omdat de eerbied en de achting
voor de kerkelijke, en, tengevolge daarvan,
ook voor de burgerlijke autoriteit uit de
harten der volkeren zijn verbannen. De geest
van zedeloosheid, genotzucht, wederspan-
nigheid is in de volksmassa doorgedron
gen en de teekenen des tijdszijn ernstig en
schrikverwekkend. De verwildering der ze
den neemt de overhand, de erkenning van
gezag is verdwenen en de banden van orde
en tucht zijn verbroken. En wat zal er ge
schieden als de vrucht eenmaal tot rijp
heid gekomen is van het slechte zaad der
onzalige cultuurkamp-jaren, als eenmaal
de generatie aan het maatschappelijk leven
de leeraars en leiders zal aanwijzen die in
dezen wilden en verwarden tijd hunne op
voeding hunne opleiding ontvingen? Zelfs
de Norddeutsclie A lig. Zeitung, een regee-
ringsgezind orgaan, klaagt thans in hooge
mate over de zelfverheffing, zelfverheerlij-
Vervolg.
En wat voor nieuws is er te Napels, „vroeg
Margeretha bevende. „Men zegt dat er twee ver
maarde prinsen in den kerker zuchten." Welk is
hun lot? Spreek: leeft Koenraad nog? Gij vraagt
zulks te vergeefs aan mij," hernam de grijsaard
barsch weg. „Ik leef stil onder mijn rieten dak,
zonder mij over het van ^c grooten der aarde
te bekommeren: geheel mijne staatkundige kennis
bestaat in de drooge bete broods, die voor het
onderhoud van mijn ellendig leven noodig is, in
het zweet mijn aanschijns te winnen." Zoo sprak
hij, en ging, het hoofd schuddende, de kamer
uit.
De goede oude vrouw heeft haastig eenige
stukken hout bijeengeraapt, die zij met behen
digheid doet ontvlammen. Zij heeft twee houten
stoelen bij den haard geplaatst, en geeft den on
bekenden een handdoek om zich af te droogen;
vervolgens begeeft zij zich naar haren man: „Vin-
cenzozegt zij, „uw stilzwijgen verdriet onze
gasten. Waarom zouden wij voor haar zwijgen?
Ik heb ze aandachtig gadegeslagen; ik heb tra
nen langs hare wangen zien rollen op het oogen-
blik, dat een van haar den naam Koenraad
uitsprak. Ik weet zeer wel, dat de voorzichtigheid,
king en trotsckheid van zoovele onderwij
zers. Eindelijk ontdekt ook zij, die iu vele
zaken dikwerf blijken geeft van groote kort
zichtigheid, wat reeds lang tastbaar was
en door het Centrum reeds jaren lang is
gepropheteerd. De natuurlijke gevolgen van
deze ellendige verwarring, welke door het
verzet tegen de Kerk en hare dienaren zijn
ontstaan, hebben zich waarlijk niet lang
laten wachten. Alles is gekomen zooals net
komen moest.
Huisgezin en school zijn de velden, waar
op de geslachten tot rijpheid komen. Is de
grond goed, dan zullen ook de vruchten,
door de zon van het Christendom besche
nen, goed zijn; is de bodem echter slecht
en ontbreken de verwarmende stralen der
zon, dan kan men zich niet verwonderen
als er slechte vruchten, vruchten zonder
tucht, zonder eerbied voor het gezag, tot
rijpheid komen. De zoogenaamde bescha
ving kan een uitwendigen glans, een vernis,
geven, nooit echter zal zij edele harten en
brave menschen vormen.
Wij herinneren ons hier de woorden die
eenmaal Prins Wilhelm van Pruisen (de
tegenwoordige keizer van Duitschland) in
het jaar 1849 dus na het revolutie-jaar
te Coblenz tot de katholieke en protestant-
sche geestelijkheid richtte. De geestelijken
en onderwijzers, zoo sprak de vorst, heb
ben eene verhevene roeping, want zij moe
ten het nieuwe geslacht opvoeden en vor
men; maar de onderwijzersstand telt ouder
zijne leden helaas een aantal slechte leer
aars, die veel hebben bijgedragen om de
beginselen der volwassenen te bederven; 't
is dus daarom zeer noodzakelijk dat de on
derwijzers hunne roeping naar eisch en
waarheid vervullen.
Bijna in denzelfden geest sprak de Prins
te Munster in tegenwoordigheid van den
Bisschop. Hij zeide o. a. dat de revolutie
niet zou hebben plaats gehad, als de jeugd
niet zoo bedorven ware geworden. Een aan
tal slechte en ontaarde onderwijzers zijn
oorzaak geweest van de afdwalingen der
jeugd.
Ten opzichte dezer toespraken van den
Prins maakte het Pius-Blatt van 28 De
cember 1849 eenige beschouwingen, die
waard zijn heden ten dage te worden her
haald en die klinken als waren ze in dezen
tijd, niet voor 30 jaren, geschreven. «De
Prins,zegt het genoemde blad, «verklaart
dat de geestelijken en onderwijzers een ge-
vooral in de tegenwoordige tijdsomstandigheden,
dikwijls maar al te noodzakelijk is; maar wij moe
ten haar ook niet overdrijven: want achter
docht knaagt aan de ziel, even als de worm
aan onze veldgewassen en aan de vruchten van
onzen tuin."
De oude man antwoordde niet, maar ging zon
der vertoef wederom naar binnen; hij werpt een
vorschenden blik op de twee vreemdelingen, en
spreekt op een ernstigen toon-, „Welk groot be
lang hebt gij toch bij het lot van prins Koenraad?,,
En welk hart zoude barbaarsch genoeg zijn, om
gevoelloos te blijven bij het overwegen van zulke
rampen? hernam haastiglijk Margaretha. Zoo jong,
zoo schoon, zoo moedig, en zulk eene groote ziel
en voor paleis een nauwe kerker, en in het ver
schiet het schavot! „Wij hebben zijne moeder
ontmoet,,, vervolgde de goede Leonora; „zij door
kruiste zonder gevolg en iu bedelaarsgewaad Bei
eren, waar zij geboren is, Zwaben, waar zij gere
geerd heeft, Oostenrijk, het vaderlijk erfgoed van
Koenraad's vriend, den jongen Frederik, even als
hij in de boeien geklonken, en die eertijds de ge
varen en den roem met hem deelde; zij, die eens
rijk was, heeft zich niet geschaamd het goud van
den rijke en het penningske van den arme af te
bedelen voor haren gevangen zoon. Nu spoedt zij
zich, voorzien van een flink losgeld, naar Napels:
helaas! wie weet of zij nog vroegtijdig genoeg
zal komen, om hem aan den dood te ontrukken?"
wichtige roeping hebben, want zij moeten
het nieuwe geslacht opvoeden eu vormen.
Dat is een waar woord. Wij moeten even
wel opmerken dat deze zelfde waarheid,
sinds jaar en dag door de opperste waar
digheids bekleeders en ijverige aanhangers
der katholieke Kerk herhaaldelijk, toch te
vergeefs, is verkondigd, en door de bur
gerlijke autoriteiten steeds is geloochend.
Want van wien heeft de bureaucratie de
vorming der nieuwe generatie verwacht?
Zeker niet van de geestelijkheid, evenmin
van de onderwijzers, doch slechts alleen
van hare machthebbende en toonaangevende
schoolmannen. Zij heeft zich immers zelf
als de grootste opvoedster van het nieuwe
geslacht beschouwd en elk element dat niet
met haar padagogisch systeem harmoui-
eerde angstig vau zich afgehouden; zij zou
ongaarne gezien hebben, wanneer de geest
der katholieke Kerk den weg in de katho
lieke scholen gevonden bad. Welke opvoe
ding eu vorming het tegenwoordige ge
slacht van ele bureaucratische regeering
heeft ontvangen, kunnen wij dagelijks waar
nemen en de Prins van Pruisen heeft op
dit punt op zijn zegerijken veldtocht in
Baden,zonder twijfel ondervindingen genoeg
opgedaan die nog meer overtuigend moe
ten zijn dan de onze. Wanneer de Prins
beweert dat de geestelijken de taak heb
ben het jonge geslacht op te voeden, te
vormen en te beschaven, dan nemen wij
Katholieken deze uitspraak met vreugde
aan, onder voorbehoud echter dat slechts
de katholieke Kerk aan den Clerus de zen
ding kan geven het opkomend geslacht op-
tevoeden en te vormen. Wij moeten aan
nemen dat zulks ook de bedoeling is ge
weest van den Prins, want anders zouden
zijne woordeu tot de katholieke geestelijk
heid gericht, geene beteekenis hebben ge
had. Maar hoe komen dan de woorden van
den Prins overeen met het projekt der Re
geering, namelijk om alle inrichtingen van
onderwijs te stellen onder toezicht van
Staats-ambtenaren?
De prins meende deze gelegenheid te baat
te nemen om de onderwijzers eens mores
te leeren. Zoowel te Coblenz als te Munster
beweert hij, dat er onder de leeraars velen
gevonden worden die hunne roeping niet
waardiglijk vervullen. Wie door deze welver
diende berisping eigenlijk getroffen worden,
meenen wij zooeven te hebben aangetoond.
Wanneer wij aannemen dat in de toege-
l)e tranen biggelden lang» de wangen van den
braven grijsaard: „Het is mij onmogelijk u iets
met zekerheid te zeggen; maar voor dat de dag
geëindigd is, zal ik in staat zijn uwe nieuws
gierigheid te bevredigen. Luistert: ik had besloten
het stilzwegen te bewaren; doch ik zie wel, dat
ik met lieder. te doen heb, die mij nooit
zullen verraden; en ook zoo bestaat Vincenzo; hij
zoude niet kunnen leven zonder vertrouwen. Hij
die hier voor u staat is een toegenegen dienaar
en oude krijger van het Zwabische huis. Deze
wonden en deze naden ('t hoofd fier verhef
fende, ontblootte hij een breed en diep lidteeken
op zijn rechter wang) heb ik onder het vaandel
van den dapperen Koenraad, den vader van
genoemden prins, ontvangen. Toen de wettige erf
genaam van zijn naam en van zijn rechten, nau
welijks de kinderjaren ontwassen, het plan beraam
de om zijn rijk te veroveren, waarvan het bedrog
hem ontroofd had, verzamelde hij al de krijgslieden,
die onder zijns vaders banier gediend hadden: he
laas! uithoofde mijner jaren en mijner ongemak
ken, kon ik de wapenen niet meer dragen; maar
ik had een zoon, hij bood zich in mijn plaats
aan. Ja mijn kind, zeide ik, hem omhelzende,
ontvang mijn zegen. Wees getrouw aan God en
aan uw vorst, strijd voor hem met moed, even
als uw vader eenmaal gedaan heeft. Dat God de
heilige Maagd en de groote heilige Janu-
arius u beschermen, en mogen uw moeder en ik
voegde berisping de zuivere waarheid is
verkondigd, dan doet zich bij ons de vraag
op: wie zal die slechte elementen uit den
onderwijzersstand verjagen? Wie zal die
uitwassen afsnijden en verhoeden dat ze
niet op nieuw te voorschijn komen. Vroe
ger heeft de Staat de opvoeding en het
onderwijs der jeugd in handen gehad, 't
bleek toen echter dat de jeugd in plaats
van door de staatsscholen te worden opge
voed en gevormd, slechts bedorven werd;
nu zal voortaan de Staat het gansche op-
voedings- en onderwijssysteem in zijne han
den houden, en aan de Kerk slechts zoo
veel invloed daarop laten uitoefenen, als de
Staat goedvindt. Die woorden werden on
langs in Berlijn gedecreteerd. Wij vragen
onzen lezers, of zij geen huivering gevoe
len wanneer er zulke maatregelen iu dezen
kritieken tijd. verkondigd worden. Het te
genwoordig geslacht is bedorven, verzekert
de Prins; te Berlijn besluit men, het toe
komstige geslacht naar dezelfde school te
zenden, waarin de tegenwoordige generatie
ten verderve is gekweekt.
De maatschappij is gevaarlijk ziek, zij
zal dus genezen worden door aanwending
derzelfde middelen, die haar in levensge
vaar gebracht hebben. Wie zou dan nog
vertrouwen in de toekomst stellen?*
Sinds Prins Wilhelm, de aangehaalde woor
den sprak en het Pius-Blatt zijne beschou
wingen schreef, is een menschenleeftijd heen-
gevloden. Het zaad is ontkiemd. De zelfde
prins heeft als keizer, nadat er herhaalde
malen moordaanslagen op zijne persoon
hadden plaats gehad, gezegd; «ik verlang
dat er godsdienst onder het volk kome.«
Kan dit echter geschieden, wanneer de
geestelijken in hunne werkdadigheid wor
den gestoord, als de school metFalkschen
geest bezield is en vele leeraars openlijk
het ongeloof verkondigen en de Kerk be
spotten? Welke vruchten zal dan de jeugd
dragen, die in deze cultuurkamp-atmosfeer
wordt groot gebracht?
Voortdurend worden er nog troepen
naar Ierland gezonden. Met lo. Januari
zal de Britsche strijdmacht op het eiland
een 30.000 man van alle wapenen sterk
zijn.
De Regeering vaardigde een verbod uit
u nog wederzien en zegenen voor onzen dood!"
Onze zoon was tegenwoordig bij den noodlottigen
slag van Lago Fucimo; hij heeft den geheelen dag
aan de zijde der beide prinsen gestreden; hij heeft
hen wonderen van dapperheid zien verrichten,
de zwakken aanmoedigen, de verstrooiden verza
melen, en ten slotte hen het laatste het slagveld zien
verlaten. Zij muntten beiden uit door hunne jeugd,
door welgemaaktheid, door hunne vurigheid in
het strijden; zij waren beiden even dapper, en on
afscheidelijk in het gevaar; dan de witte veder
bos van Koenraad wuifde altoos vooraan. Hij heeft
hen in hunnen aftocht gevolgd, en heeft hen
niet eerder verlaten, dan toen het snood verraad
hen in de handen hunner vijanden geleverd had.
Toen kon hij verder niets voor hunne zaak doen;
en hij is tot zijne arme ouders wedergekeerd om
den steun huns ouderdoms te wezen, tot dat hij
ons eindelijk eenmaal de oogen zal sluiten. Heden
morgen heeft hij mij gezegd: „vader, ik kan niet
langer in deze onzekerheid leven; ik zal naar Na
pels gaan, en u berichten aangaande onze prinsen
medebrengen." Het onweer zal hem bij zijne te
rugkomst overvallen, en waarschijnlijk zal hij on
derweg eene schuilplaats gevonden of, hetgeen
meer waarschijnlijk is bij brave lieden, gastvrij
heid gevonden hebben, even als wij thans het
geluk smaken u deze aan te bieden."
(Wordt vervolgd.)