NIEUWE Ne, 464. Donderdag 10 Maart 1881. 6e Jaargang. Het voorstel Ba ra. BUITENLAND. zelfopoffering uit ouderliefde. Engeland. IAA1IIISMK rOMItlT ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem j 0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AGHTE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTlfiN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Moeilijke dagen voor u, niet waar mijn heer den Deken?* aldus sprak in Juni van het vorige jaar Koning Leopold II tot den Deken van Sainte Gudule te Brussel. »En zijn nog slechts aan het begin,* voegde Zijne Majesteit er bij, na het bevestigend antwoord van den Deken. En korten tijd daarna legde de minister van justitie, Bara, ter completeering als 't ware van het ko ninklijk woord, op een feestmaal van li eralen in zijne geboortestad Doornik, de ondubDelzinnige verklaring af: >nous irons J'isqu au bout.e. Wij gaan tot het uiterste. En Bara is een man van woord ten- Minste wanneer er sprake is van het ten uitvoer brengen der dreigementen gericht ®gen de Katholieken en speciaal tegen de eestelijkheid. Hij kan het den Kauunni- u van Doornik, die hem aan zijne stu- eQ en daardoor aan zijne hooge positie le pen, nog maar niet vergeven, dat zij et|i zoo veel uren hebben doen besteden uan het dienen der h. Mis en aan het lee- ren van de Katechismusvragen. Het wets ontwerp, waarover, terwijl wij dit artikel chnjven, de d1scussiëu in de Kamer loopen, levert daarvoor een nieuw bewijs. Het is een gevangenis- en broodkorfwet van het brlTT^0 mo<^eh Bara zal diegenen het wel\v"li°n^neillei1 hem weleer op zoo seven *n 0? Vl'ÜSeviS0 wijze hebben ge- y c a Bara niet onthouden. 6r°e eu vaa ontvangen weldaden schijnt een van de eigenaardigheden van het libe ralisme te zijn. Toch wil Bara met zijn eerste wetson- werp niet onmiddellijk tot het uiterste gaan; daartoe heeft hij nog tijd; de voorloopige vooratellen moeten slechts dienen om den Clerus een wenk te geven; wordt deze niet begrepen, dan zal men zonder schroom tot het uiterste overgaan. »Ook deze maatregel is de laatste nog niet,zei onlangs Leopoldll tegen den Kardi naal-Aartsbisschop van Mechelen. In Eelgië begint dus thans eigenlijk de cul tuurstrijd; de schoolwet van 1879 was er et voorspel van. Laat ons zien, hoe »broe- or« Bara den strijd opent. Artikel 117 er Belgisch grondwet luidt als volgt: De jaarwedde en het pensioen der bedienaren van den Godsdienst worden door den Staat e aald. De daarvoor benoodigde sommen worden jaarlijks op het budget gebracht.* FEUILLETON. I. Ik wil op eenvoudigen toon eene zaak verha- en, waarvan ik ooggetuige was. Het is eene der zwaarmoedige herinneringen uit mijn leven. Het eene dier gedachten, waarbij de droevige ziel 100 gaarne stilstaat, als zij up het punt is den Moed te verliezen. Er vloeit daaruit, ik weet niet Welk eene minachting voor de te levendige be- angstelling in de zaken dezer wereld, ik weet Met welk eene verloochening van zich zeiven, die ous weerspanning hart tevreden stelt, en ons uoopt tot stille onderwerping aan de beschikking der Voorzienigheid, Indien deze bladen ooit gelezen worden, (ik zou niet gaarne hebben, dat zij gelezen werden door hen, •e gelukkig, volmaakt gelukkig zijn voor hen evatten zij niets, noch vinding, noch verrassende gebeurtenissen) dan hoop ik, dat men ze zal inzien in den geest, waarin ik ze schreef. Maar er zijn harten, die een weinig geleden en veel van geluk gedroomd hebben, en die gemakkelijk tot droefheid gestemd zijn. Wanneer zij in het voorbijgaan eenig lijden bij een ander ontmoeten, °I een toon opvangen, die naar een zucht gelijkt, 'taan zij stil, luisteren en klagen met den kla gende, weenen met den weenende, helpen waar Deze reeds uit de verbeurdverklaring der kerk goederen door de Fransche revolutie voort gevloeide verplichting van den Staat, werd overigens in België sinds het concordaat van 1801 steeds erkend en nog door Ko ning Willem I van Nederland-België in het jaar 1827 bevestigd. Het congres van 1830-31, voor het meerendeel uit Katho lieken bestaande, bevestigde deze verplich ting door inlassching van artikel 117 in de constitutie van het van toen af onafhan kelijke koninkrijk. Een tweevoudige gedach te leidde de wetgevers: zij zagen op de eer ste plaats in deze verplichtingen van den Staat ten opzichte van den Clerus, eene daad van strikte rechtvaardigheid en erke den op de tweede plaats het sociale gewicht der pries terlijke werkdadigbeid. Dientengevolge be taalt de Staat aan den Aartsbisschop van Mechelen 21000 franks, aan de overige vijf Bisschoppen (Brugge, Gent, Luik, Na men en Doornik) elk 16000 franks; aan de Pastoors gemiddeld 1000 1200, aan de Kapelaans 600 franks. Een decreet van Leopold I van 29 Maart 1839 gaf aau elk der zes priesterseminariën jaarlijks de som van 8000 franks, ten behoeve van de bezoldiging van het onderwijspersoneel. Ein delijk werden, zooals voor alle andere tak ken van het hooger onderwijs, ook voor de Theologen en Seminaristen jaarlijksche toe lagen uitbetaald. 't Liefst zou de liberale Kamer-meerder heid artikel 117 uit de grondwet zien ver dwijnen; doch de druiven zijn nog niet rijp; voor eene verandering der constitutie wordt eene meerderheid van twee derden der stemmen vereischt. Maar Bara heeft er slag van zich te helpen. Langs een omweg komt hij tot zijn doel. Immers de grond wet spreekt slechts van bedienaren van den Godsdienst in het algemeen; er is dus geen sprake van Bisschoppen, Pastoors of Kape laans, nog minder van Seminaristen of Theologen tegenover hen heeft dus de Staat geene constitutioueele ver plichtingen. Door dezen logischen heksen- sprong is de weg der grondwetshervor ming* geëgaliseerd. De radicale Kamerleden der linkerzijde, en ook alle afgevaardigden van Brussel, verlangen dat de nieuwe wet zoowel met de Bisschoppen als met de Ka pelaans tabula rasa make, maar de Minis ter begrijpt deze politieke huichelarij al te wel en verklaart voor de Kamer, dat hij met bezadigdheid te werk gaat en slechts zij helpen kunnen. Tot hen kan ik onvoorbereid spreken, aan ben kan ik een verhaal mededeelen, eenvoudig, als alles wat waar, aandoenlijk, als alles wat eenvoudig is. De bedorven smaak vau vele EVA's-kinderen, die zich liever vergasten op grootsche, in een ontstelde verbeelding geputte verdichtselen, moge in de eenvoudige waarheid al geen genoegen vinden, men zou een nufje in den hoogsten graad, en een pedant van de eerste klasse moeten zijn, om geheel koud en gevoelloos te kunnen blijven bij zóóveel deugd, bij zóóveel lij den, als ik hier zal beschrijven. In het noorden van België ligt een zeer klei ne, onaanzienlijke en bijna onbekende stad. De krijgswetten hebben haar met hooge muren doen omringen, die de kleine huizen van het stadje als het ware onder hunne massa schijnen te zul len verpletteren. Dc arme stad, aldus door muren omringd, heeft sedert dien tijd geen enkel huisje kunnen bouwen op de haar omringende welige weilanden. Daar de bevolking toenam, heeft zij hare pleinen verminderd, hare straten beperkt; zij heeft de ruimte, de regelmaat, het gemak, ten offer gebracht, zoodat de aldus opeengestapelde huizen, door de hooge muren ingesloten, uit de verte gezien, eene uitgestrekte gevangenis voor stellen. De atmospheer in het noorden van België is zonder bovenmatig koud te zijn, somber en betrokken; de vochtigheid, de nevel, de wolken en de gansch onnoodige uitgaven van het bud get van eeredienst wil roieeren. Wil de Geestelijkheid deze gunstbewijzen van haren ministerieelen beschermheer niet erkennen, gaat zij voort de Regeering te bestrij den dan zal Bara, tot zijn innig leed wezen (hoe aandoenlijk!) genoodzaakt zijn strengere maatregelen te nemen. Tot zoover de geschiedenis van Bara's amendement. Treden we thans in een na dere korte beschouwing. De minister heeft voorgesteld om van het budget van eere dienst te schrappen: 1° de toelagen der di recteurs en leeraren van seminariëu. Waar om? De seminariën hebben geld genoeg, eer te veel dan te weinig; 2° de toelagen van die Geestelijken die een patent heb ben als onderwijzer aan de een of andere Katholieke school. Redenen; a. als onder wijzer moeten zij een patent betalen (20 30 franks). Dat doen zij, ergo hebben zij geld te veel; ze behoeven immers niet naar school te gaan. b. de Staat be taalt het salaris der Priesters voor hunne geestelijke functies. Brengen ze hun tijd in de school door, dan kunnen zij hunne ambts plichten als geestelijken niet volbrengen ergo heeft de Staat tegenover hen geene verplichting; 3° de toelagen der buitenland- sche, door de Regeering niet geautoriseerde Geestelijken. Reden: Men kan het immers niet dulden, dat vreemden zich met onze zaken bemoeien. Daarbij schrapt Bara ook nog de 200 000 franks die het Katholieke Ministerie Malou voor het bouwen van kerken had toege staan, »want wij hebben in België kerken genoeg, eer te veel dan te weinig.De Bisschoppen zullen vooreerst* hunne trac- tementen behouden, hij, (die goede Bara) »wil ze niet tot martelaars stempelen; 't zou trouwens nutteloos zijn, zegt hij, want voor eenige duizenden franks, die wij hen zouden ontnemen, zouden zij van andere zijde honderdduizenden terug ontvangen. Aldus de Belgisehe Falk. Wat het grond wettige van het ministerieele voorstel aan gaat, zoo vindt zelfs de ultra-liberale Indépendance, het beroep op de constitutie, waardig noch logisch.sLaten we liever aan de Geestelijken zeggen,zoo schrijft genoemd blad den 20 Februari, »weg met artikel 117! Zijn tijd is voorbij!Eu een van Bara's vrienden schrijft in de liberale Meuse van Luik: twintig jaren geleden zou men zulke gedachten als hoogst revo- de sneeuw verdonkeren er de lucht en doen de aarde gedurende zes maanden van het jaar ver stijven. Een dikke en zwarte steeukolendamp, die boven elke woning stijgt, brengt niet weinig toe aan het sombere voorkomen dier stad in het noorden. Nimmer zal ik den kouden, treurigen indruk vergeten, dien ik ondervond, toen ik mij over de ophaalbrug binnen hare muren begaf. Ik vraagde mij angstig af, of er wezens bestonden, die daar geboren waren en er sterven moesten, zonder zelfs ooit iets van het overige der aarde te zien. Ja, er waren er inderdaad, die tot zulk een leven bestemd waren. Maar de Voor zienigheid, die verborgene weldaden uitdeelt, zelfs in de ontberingen, welke zij ons oplegt, heeft aan de inwoners dier stad den arbeid noodzake lijk gemaaktwant door de behoefte, die zij hebben, om in hun levensonderhoud te voorzien, vinden zij den tijd niet om te zien of de lucht helder of betrokken is. Zij vergeten datgene, wat zij niet hebben. Maar ik, toen ik deze donkere, berookte stad binnentrad, riep de dagen, waar op de zon helder over mijn leven geschenen had, voor mijn geest terug; ik herinnerde mij met een dankbaar genoegen de uren, welke ik in vrijheid had mogen doorbrengen in een helderen hemel boven mijn hoofd en een bloeiende vlakte aan mijne voeten. In dezen oogenblik gevoelde ik eene behoefte om God te danken voor datgene. lutionair aangemerkt hebben, in onze dagen zijn ze eenvoudig eu natuurlijk.» Wij zullen de motieven welke Bara voor zijn amendement aanvoert, niet verder ont leden. De Kamerdebatten zullen stellig zeer interessant zijn en de afgevaardigden der rechter zijde eene nieuwe gelegenheid aan bieden hunne moreele en oratorische macht tegenover de linkerzijde te doen uitschit teren. De maatregel van Frère-OrbaD is eenvoudig een akte van wraak van het vrijmetselaars-ministerie, dat zich wre ken wil voor de nederlaag bij de school- quaestie ondervonden. In vele arme gemeen ten hebben de Pastoors en Kapelaans zich tevens met het onderwijs belast. Deze moe ten getroffen worden. In de overtuiging, dat het de taak van den Priester is, naar het voorbeeld van den Goddelijken Meester, de jeugd te onderwijzen, hebben zij dik werf met heldhaftige zelfverloochening naast de zorgen voor het geestelijk welzijn hun ner parochianen, ook nog de moeilijke taak van onderwijzer op zich genomen, ge heel vrijwillig en belangeloos, terwijl de Staatsscholen honderdduizenden franks nut teloos en doelloos versliugen dat is de groote misdaad der Geestelijkheid in de oogen van het vrijmetselaars-ministerie en zijn aanhang. Hier komt de vraag van Schorlemer Alst zeer van pas; van welk eene karakterlooze geaardheid moet iemand wel zijn die op eenig resultaat eener broodkorf-wet rekent?Het antwoord ligt voor de hand; zulk een aard kan slechts een liberaal bezitten. Ten aanzien van den blinden, karakterloozen haat, waarmede de liberale partij in onze dagen de Katholie ken bejegent, heeft een hedendaagsch auteur het recht te decreteeren: »dat de tijd spoe dig komen zal, waarin men een eerlijk mensch geen grooter beleediging kan toe voegen dan die welke gelegen is in de woorden: gij zijt een liberaal!* Zaterdag 11. had er in het graafschap Westmeath een agrarische moord plaats. De liberale vereeniging in Westmin ster hield eergisteren eene bijeenkomst om te protesteeren tegen de politiek der Regeering ten opzichte van de Transvaal. Het par lementslid Cowen presideerde. Naar de Standard verneemt, werden wat ik tot dusverre niet beschouwd had als een gave aan menschen verstrekt het licht, de lucht en den gezichteinder. Ik woonde gedurende achttien maanden in deze kleine stad, en misschien zou ik tegen deze langdurige gevangenschap hebben beginnen te morren, toen het volgende plaats greep Om mij naar een der poorten van de vesting werken te begeven, moest ik eiken dag op het uur mijner gewone wandeling door een nauw straatje, hetwelk veel op een trap geleek, daar de groud trapsgewijze was uitgehold, om de helling gemakkelijker te kunnen op en afklim men. Als ik deze nauwe, donkere steeg door ging, waren mijne gedachten, altijd sneller dan de voeten, reeds op het land, werwaarts ik mij begaf; maar op zekeren dag viel mijn oog op een armoedig huisje het eenige, hetwelk be woond scheen te zijn. Het had slechts een venster met twee ramen, tusschen welke de deur was. De gevel van het huisje was donkergrijs geverwd, in de ramen stonden wel honderd kleine, groene ruiten van dik glas. Het daglicht scheen in deze woning niet te mogen doordringenook was de straat te nauw, dan dat de zon er ooit zoude geschenen hebben. Er heerschte daar een eeuwi ge schaduw en het was er altijd koud, hoe warm het weder overigens ook mocht zijn. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1