NIEUWE No, 491. Zondag 12 Juni 1881. 6e Jaargang. De ernst des oogenbliks. BUITENLAND. Per 3 maanden voor Haarlem 0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. B TJ R E A TJSt. Jansstraat Haarlem. Van 1—6 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Op hetzelfde oogeublik dat de wetge vende macht in Frankrijk geroepen is uit spraak te doen over het voorstel van een der leden der Kamer, waardoor een ge- heele verandering in het tot dusver gevolgd kiesstelsel wordt gebracht, op datzelfde oogenblik houdt men zich in ons land bezig met de voorbereiding van het ver- kiezingswerk, waarvan den 15en Juni de uitkomsten zich zullen vertoonen. Welke zal de uitslag wezen? Die vraag zweeft voorzeker op aller lippen en ieder beantwoordt haar voor zich zelf naar hem zjjne overtuiging ingeeft. Wat aan de huidige verkiezing een eigen aardig karakter schenkt is, dat zij ditmaal plaats heeft zonder dat een bepaald onder werp daarbij aan de orde is. Het onderwijsprogramma heeft voor de liberale party uitgediend. Nu zij in den Minister Six den uitvoerder heeft gevon den van den uitersten wil van Kappeijne, kan de schoolquaestie niet meer het middel zynwaardoor de liberalen, door valsche voorstellingen, in vele districten de meer derheid der kiezers aan hunne zijde kon den scharen. Het spook van het clericalisme is ook al reeds zoo dikwerf vertoond en in de meeste gevallen met voor de liberalen zulk beschamend gevolg, dat men ook ditmaal zeer wijselijk zich er niet aan heeft ge waagd om het als verkiezingsleus te bezigen. Slechts ééu punt van vereeniging heeft men en dan nog maar zeer gedeelte lijk getracht te vinden; op enkele plaat sen, inzonderheid te Amsterdam, heeft men als voorwaarde voor de verkiezing gesteld: herziening van het kiesrecht. Doch ook daarbij heeft zich het liberalisme weder in zijn ware gedaante doen kennen. Terwijl men als zoogenaamd beginsel stelde: cen susverlaging, zóó sterk dat men het alge meen stemrecht nadert, neemt men in de hoofdstad weder in genade aan, den Kap- peij niaanschen candidaat, die weigert het programma te onderschrijvenmaar daar entegen dan ook zeer zuiver is in de liberale af brekings-leer. Yoor de liberalen in het algemeen schijnt het ook ditmaal volstrekt niet te doen zijn om een beginsel te doen zegevieren, zoo er by hen van beginsel al sprake kan zijn, maar wel om het stemmental bij de eene of de andere fractie der liberale partij grooter te maken. Het is echter natuurljjk dat dit niet openlijk kan worden gezegd; integendeel, de schijn moet altijd worden aangenomen alsof men alleen en uitsluitend strijd voert voor de liberale beginselen, tegenover alles wat tegen het liberalisme vereenigd is. FEUILLETON. Wat de mol voor den menscli doet. Zelden heeft een dier zoo vele vijanden en zoo vele verdedigers onder de menschen gevon den, als de mol. Reeds in het begin dezer eeuw wierp Hetel zich, in zijn bizonder populairen toon, tot den advokaat van den mol op, en be wees, naar de ondervinding van goede natuur kundigen, dat dit dier volgens zijn gebit niet een plant-etend, maar een vleesch-etend dier moest zijn, en dat men het bewijs daarvan zien kon, als men maar eens in zijn maag wou kijken. Als gij dus," zoo besluit die onvergetelijke volks vriend, „de mol recht vlijtig vervolgt en hem met spaden en schoffels dood maakt, dan doet gij u zelf het grootste nadeel en aan de larven van hremsen het grootste pleizier. Dan kunnen lar ven, maden en wormen op hun gemak uwe wei- Maar beginselen? Waar zijn die bij de liberalen? Wat en waar is hun liberalisme. Opmerkelijk is wat reeds 40 jaren geleden door een bij uitstek vrijzinnig Fransch schrijver over het liberalisme en de libe ralen is gezegd. Vraagt aan de groote meerderheid der liberalen zeide die schrijver wat toch eigenlijk hun beginsel is, en zij zul len zeer verlegen ziju met hun antwoord. Eeu juiste definitie zullen ze u niet weten te geven. Tal van vooroordeel en en een voortdurend wantrouwen jegens alles wat naar gezag zweemt, ziedaar de grond van het liberalisme. Zóó werden de liberalen van toen reeds veroordeeld door een hunner tijdgenooten maar zóó worden de liberalen van heden ook veroordeeld door een hunner woord voerders in de pers. Een der liberale bladen van onze pro vincie, de Enkhuizer Courantbehoorende tot de liberale partij, doch, wij erkennen dat gaarne, geenszins behebt met dat soort van liberalisme, dat hierboven zoo juist is gekarakteriseerd als vol van vooroordeelen en wantrouwen,schetst op zeer eigen aardige wijze den toestand der liberale partij en de gevolgen van haar werken. De liberale partij of Kamermeerderheid,» schrijft dat blad, »is blijkbaar niet gerust. Zij gevoelt, dat zij het tegenwoordig voor de publieke opinie zwaar te verantwoorden heeft en waarlijk niet zonder redenZij mocht gedurende de laatste jaren de open hartige verklaring van Tijl Uilenspiegel wel op zich toepassen: de menschen hou den niet van mij, maar ik maak het er ook naar. De staatsmachine is in hare handen verlamd. Zy heeft opgehouden re- geereude party te zijn en mist terzelfder tijd de drijfkracht, die een goed aaneen gesloten oppositie kan ontwikkelen. Dien tengevolge gaat alles even stroef en traag. Er is geen gang in het werk; er komt niets degelijks tot stand en, wat onder zulke omstandigheden wel niet kan uit blijven, er is daardoor eene malaise onder het volk gekweekt, waarvan haar vrij al gemeen, zelfs door hare eigen aanhangers, de schuld wordt gegeven. De schrijver stelt zich vervolgens de vraag, wat van dit een en ander toch de oorzaak mag zijn. En zijn antwoord ach ten wij ook weder merkwaardig genoeg om zij het dan ook met de noodige reserve onder de oogen onzer lezers te brengen. Wat is de oorzaak van het geschetst verschijnsel? Ziehier het antwoord: »Wij meenen die wel in de eerste plaats te mogen zoeken in de omstandigheid, dat de liberale partij in onze Tweede Kamer op geen enkel punt homogeen kan genoemd den en graanvelden verwoesten, vet en groot worden, en in het voorjaar komt dan de mei kever, vreet uwe boonen kaal als bezemrijs, en bedankt u, zoo als de koekoek de mees bedankt, die hem opgevoed heeft." Met genoegen lezen wij in een landbouwkun dig tijdschrift het volgende, over het groote nut van den mol in boomgaarden, en dat hij daarin meer voordeel doet dan schade aanricht. L. Mid ler te Züllichau zegt: „Vroeger verwoestten larven, van allerlei soorten van kevers en torren mijne vruchtboomgaarden. Sedert ik echter alle voor jaren 6 of 8 mollen koop en die in den boom gaard laat loopen, zijn die larven bijna geheel en al weggeruimd. Het spijt mij, dat de mollen niet in lichten zandgrond blijven willen, maar dien weldra voor vastere kleigronden verruilen." Die weet, dat de onderaardsche loopgraven van den mol tevens zijn woning zijn, zal het terstond be grijpen, dat hij slechts daar wonen wil, waar hij worden, uitgezouderd alleen iu haar auti- clericalisme. Nu is het echter juist dat anti-clericalisme, dat haar, naar onze vaste overtuigingten verderve heeft geleid. Een goed staatsman behoort in een land als het onze zeker niet clericaal te zijn, maar evenmin ook anti-clericaal. Hij behoort slechts het algemeen belang voor oogen te houden, wel verzekerd dat, hoe minder hy zich met bekrompen partijbedoelingen in laat, hoe meer hij den vooruitgang op de beste wijze bevorderen en tegelijk zijn eigen gezag en iuvloed op de duurzaamste grond slagen vestigen zal.« De aandacht onzer lezers vestigen wij, vooral op het volgend veroordeelend vonnis over het onderwijs-bedrijt van de liberalen geveld »Het is dan ook opmerkelijk, dat de li berale partij ten onzent haar gezag en in vloed heeft zien tanen van het oogenblik af dat zij, in den strijd over een nieuwe schoolwet, aan hare anti-clericale gevoelens lucht heeft gegeven. Had zy toen zich weten te beheer3chen en, met behoud der wet van 1857, zich tot de noodigste voor zieningen bepaald of, zoo zy dit niet ver koos, ten minste geen wet gemaaktwaardoor de staatsschool zeer partijdig bevoordeeldde bizondere daarentegen in hare ontwikkeling nog meer bemoeielijkt werdde toestand er is niets wat ons die welgevestigde over tuiging kan ontnemen zou een geheel andere, betere en gezondere geworden zijn.« Wij meenen het bij deze aanhalingen te kunnen laten, om te doen zien hoezeer het liberalisme van onze hedendaagsche libe ralen, door de onafhankelijke organen van de eigen party aan de kaak wordt gesteld. Wat is in deze omstandigheden voor ons te doen? Moeten ook wij aan partijbedoe lingen het algemeen belang opofferen en daardoor de uitspraak wettigen, dat we zelf ons niet vrij kunnen houden van het geen wij in anderen veroordeelen Wij hopen niet alleen, neen wij zijn van beter bij onze geestverwanten over tuigd. Eenheid is het beginsel, dat wat alles bijeenhoudt; eenheid op godsdienstig terrein; en die eenheid moeten wij ook op staat kundig gebied betrachten. Onnoodig is het voorzeker te verklaren dat, waar het ons mogelijk kan zijn onze beginselentrouwens de eenig ware, in 's lands raadzaal te doen verte genwoordigen en verkondigen door de waarheid van ons geloof, wij steeds verplicht zijn daartoe al onze beste krachten in te spannen. Maar waar dat niet te bereiken is; waar het geldt de keus tusschen een voorstander der richtiDg, die wij, op grond onzer be- geen gevaar loopt van telkens onder de inval lende muren van zijn huis begraven te worden. Een muzikale berg. Op het schier-eiland Sinaï, ten noord-westen van de stad Tor, ligt de Gebil Nakus of Klok- kenberg, die dezen naam ontleent van de eigen aardige toonen eener klok, die men aldaar ver neemt. De weg naar den berg loopt over een breede zandstreep, die aan de eene zijde door de zee, en aan de andere door een steilen wand van zandsteen begrensd wordt, in welke laatste lange scheuren ontstaan zijn. Zulk een, ongeveer 15 meters breed, loopt tot aan den top, en ziet er als een helling van schitterend geel zand uit. Op muren gelijkende steenbrokken strekken zich daar langs uit. Wanneer men nu daar langs gaat, verneemt men van tijd tot tijd zwakke klanken, die rijzen en dalen, en somwijlen tamelijk met de ginselen, met alle kracht moeten bestrijden, en een verdediger van hetgeen wij achten te zijn in het waarachtig belang van gods dienst en volk, daar kan, daar mag de keus niet moeielijk zijn. Eenheid moet onze leus wezen, onder die vlag moeten onze kiezers opkomen om een zetel iu 's lands raadzaal te blijven verzekeren of te gunnen aan die mannen, die met ons het gezag verdedigen en wier eenig doelwit is, met God, voor Koning en Vaderland. Wij schrijven geen eigenlijk gezegd verkieziDgsstuk; wij noemen geen namen; het is slechts een algemeene opwekking die wy den kiezers van onze richting meenen te moeten doen hooren. Een trouwe opkomst verwachten wij van hen, niet enkel daar, waar de verkiezing van een geestverwant moet worden ver zekerd, maar ook daar waar schijnbaar geen gevaar te vreezen is. Het is toch een voorzichtig woord, dat men zijn vijand niet te licht moet tellen. Maar er is meer. Door aan de candidaten van de anti-liberalen richting eeu aan zienlijk stemmenaantal te verschaffen, geeft men hen te grooter zedelijke kracht en legt men tevens voor het oog der natie op nieuw de waarheid bloot, dat het een on waarheid is, dat het liberalisme, zij het zelfs niet in zijn slechtste uiting, den bo ventoon heeft bij het kiezersvolk. Het tegendeel daarvan is reeds herhaalde malen door cijfers aangetoond en daarbij zonne klaar bewezen dat een liberale meerderheid in met een anti-liberale meerderheid buiten de Kamer, slechts mogelijk is door het ongelukkig geknoei met de kiestabel, waar door het land zoodanig is verdeeld, dat de overal verspreide minderheid, die eigenlijk meerderheid is, niet tot haar recht kan komen. Daarom is, wij herhalen het, trouwe opkomst noodig. Het is daartoe dat wy met nadruk aansporen, opdat de uitslag der verkiezing van 14 Juni by vernieuwing leere, dat de meerderheid van ons land, zoo als zij dien dag vertegenwoordigd zal zijn door de kiesgerechtigden, staat aan de zyde van hen die, wars van alle party schap, slechts één doel hebben handhaving en versterking van onze nationale instel lingen, gegrond op het beginsel van gezag en waarachtige wijsheid. De Times meldt uit Athene, dat de Mi nisters van onderwijs en justitie, tenge volge van het bekende financieel schandaal, afgetreden zijn. De correspondent van de Standard te Weenen spreekt het bericht tegen omtrent toonen eener fluit kunnen vergeleken worden. Plotseling worden deze ook soms gevolgd door toonen, zoo krachtig en sterk als die van een orgel, zoodat de geheele heuvel er onder schijnt te beven. Na onderzoek schijnt het te blijken, dat deze merkwaardige verschijning steeds met een beweging van het zand in verband staat. Ligt men onder het gaan den voet van den los sen grond, dan brengt het zand, hetwelk ter stond de ontstane gaping weder aanvult, toonen als de opgenoemde voort, die sterker worden, naarmate van de grootere zandmassa, die zich beweegt. Het wrijven der zandkorrels tegen el kander en hunne verhitting door de zonnestralen schijnen alleen oorzaak van het voortbrengen de zer klanken te zijn. De sedert eeuwen bekende klanken der zuil van Memnon, even als die door Humboldt bekend gemaakte graniet-rotsen aan den oever der Orinoco-rivier, zijn daarvan spre kende bewijzen. RLÏMSCHI mimi. ABONNEMENTSPRIJS UINDRif" AQITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÈN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1