NIEUWE Woensdag 20 Juni 1881. 6e Jaargang. Slavernij. No, 406. Rechtspraak van den Hertog van Orsana. ABONNEMENTSPB IJS Per 3 maanden voor Haarlemf 0,85 Buiten Haarlem franco per post1, Afzonderlijke Nummers0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. sffiP' AGITE MA HON AGITATE. PRIJS DER ADVERTEHTIÊN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Ad ver ten tien worden uiterlijk Dinsdag- en Vry dag avond ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. Wegens den feestdag der H.H. Apostelen Petrus en Paulus verschijnt dit nummer een dag vroeger. Karakteristiektreffend en waar zijn Schillers woorden dus Schrecklichste der Schrecken, das ist der Mensch in seinem, Wahn.Inderdaad, er bestaat geen gru welijker wezen, dan de mensch in de ruw heid zijner goddelooze natuur. In de Missions eath. de Lyon publiceert de Apostolische Delegaat voor Centraal- Afrika, de Aartsbisschop Lavigerie van Al giers, een belangwekkend bericht, waarin hij den in Afrika nog steeds gedreven sla venhandel als een der hoofdoorzaken ken schetst, die de bekeering en beschaving van dit werelddeel tegenhouden. Het is on mogelijk, zegt deze kerkvorst, alle gruwelen, misdaden, schandalen en wreedheden te ver melden. Hij zal zich voorloopig tevreden stellen met de mededeeling van feiten, die hij öf zelf heeft aanschouwd, öf uit den mond der beklagenswaardige slachtoffers heeft vernomen. Op zee is de slavenhandel verdwenen, maar op het vasteland bestaat hij nog als voorheen. In 't Noorden en in 't Zuiden van Afrika drijven de Muzelmannen den slavenhandel met behulp van daarvoor aangenomen ne gers. De afschaffing der slavernij zou de doodsteek zijn voor den Islam. De Moha- medaansche maatschappij zou zonder slaven geen levensvatbaarheid bezitten; deswege staan ook juist de Mohamedanen aan de spitse van den slavenhandel in Centraal- Afrika, en zij zijn het, die de brandstich ters- en rooverbenden bezoldigen, die in het gebied der heidensche negers door dringen. De Barbarijsche staten, zelfs Algiers, Egypte, Zanzibar en het Mohamedaausche Soedan, zijn de uitgangspunten dezer gru welijke expedities. Dikwijls bepalen zij zich tot de jacht op eenige individuen, vrou wen en kinderen, die zich van hunne wo ningen verwijderd hebben. Meermalen echter hebben er geregelde aanvallen plaats. De vreedzame dorpen der in 't binnenland wo nende negers worden dan plotseling in den nacht door de wilde avonturiers omsingeld; de negers die geen vuurwapens bezitten, verdedigen zich bijna nooit, en zij die voor 't lijfsbehoud strijden, worden al zeer spoedig door de goed gewapende roovers in de pan gehakt. Wat er dan nog gevonden wordt, mannen, vrouwen en kindereu, wordt in FE UIL LE TON. Klei-eters. Het is een uitgemaakte zaak, dat in verschei dene deelen der wereld klei een gezocht en ge acht voedsel is? Reizigers, die vreemde dingen zien, bevestigen dit volkomen. Humboldt, een man, die terecht in Europa als eene autoriteit geldt, bevestigt het door Gumilla aangevoerde, dat de Ottomaoks van Zuid-Amerika, wanneer hun land door overstroomingen geteisterd wordt, ge heel en al van vette en ijzerhoudende klei leven, Waarvan ieder hunner dagelijks een pordofmeer nuttigt. Spix en Martius verklaren, dat de Indi anen van de Amazonen-rivier eene soort van leem eten, zelfs dan nog, wanneer ander voedsel in overvloed voorhanden is. Molina zegt, dat de Peruanen gewoonlijk eene zekere hoeveelheid klei eten, terwijl Ehrenberg de eetbare klei, die op de markt te Bolivia verkocht werd, onderzocht, én bevonden heeft, dat zij uit een mengsel van talk en mica bestond. De inwoners van Guyana hengen klei onder hun brood, en men zegt, dat de inwoners van Jamaica aarde eten, wanneer ér gebrek aan ander voedsel is. Volgens Labil- larderie stillen de inwoners van Nieuw-Caledonië hun honger met witte brokkelachtige aarde, die;. keteus geboeid en men begeeft zich dan op marsch. Deze reizen duren soms 60 a 80 dagen. Nu begint voor de arme gevangenen een bitter lijden. Alle slaven moeten te voet gaan; mannen, van wie menwegens hunne sterkte, verzet.of oproer vreest, wordende handen en dikwijls ook de voeten gebon den, zoodat het loopen voor hen eene ware marteling is. Men marcheert den ganschen dag. Als men zich des avonds ter ruste begeeft, verdeelt men onder de gevangenen eenige handen vol sago en tarwe. Dat is al hun voedsel. Natuurlijk worden er in de eerste dagen een aantal krachteloos. Vooral de vrouwen zijn spoedig afgemat. Om deze verzwakten uit den weg te ruimen, komen de barbaren met houten knuppels en, om kruit te sparen, geven zij hun slacht offers een slag in den nek; dezen vallen dan gillende op den bodem en eindigen hun leven in de verschrikkelijkste smarten en pijnen. Verschrikt zet de troep zich dan weer in beweging. De ontzetting heeft zelfs den zwaksten weder krachten gegeven. Zoodra iemand door vermoeienis uitgeput stil blijft staan, begint dezelfde rechtspleging. Als de eerste dagen dezer reis hun vernielenden invloed hebben uitgeoefend, dan volgt er des avonds een niet minder verschrikkelijk schouwspel. De menschenkoopers hebben door ondervinding leeren kennen, wat hunne slachtoffers kunnen verdragen. Hun scherpe blik vindt spoedig die slaveu, van wie het te verwachten is dat zij spoedig zullen be zwijken. Om nu het voedsel te sparen, worden ze eenvoudig doodgeslagen. Hunne lijken blijven liggen, waar zij gevallen zijn, als men ze namelijk niet ophangt aan de takken van in de nabijheid staande boomen, alzoo dicht bij de plaats, waar hunne bloedverwanten en vrienden eten en slapen. O die slaapHet laat zich denken hoe 't met die rust zal geschapen staan. Onder de jonge negers die door Missionarissen werden gered, zijn er velen, die later nog eiken nacht verschrikt ontwaken en jam merlijk beginnen te weenen. Zij zien nog steeds in den geest die ijzingwekkende too- neelen, waarvan zij getuigen zijn geweest. Zulke marschen duren somtijds maan den lang. Eiken dag wordt de karavaan kleiner. Door een vreeselijk lijden tot wan hoop gedreven, wagen sommigen de vlucht of trachten zij oproer te maken. Om zich op deze ongelukkigen te wreken, worden naar Vauquelin's opgave, bestaat uit magnesia, kiezelaarde, ijzeroxyde en kalk. Om deze lijst te voltooien, moeten wij Siam, Siberië en Kam- schatka ook als landen waar de klei genuttigd wordt, vermelden. Dit is zeker eene opeenstape ling van bewijzen, die wij niet geheel en al kun nen loochenen, al zouden wij meenen, dat het in twijfel trekken daarvan zich eenigszins liet verontschuldigen. Aangenomen, dat zekere aard soorten werkelijk voedzaam zijn (en het valt moeielijk, dit niet aan te nemen), zoo zijn wij toch niet in staat, om daarvan een voldoende uitlegging te geven. Weinig licht brengt de ver onderstelling aan, dat de aarde organieke stof bevatten moet, daar een pond van deze aarde nauwelijks voldoende organieke stof bevat, om aan de behoeften van een volwassen mensch te voldoen. Ook laat het bezwaar zich niet oplossen met te zeggen, dat de aarde den honger slechts stilt, zonder het lichaam te voeden, omdat in de eerste plaats Humboldt's getuigenis deze is, dat de Ottomacks van klei leven in tijdperken, waarin ander voedsel ontbreekt, en ten andere, ofschoon het plaatselijke gevoel van honger moge bevre digd worden door het brengen van zelfstandig heden in de maag, het krachtigere doorgaande gevoel van honger „evenwel .op, deze wijze niet gestild wordt. Wij moeten ons daarom voor het hen door hunne wilde gebieders de arm- en beenspieren doorgesneden; vervolgens wor den zij hals aan hals geketend en op deze wijze sterven zij langzamerhand door hon ger en wanhoop. Men beweert dat men den weg die naar Centraal-Afrika en naar de steden van den slavenhandel leidt, ge makkelijk kan vinden door de beenderen te volgen der vermoorde negers, die- er langs verspreid liggen. Men schat dat elk jaar ruim 400,000 negers de slachtoffers worden van deze barbaarsche handelingen. Eindelijk komt men ter plaatse, waar heen men na zulk eene reis de overgeble ven ongelukkigen wilde transporteeren. Dikwijls leeft er niet meer dan een derde of vierde gedeelte. Nu nemen andere too- neelen, niet minder afschuwiijk, een aan vang. De gevangen negers worden even als het vee ten verkoop ten toon gesteld men beziet hunne handen en voeten om te kunnen beoordeelen, welke diensten men nog van hen kau verwachten. Men bepaalt den prijs en na veel loven en bieden wor den zij het eigendom van hem, die den hoogsten prijs betaald heeft. Niets wordt geëerbiedigd; noch de banden des bloeds, want men scheidt zonder medelijden va ders, moeders en kinderen, niettegenstaande hun vertwijfeling en tranen; noch het ge weten, want zij moeten onmiddellijk den godsdienst van den Muzelman aannemen, die hen gekocht heeft. Hun leven is geheel en al in handen van hun meester, die geen rekenschap van zijne slaven behoeft te geven. In 't algemeen worden ze bij diegenen welke hen als bedienden gebruiken, tame lijk goed behandeld, zoo lang zij namelijk gezond zijn, uit vrees voor mogelijken zelf moord; zoodra zii echter oud en dermate ziek zijn, dat zij niet meer dienen kunnen, jaagt men ze met stokslagen weg, tot ze op het kerkhof aanlanden, waar het einde is van hun lijden. Dat is de slavernij met al hare vreeselijke verschrikking. Men vrage slechts aan de Missionarissen van Zanzibar, zegt Mgr. Lavigerieen zij zullen u dezelfde gruwelijke feiten verhalen. Ook Livingstone, de beroemde natuuronderzoe ker en reiziger, schrijft aangaande dien onteerenden menschenhandel het volgende: »Toen ik het waagde, over de behandeling der menschen in Oost-Afrika het een en ander te berichten, kon ik moeilijk der waarheid getrouw blijven, uit vrees van overdrijving beschuldigd te worden, maar eerlijk gezegd moet ik erkennen dat dit onderwerp niet voor overdrijving vatbaar oogenblik vergenoegen het feit aan te nemen, hetwelk de wetenschap van latere dagen waar schijnlijk verklaren zal. De hertog van Orsana, onder-koning van Na pels, ten tijde der Spaansche overheersehing, heeft zich door zijne gevatheid als rechter in deze een welverdienden roem verworven. Maar de beide volgende uitspraken zijn weinig bekend. Op ze keren feestdag bezocht de hertog de galeien, om overeenkomstig het in zwang zijnde gebruik, aan een der boeven de vrijheid te schenken. Allen betuigden hunne onschuld. De een gaf voor dat zijne veroordeeling slechts het werk zijner vijan den was; een ander beweerde daarentegen dat hij tegen alle wettelijke vormen in veroordeeld was; een derde bezwoer dat slechts eer, vergissing omtrent zijn persoon hem op de galeien gebracht had, en zoo ging het de geheele rei af. Volgens hunne getuigenissen waren zij allemaal zoo on schuldig als pasgeboren kinderen. Slechts de laatste maakte eene uitzondering. „Ik geloof niet, edele hertog, dat er in geheel Napels een slechter mensch leeft dan ik; met de galeistraf beu ik er nog veel te genadig afgekomen.» is Het schouwspel dat zich voor mijne oogen ontwikkelde was zoo vreeselijk, dat ik alles in 't werk stel om het uit mijne gedachten te verdrijven; 't is mjj gelukt de ijselijkste indrukken te vergeten, maar de tooneelen bij den slavenhandel doen mij dikwijls nog in den slaap van schrik ont waken. »Ik herhaal het,« zoo verhaalt de geachte prelaat, het aantal dier ongelukkige slacht offers bedraagt jaarlijks meer dan 400,000 negers. Dat maakt in 25 jaren, de gemid delde levensduur der Afrikanen, 10 milli- oen. Ik heb het een pn ander omtrent den slavenhandel verhaald, omdat ik dit geschikt achtte om het medelijden der Christenen in Europa op te wekken voor deze ongelukkige volkeren, en ook om de hindernissen te openbaren die den ijver onzer Missionarissen in den weg staan. Wat kan men van volkeren verwachten, welke op deze wijze worden gedecimeerd en gefolterd? Wat kan men verwachten van onmenschen, die dezen handel drijven en er schatten mede verdienen? Onze Mis sionarissen hebben het ondervondenzij hebben geen grootere tegenstanders. De slavenhandelaars en hunne leveranciers be grijpen het, dat de heerschappij van net Evangelie het einde is van hun rijkdom. Zij stellen dus alle pogingen in het werk om dit te verhinderen. De laatste berichten uit Nyanza leveren ons het bewijs. Zij zijn het die koning Mtesa tegen ons ophitsten. Doch bier moet men op de hulp en on dersteuning der beschaafde wereld rekenen, die er zeker het hare toe zal willen bij dragen om aan dien afschuwlijken men schenhandel een einde te maken. Iutus- schen zullen onze Missionarissen alle wijs heid en liefde aan den dag leggen en zich er voor wachten door machtelooze demon straties, wrok en verbittering der barbaren te provoceeren. Zij zullen zich tot de Chris telijke wereld wenden en trachten het af grijselijke lijden te verzachten, waarvan zjj getuigen zijn geweest. De grootste moeilijkheid onzer Missie ligt eenigszins in de kolossale onkosten, die wij niet kunnen bestrijden. Men kan nagaan dat voor zulke reizen, zulke daden en zulke ellende groote sommen noodig zijn. Tot heden hebben wij reeds, in minder dan drie maanden, 800,000 franks uitge geven en er is, om zoo te zeggen, nog niets anders gedaan, dan dat wij ons in het land hebben gevestigd. De prelaat doet vervolgens een beroep Oogenblikkelijk keerde de hertog zich tot den opzichter met de volgende woorden„Maak ter stond de boeien van dezen schelm los, en laat hem zich weg pakken. Als hij langer hier bleef, zou hij zonder twijfel deze eerlijke onschuldige lieden verleiden. Jaag hem daarom terstond van hier." Daarop zeide hij tot de gevangenen: „Ik reken op uwen dank, mijne heeren, dat ik u van deze pest verlost heb; die kerel had zeer ge vaarlijk kunnen worden voor uwe onschuld." Een trotsche Spanjaard, Bertrand de Sols, klaagde een sjouwerman aan, dat hij hem tegen het lijf gestooten, zijn zijden mantel stuk gere ten, en hem aan het lichaam gewond had. De hertog, wien het maar al te goed bekend was, dat de sjouwerlieden gewoon waren „uit den weg" te roepen, vroeg of dit geschied was, en daar de Spanjaard dit ontkende, liet hij genen zeggen dat hij zich ir. het verhoor als stomme zou voordoen. „Met dien kerel is niets aan te vangen," zeide hij daarop tot den aanklager. „Gij ziet, dat hij stom is." „Geloof dat niet, mijn heer de hertog," riep de Spanjaard uit, „ik heb hem zelf „uit den weg" hooren roepen. „En waarom hebt gij u dan niet uit den weg ge maakt?" antwoordde de hertog, en legde den Spanjaard eene geldboete op.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1