NIEUWE No. 520. Donderdag 22 September 1881. 6e Jaargang. De pers en de volksvrijheid. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1- 0,0(5 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. i.\!SrTlFS'niU^ij :'i ié t- - AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. 't Is de liberale pers die aanhoudend hare lezers op de toestanden in Rusland wijst en hen wil overtuigen dat het nihi lisme slechts iu het land der Czaren wortel heeft geschoten en dat men daar alleen er op uit is de bestaande orde van zaken omver te werpen. Op deze wijs wil men trachten de aandacht van het nihilistisch drijven, dat zich in de overige Europeesche Staten ontwikkelt, af te wenden, een doel, dat trouwens niet bereikbaar is, vermits de nihilistische beginselen zich in vele lan den, onder verschillende vormen duidelijk openbaren. In Zwitserland b. v. vertoont het nihilisme zich in eene verfoeilijke, teugel- looze persvrijheid. Van ouds werd steeds de vrijheid der pers als het voor naamste teeken van ware volksvrijheid en verlichting, als het aangeboren recht van het individu en van de Staten, als het vrij heids-privilegie van den menschelijken geest, als de beste controle der Regeeringen be schouwd. Zij werd steeds verdedigd zoowel door conservatieve als door liberale staats lieden. 't Valt echter niet te loochenen dat deze persvrijheid voor gruwelijk misbruik de deur geopend heeft. De meuschelijke geest, die zich in woorden en werken vrij mag uiten, is hierdoor in het bezit van een recht, dat wij slechts als zeer relatief beschouwen; het heeft alzoo zijne gTenzen en het moet deze hebben, als men ten minste geen afstand wil doeu van het so ciale leven. In Zwitserland echter kent dit recht geen grenzen. De persvrijheid heeft daar het karakter aangenomen, volgens hetwelk ieder burger gerechtigd is zijne dwaze, beginsellooze, nihilistische ideeën, die verdelging van geloof en zeden beoogen, in openbare organen onder de bevolking te verspreiden en daardoor toegankelijk te maken tot de nederigste hut van het land. Terwijl ieder mensch, wie hij ook zijn moge, eerst een zekeren leertijd moeten doorloopeu om zijn vak met eeuig succes te kunnen uitoefenen, zoo ontbreekt het toch in Zwitserland, het broeinest van revolutie, bij de meeste leiders der radicale organen, aan elk bewijs van bekwaamheid voor den werkkring waarin zij zich hebben gelanceerd. Ieder samenzweerder, ieder slecht sujet mag zich veroorloven als leider der openbare meening op te treden, om alsdan invloed op het sociale leven uit te oefenen, FEUILLETON. HET PUNT VAN EER. (Verhaal van een Engelschinan.) Vervolg). Reeds gaf hij wederom bevel om af te zetten, toen zijn blik toevallig op mij viel, die verstijfd van schrik dicht achter hem tegen de verschan sing stond te leunen. Halt, nog een oogenblikriep hij. Hier is eer. knaap, die u niet veel bezwaren zal. Daarmede nam hij mij in zijn armen op, liet mij zacht in de boot afglijden en fluisterde mij nog toeVaarwel EdwardGroet uwe ouders van mij, in geval ik hen niet mocht weerzien. Nu was alleeu de kleine boot nog over, die ten hoogste acht personen kon voeren, en sid derend deden wij ons zeiven de vraag, hoe zij, behalve de twee zeelieden, die er reeds in waren, nog den luitenant Arguellas, Mr. Dupont, den achtergebleven neger, den kapitein en nog vier matrozen zou opnemen. Zij werden echter allen snel ingescheept, met uitzondering van Starkey zei ven. Kan de boot er nog één dragen? riep de kapitein, en hoewel zijne stem nog vast was) ontging het mij niet dat hij, in weerwil een invloed waarbij de macht van elke Regeering in het niet verzinkt. Daarbij zijn de kantonnale wetten zoo ellendig en onvolledig, dat zij zelfs voor vele gevallen van eerroof en laster, geen strafbepalingen bevatten. Het nihilisme wordt dus in dat revolutionnaire land een ware landplaag, een gouden kalf, dat door een zinneloos proletariaat wordt vereerd en aangebeden. Ook in Oostenrijk oefent de vrijheid dei- pers haren schadelijken invloed uit. Ten bewijze daarvan behoeven we slechts te herinneren aan de berichten, die een paar jaren geleden de ronde deden en die nooit werdeu tegengesproken, berichten die aan liet daglicht dedeu komen, welke verba zende sommen de radicale bladen der Oos- tenrijksche hoofdstad, van sommige groote vennootschappen en maatschappijen ont vingen. Wat beteekent het als de pers zulke enorme sommen accepteert? Dat bewijst dan zonneklaar dat zij het belang van het volk ten offer brengt aan het financieel belang der maatschappijen. En zulk eene pers, wie zal het ons tegenspreken, is ook in staat om de vrijheid van het volk te verkoopen. Een bewijs te meer voor ons betoog vinden we in de mededeelingeu van den vroegeren redacteur der National-Zeitung. Genoemde heer getuigt openlijk dat hij moeilijk eerlijke mede-redacteuren voor zijn blad kon vinden, de meesten toch waren afhankelijk en door beloften gebonden. Als we nu eens nagaan welke invloed de pers op sociale, politieke en godsdienstige toestanden heeft, gaan we dan te ver als we constateeren dat zulke pennen in staat zijn tegen goede betaling, de vrijheid van het volk te verkoopen? Nog willen we hier eenige woorden ci- teeren van den in de wetenschap en studie grijs geworden professor Wuttke. In zijn werk getiteld: die Deutschen Zeitschriften und die Entstehung der öffentlichen Meinuvg, zegt genoemde geleerde het volgende: de dagblad-schrijvers moeten, zooals de aard der zaak zulks eischt, zelfstandig zijn, maar het is niet aan hunne willekeur overgelaten of zij de moreele plichten bevorderen of niet. Dwalen is menschelijk en vergeeflijk; maar om tegen beter weten iu, zijn even naaste iets wijs te maken, omdat een derde zulks verlangt, is bedrog, is duivelsdienst- Yele achtbare en edele mannen heb ik onder de dagblad-schrijvers gekend, man zijner onverschrokkenheid, doodsbleek was ge worden. Wij moeten en willen het beproeven, klonk het uit de boot, omdat gij het zijt. Maar wij zijn dan overvol, vooral daar die verwenschte haaien op ons loeren. Wacht dan nog een oogenblik. Ik kan het schip niet verlaten, zoolang er nog eene levende ziel aan boord is. Bij ging haastig naar voren en kwam spoedig terug, met den nog bewusteloozen knecht van luitenant Arguellas in den arm, dien hij nu in de boot liet afglijden. De lieden in de boot hieven een kreet van verontwaardiging en onwil aan, maar dit baatte hun niet, want een oogen blik later was het touw losgeworpen en riep de kapitein Roeit nu, als uw leven u lief is. Door het instinct van zelfbehoud gedreven, sloegen de matrozen terstond de riemen in het water, en de boot verwijderde zich van het schip. Nadat allen, behalve hij, het brandende vaartuig hadden verlaten, keek kapitein Starkey, met de hand boven de oogen, oplettend naar den kant der kust. Daarna riep hij de voorste boot aan en sprak door den roeper: Wij moeten reeds lang van den wal zijn opgemerkt, en er zullen wel lootsbooten zijn afgestoken. Ziet gij er eene, zeg dan dat zij zich haastendan heb ik ook nog eene kans op redding. neu, die volgens bun beste weten en vol gens hunne consciëntie, meer ter wille van de goede zaak werkten, dan om het karige loon, dat gewoonlijk hun deel was. Maar onder de mannen der pers is helaas! de gewetenloosheid ook in hooge mate toe genomen. Wij zullen hier niet spreken van de schrikwekkende voorbeelden, die profes sor Wuttke verhaalt van de omkoopbaar heid der Duitsehe dagblad-schrijvers, wij willen het slechts gevraagd hebben, of onder zulke omstandigheden, de macht der dagbladpers in aanmerking nemende, de vrijheid van een volk niet voortdurend aan de grootste gevaren is blootgesteld Staat het met de persvrijheid in ons dierbaar vaderland beter geschapen? Im mers neen. Ook hier viert eene ongeloovige, der Kerk vijandige dagbladpers hare lusten bot. Ook hier schaamt men zich niet in zedelooze couranten en geschriften dag aan dag al wat heilig is door 't slijk te halen, te bespotten en te smaden. Ook hier is het de macht van 't goud, die èn Staat èn individu aan voortdurend gevaar blootstelt. In zedeloosheid der dagbladpers behoeft Nederland voor die der overige Europeesche Staten niet onder te doen. De feiten zeiven spreken dag aan dag. God zij dank 't ontbreekt in onze dagen niet aan nieuwsbladen, die dikwijls onder de grootste offers, de eer der pers en de vrijheid van het volk vertegenwoordigen. Deze krachtig te steunen, is, dunkt ons, plicht van ieder man van eer. Zij zijn dik werf de leiders in den grooten strijd onzer dagen. En dat wij in een gevaarlijken strijd gewikkeld zijn, dat bewijzen immers de teekeneu des tijds. Europa is een strijd perk, waar de strijders zich öf tot den kamp uitrusten öf ten strijde trekken. De vol keren zijn in twee legers verdeeld, die elkander met de wapens der macht, des geestes en des woords beoorlogen. De strijd zelfs beweegt zich om alles wat den mensch heilig en dierbaar is: het is de strijd om het sociaal, politiek en godsdienstig be staan; het is een strijd op leven en dood zoowelop materieel als op intellectueel gebied. Onder zulke omstandigheden is het dui delijk, dat het de plicht van een ieder is, gewapend te staan ter plaatse, hem door de Goddelijke Voorzienigheid aangewezen en manmoedig den strijd te aanvaarden, die hem door zijne tegenstanders tegen wil en dank, wordt opgedrongen. Dit geheele tooneel, deze lsnge doodsangst, tot welker schildering ik zoovele woorden moest gebruiken, had, gelijk Desmond mij later ver zekerde, slechts acht minuten geduurd, van het oogenblik dat Senora Arguellas in de boot werd getild, totdat de laatste boot afstak. In geheel mijn leven zal ik het huiveringwek kende schouwspel niet vergeten, dat het bran dende schip aanbood het eenige voorwerp dat wij in de grenzenlooze duisternis konden onder scheiden, die den oceaan bedekte en waarvan de indruk natuurlijk nog versterkt werd door de ontzettende gedachte aan de zelfopoffering van den heldhaftigen man, zonder wiens standvas tigheid en tegenwoordigheid van geest wij allen zeker zouden zijn omgekomen. Wij waren nauwelijks driehonderd ellen van het schip ver wijderd, toen de vlam, die overal door het dek sloeg, ook het touwwerk en de weinige uitge spannen zeilen aantastte, en ons eene vurige teekening van de geheele bark en haar tuig aan bood. Om zijne kans op redding niet te verliezen was kapitein Starkey naar het einde van den boeg spriet geklommen, nadat hij de zeilen, die de vlam daarheen konden overbrengen, aan den wind had prijs gegeven. Daar was hij nog een poos veiligmaar wat was dit anders dan een verlengen van zijn doodsstrijd? De booten verwijderden zich steeds meer van Een zekere gids in dezen strijd is de christelijke pers. Zij is door baren iuhoud een krachtig antidotum tegen het vergift van het modern liberalisme, zij is een ge neesmiddel voor de kwalen der maat schappij, die als paddestoelen in vochtige dagen, uit het liberalisme voortspruiten. Zij strijdt en overwint onder de banier en naar het voorbeeld vau den h. Michael. Is ook de strijd die deze aartsengel met de afgevallen geesten heeft gevoerd in vorm verschillend, toch is zijn aard en wezen aan den onzen gelijk. Het was de afval van God en Zijn gezag, waaraan zij zich niet meer wilden onderwerpen; het was zelfvergoding; zij verlangden eene consti tutie naar welke zij, volgens hunne wetten wenschten te worden geregeerd. Zij wilden niets weten van een onafhankelijk Gods bestuur, zij wilden de heerschappij met God gemeen hebben, zij verlangden aan God gelijk te zijn in macht, in vrijheid, in wijsheid, iu goederen; zij wilden met an dere woorden: absolute macht, absolute vrij heid, absolute wetenschap, absoluut genot. Het gevolg was dat zij reactionnair, so cialistisch rationalistischsensualistisch ja ook godsdienstloos werden, in een woord, zij werdeu liberaalwant met dit woord pleegt men in onze dagen alles wat eene vernielende en verwoestende strekking ten doel heeft, aan te duiden. 't Zou ons gemakkelijk vallen te bewij zen dat het liberalisme der afvallige geesten zijn evenbeeld vindt in het liberalisme van onzen tijd, vermits ook dit al wat godde lijk is, wil wegcijferen en het schepsel op de plaats wil stellen van den Schepper, doch wij zouden dan te ver afdwalen van ons thema, 't Was ons doel slechts, in korte bewoordingen te wijzen op den jammer lijken toestand, die door de hedendaag- sche zedelooze pers op godsdienstig, mo reel en politiek terrein in 't aanzijn is geroepen, een toestand die de vrijheid aan het individu ontneemt en ingrijpend werkt op den ondergang van Staten, Regeerin gen en Volkeren. Die toestand hebben wij te danken aan het liberalisme dat in de vrijheid der pers een welkom middel ziet om voor zijn verderfelijke ideeën propa ganda te maken. Dat het in zijn streven geslaagd, en zijn doel nabij is, hebben we, dunkt ons, genoegzaam bewezen. Nog da gelijks spuwt eene godslasterlijke pers, in teugellooze vrijheid, haar venijn op al wat het schip, en eene doodsche stilte, alleen door het afgemeten slaan der riemen gestoord, heerschte onder ons, terwijl de meeste oogen angstig naar de kust tuurden, in de hoop om een aankomende lootsboot te ontdekken. Eindelijk hoorden wij een aanroep, die door al de matrozen driftig werd beantwoord mijn kloppend hart bleef bij dat geluid bijna van blijdschap stil staan en ter stond daarop schoot een lootsboot in de duis ternis ons voorbij, en bijna onmiddellijk daar achter een tweede. Wat voor schip is dat riep een man uit de eerste boot. De Neptunus, en de man daarop den boeg spriet is kapitein Starkey, was het antwoord. Ik sprong snel op en riep met inspanning van al mijne krachtenHonderd pond voor de eerste boot die het schip bereikt. Aha! riep de locts; dat is immers de stem van den jongen Mainwaring? Hoezee dan, dat gaat om den prijs. Daarmede vlogen de booten nog sneller op het schip aan, blijkbaar zonder dat iemand het ge vaar vermoedde. Geen minuut later naderde ons een andere boot van de kust, maar bleef, toen wij zeiden hoe de zaken stonden, bij ons en nam een gedeelte van onze levende lading over; want al onze booten, vooral de kleinste, waren veel te zwaar geladen. (Slot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1