NIEUWE No. 521. Zondag 25 September 1881. 6e Jaargang. Een congresrede. 0,06 HURIEHSilU; lillltiU. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franeo per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1- Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. tillESDBTf- AGITE MA HON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrgdag- avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREL Zooals onzen lezers bekend is heeft er in het begin dezer maand te Bonn een con gres plaats gehad van Duitsehlands Katho lieken. Een aantal geleerde en voorname Katholieken, waaronder ook onze eminente Dr. Schaepman, hebben daar het woord gevoerd, allen op eene wijze die blijken gaf van hunne verbazende geleerdheid en van hunne innige, en hartverheffende toe wijding aan de goede zaak. Ons bestek liet niet toe om al de redevoeringen, te Bonn gehouden, in onze kolommen op te nemen. Met eene enkele echter willen wij eene uitzondering maken, omdat de rede voering welke wij bedoelen, een onderwerp behandelt, dat niet genoeg besproken, niet genoeg ter harte kan genomen worden in onze dagen van ongeloof en materialisme, 't Is de redevoering van den H. E. Kanunnik Guerber uit Colmar (Elsas), gehouden in de tweede openbare zitting van het meer gemeld congres, eene rede die in alle op zichten den waren toestand karakteriseert, dien wij op het gebied van godsdienst en onderwijs ten huidigen dage helaas! moeten ondervinden. »'t Is de eerste maal, zoo sprak de geleerde Kanunnik, dat een El- sasser in eene Katholieke vergadering in Duitschland optreedt. Wij komen laat, maar wij komen toch en wij komen er om te danken uit den grond van ons hart. Sinds tien jaren strijden en lijden wij aan de zijde van Duitsehlands Katholieken en wij hebben bij hen gevonden een gevoelig hart voor recht en vrijheid, voor Kerk en School. Elk onzer rechten werd door hen erkend met eene trouw en eene standvas tigheid, die ons hart heeft getroffen en waarvoor ik hier een krachtig en sprekend getuigenis afleg. Men heeft ons aanvan kelijk de Duitsche broederhand aangeboden, doch zij was met ijzer gepantserd. Sinds is het hart van het Katholieke volk tot ons genaderd en wij hebben er ons aan versterkt en verwarmd en aan dit moeder hart sluiten we ods aan om er mede te leven en te sterven. Zoo zal de liefde tus- Schen den Elsas en Duitschland, en de band die ons bindt daardoor hersteld worden, dat wij een worden in de alles omvattende liefde voor de Katholieke Kerk. Deze is helaas! in onzen tijd een kind der smarte FEUILLETON. HET PUNT VAN EER. (Verhaal van een ÜDgelschman.) Vervolg en slot.) Ik ben niet in staat om de geduchte spanning te beschrijven, waarin wij allen in die minuten verkeerden; ik durf er zelfs nu nog nauwe lijks aan deuken. Ik sloot de oogen en luisterde in sidderenden angst, of de uitbarsting niet aan alles een eind maakte. Eindelijk kwam zij; ik verbeelde mij dit ten minste en sprong met stuip achtige kracht op. Mijne zenuwen waren zoo prikkelbaar, dat ik den plotselingen vreugdekreet van het volk in de booten voor de gevreesde uitbarsting hield. De boegspriet, waarvan een touw naar beneden hing, was ledig, en de twee kotsen, waarschijnlijk door den kapitein met het gevaar bekend gemaakt, roeiden uit alle macht van het schip af. Telkens gingen nieuwe vreug dekreten onder ons op, terwijl ik met ingehou den adem en als het ware vastgetooverden blik naar het brandende schip en de vluchtende loots- booten tuurde. Op eens schoot eene ontzettende witte vlammenzuil op, door een verdoovenden donderslag gevolgd. Ik viel of werd neergesme ten ik weet zelf niet hoe het was; de boot slingerde alsof zij in een draaikolk was geko men, toen kwam een ploffen en sissen van val lende lichamen in het water, en eindelijk volgde geworden e» wel voornamelijk daardoor, dat meu haar de school, d. w. z. de kin deren en de toekomst tracht te ontrooven; en wij in den Elsas, waren niet de laat- steu die onder dezen zwaren druk des tijds een vreeselijk lijden te dragen hadden en dat geeft mij aanleiding de aandacht dezer achtbare vergadering op een onderwerp te vestigen, waarop de eerste spreker dezer vergadering heeft gezinspeeld; ik wil u de Kerk voorstellen als eene moeder. Ik zeg alzoo de Kerk is eene moeder, want zij heeft het heiligste recht op de school en op het kind. Zij is moeder door de liefde welke zij steeds voor hare kinderen en voor de school heeft gekoesterd, zij is moeder door hare volkomen toewijding aan de school en aan de opvoeding der jeugd. De Kerk heeft het eerste en het heiligste recht op de school, want op den dag dat zij het kind in haren schoot opneemt, op dien dag "heft zij het in eene hoogere sfeer en neemt zij de verplichting op zich om het tot een hemelburger te vormen. Wij zijn overtuigd, dat de bestemming van den mensch niet met dit aardsche leven wordt afgesloten, maar dat hij naar iets hoogers streven moet, een hooger, een schooner doel dient te bereiken; en tot dit doel wordt de jeugd, worden de kinderen, wordt de school gebracht door de Kerk. Want de h. Augustinus zegt; wat zou het den mensch baten geboren te zijn, als bij niet werd wedergeboren. De Kerk moet er dus voor waken, dat na deze wedergeboorte het kind opgevoed wordt in alle deugden en wetenschappen, die tot de wedergeboorte leiden, d. w. z. ter zaligheid. Ziedaar dus het recht der Kerk. Het is verhevener naar mate de bestemming van het kind hooger is. De Kerk heeft van God alles ontvan gen wat noodig is om het hooge doel te bereiken. Zij bez'it de leer, eene ware, ge openbaarde en onfeilbare leer en 't is deze die zij het kind biedt, zij bezit de zedeleer, eene zedeleer die sinds eeuwen duizenden heiligen heeft voortgebracht. Zij bezit ein delijk ook het ideaal naar hetwelk het kind gevormd moet worden, opdat het aan zijn doel beantwoorde. Gisteren sprak de ver tegenwoordiger der studeereude jeugd van het ideaal, dat de jeugd voor oogen moet staan als zij hare bestemming wil bereiken en niet ten onder wil gaan in het mate- op den verblindenden glans en den verdooven den slag eene diepe stilte en stikdonkere duister nis, waarin men niet eens zijn naasten nabuur kon onderscheiden. De stilte werd door een vroo- lijken aanroep uit eene der lootsbooten afgebro ken; wij herkenden de stem, en het gillende ge juich dat onder ons opging verkondigde den bra ven zeeman onze eigene redding en onze ver rukte blijdschap over de zijne. Een half uur later kwamen wij aan land. Daar schip en lading ver zekerd waren, was het ergste gevolg van dit ge duchte voorval in het leven der passagiers en bemanning van den Neptunus, slechts een vrij aanzienlijk verlies voor de assuradeurs. Op aandrang van Desmond en zijne vrienden werd er eene inteekening voor een kostbaar stuk zilverwerk geopend, dat kapitein Starkey bij een openbaren maaltijd, die te zijner eere te Kingston werd gegeven, werd aangeboden. In zijn dank rede voor de hem bewezene eer, helderde Starkey de redenen op van zijne bepaalde weigering om met Mr. Dupont te duelleeren, van welk geval reeds verschillende lezingen in omloop waren ge komen. Ik werd reeds vroeg een vader- en moe- derlooze wees, zeide hij, en eene bejaarde tante, mevrouw V. nam mij met moederlijke liefde tot zich. De echtgenoot mijner tante was in de tweede maand van zijn huwelijk in een tweegevecht ge vallen. Zij leidde nu tot aan haren dood, op mijn negentiende jaar, een vreugdeloos leven, en het stille geduldige verdriet van dat geheele le- rialisme. Nu, het kiud heeft zulk een ideaal nog meer noodig en dit ideaal ontvangt het vau de Kerk; zij plaatste het in de christelijke school, naardien zij den Zalig maker, den kindervriend bij uitnemendheid, aan het kind ten voorbeekl geeft. Jezus, die ginds onder de schriftgeleerden zit en luistert en vragen doet, zoo, dat zij ver baasd staan over zijne wijsheid, ziet, dat is het voorbeeld voor het kind. Jezus, die de school binnentreedt, de wetsrollen ont vouwt, leest en verwondering en verbazing verwekt bij de aanwezigen; dat is het ideaal en het voorbeeld, dat aan het kind wordt voorgehouden en met dit ideaal en met deze moraal treedt de Kerk tot de kinderen om ze, volgens de woorden van den grooten kanselredenaar van Parijs, den eerwaar- digen Gerson, te leiden tot den Almachtige. Want het doel waarnaar de school streeft, moet zoo zijn, dat de jeugd tot den Hei land geleid en door zijn voorbeeld gehei ligd wordt. Maar de Kerk heeft ook de opdracht ontvangen over de school te wa ken, want de Kerk is op de allereerste plaats leermeesteres, leerares der waarheid. En als het waar is, dat de grond v. u elke vorming verlichting is, dan heeft ook de Kerk de taak, om voor die verlichting zorg te dragen, gekregen van haren Heer en Meester, den grooten kindervriend. »Gaat en onderwijst,zoo luiden de woorden van den Godmensch en de Kerk ging en onderrichtte, en terwijl zij leerde en overal Christelijke scholen stichtte en ondersteunde, heeft zij de moederlijke liefde voor het Christelijke kind en voor de Christelijke school bewezen, en 't is derhalve een feit, dat zij niet alleen het recht en de zen ding van God had, maar ook dat zij die zending steeds getrouw is gebleven. De volksscholen, zooals wij ze thans kennen, zijn ontstaan uit de katecketen- en kate- chumeueu-scbolen. De eerste vormde de leeraars, de laatste kweekte de leerlingen; zij lazen daar de schriften der Apostelen, zij leerden Gods woord onder de leiding der Kerk, want zij moesten eerst verlicht worden niet alleen voor zich zelveu, maar ook om het heidendom te woord te kun nen staan. En met welk eene volmaakt heid zij zulks leerden en beoefenden, dat zien wij uit die heerlijke antwoorden, die jongelingen en jonge dochters gaven voor ven maakte zulk een indruk op mij, ik leerde bet misbruik, dat bet leven mijner pleegmoeder vergald had, zoo zeer haten en verachten, dat nauwelijks de plechtige belofte, die zij mij nog op haar sterfbed deed afleggen, noodig zou ge weest zijn, om mij tot het vaste besluit te bewe gen, om nooit, in welke omstandigheden betook wezen mocht, te duelleeren. Wat mijn gedrag bij den ongelukkigen brand van den Neptunus aangaat, waaraan mijn vriend de heer Desmond zulk eene vleienden en onverdienden lof heeft toegezwaaid, kan ik, alleen zeggen dat ik bij die gelegenheid niet meer gedaan heb dan mijn eenvoudigen plicht. Wij beiden, hij en ik, behooren tot eene stam van zeelieden, onder wier eerste cn heiligste grond regelen het behoort, dat de kapitein altijd de laatste moet zijn die het schip verlaat. Bovendien moest ik de ellendigste lafaard op Gods aard bodem zijn geweest, als ik gewankeld of mijne bezinning verloren had in de tegenwoordigheid van ik wil zeggen, met het oog op op omstandigheden, die die inderdaad dat is. Hier werd kapitein Starkey zeer rood en ver legen, en bleef steken. Hij was blijkbaar niet gewoon redevoeringen te houden; maar of het de sluwe veel beteekenende uitdrukking was, waar mede Senor Arguellas hem aanzag, of wel de blik, dien de kapitein zelf naar de galerij wierp waar hij Senora Arguella's ernstig vriendelijk ge zicht en Dona Antonia's schoone en tegelijk schu- deu rechterstoel der landvoogden, op de beschuldigingen welke de heidenen tegen hen inbrachten. Daar in 't gezicht van den brandstapel en van het moordend zwaard, daar moesten zij hun examen af leggen en voorwaar, deze onversaagde Chris tenen voldeden er glorievol aan in 't aan gezicht van den dood en tot getuigenis van hun onwankelbaar geloof. In de woeling der volksverhuizing verdwenen de scholen der katechumenen; maar over de donkere wateren zweefde de liefde der h. Kerk voor de school en voor de kinderen en van toen af, d. w. z. van de zesde eeuw af, richtte de Kerk de stichts- en kloosterscholen op. Deze instellingen waren de opvoedings plaatsen van onze voorouders in de mid deleeuwen, zij werden steeds meer en meer verspreid, ja zelfs tot in de kleinste dor pen en zij waren de kweekscholen waaruit een groot, moedig en krachtig geslacht van Christenen ontsproot en een der grootste leeraars van dien tijd was een Keizer, een Keizer die roemrijk aan de spitse stond van het Duitsche en Fransche Rijk. 't Was Keizer Karei de Groote, de eminente vorst, die den armen schoolknaap bij zich liet komen om hem te vermanen, om hem op te wekken steeds braaf en deugdzaam te zijn en vlijtig te leereu. 't Was Karei de Groote die dreigend den vinger verhief tegen de kinderen van den adel, die toen maals op hunne schatten steunende, niet dezelfde vlijt aan den dag legden als de kinderen der armen. Hij gaf ook een goed voorbeeld aan zijne zonen en dochters; hij zat aan de voeten van zijn leermeester en gedurende de 14 jaren van den vrede- en oorlogstijd, werd hij steeds door zijn on derwijzer vergezeld en in de gesprekken die hij met hem voerde, scherpte bij het verstand zijner kinderen en ondergeschik ten. Hij was tegelijker tijd het voorbeeld, het model voor bet schoolkind en hij zorgde er voor dat er goed school-onderwijs werd gegeven; hij verordende dat er bij elke ca- thedraal, bij elk klooster, in elk kerspel een school moest worden opgericht. Hij zorgde ook voor leermiddelen, hij beproefde eene spraakkunst der Duitsche taal te ma ken en nog in de laatste jaren zijns le vens volgens getuigenis der kroniek schrijvers was hij het die met hulp van Syriërs en Arabieren de h. Schriften we oogen en gloeiende wangen kon opmerken wat liet eigenlijk was dat hem zoo van zijn streek bracht, kan ik natuurlijk niet zeggen maar hij bleef stotterend naar woorden zoeken en hoewel het geheele gezelschap vriendelijk ap plaudisseerde om hem tijd te laten zich te bedenken, kon hij toch den verloren draad niet, terugvinden. Na nog eenige verwarde gezegden, zette hij zich weder neer, blijkbaar teer warm en onthutst, onder een kleinen storm van har telijk gelach en even hartelijk gejuich. Ik heb nog maar weinig bij te voegen. Kapi- pitein Starkey heeft zich nu reeds sedert lang te Havana neergezet, en Dona Antonia is reeds even lang mevrouw Starkey. Zooveel ik weet heeft men reeds drie kleine Starkey's naar de kerk ge bracht om gedoopt te worden, en is de kapitein thans een rijk en gelukkig man, en hoewel bui ten 's lands gevestigd, zeker in zijn hart nog een even warm vaderlander en even getrouw onder daan zijner Koningin, als toen hij den Cuba- nischen Creool een glas wijD in het gezicht wierp. Wat er van Dupont geworden is weet ik niet, en er is mij ook weinig aan gelegen. Luitenant Arguelles is majoor geworden. Mr. Desmond is consul der Vereenigde Staten te Para aan de Amazonen-rivier en bleef steeds in vriendschap pelijke betrekking met Starkey; en ik ben, God dank, ook nog gezond en vroolijk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1