NIEUWE
buitenland!
No. 523.
Zondag 2 October 1881.
6e Jaargang.
Drie staatsstukken.
Eene reis met de diligence.
HURIIHSrilt I ill 111 VI.
ABONNEMENTSPB US
Per 3 maanden voor Haarlem f 0,85
Buiten Haarlem franco per post. 1,
Afzonderlijke Nummers0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
BUBE AU: St. Jansstraat Haarlem.
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTIÈN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
Wij hebben in den jongsten tijd drie
officiëele mededeelingen van de Regeering.
Achtereenvolgens werden toch van de
ministeriëele tafel vernomen het Sluitings
woordhet Openingswoordhet Begrootings-
woord.
De beteekenis van de sluitingsrede lag,
naar ons inzien hierin, dat zij kon wijzen
op inderdaad hoogst bel angrijke parlemen
taire werkzaamheden, die werden afge
daan.
Hoewel wij zeker niet behooren tot het
geen men gewoonlijk de ministeriëele partij
noemt, zoo moeten wij toch erkennen, dat
in 't parlementaire zittingjaar 1880/81,
meer tot stand kwam dan onder opvol
gende liberale ministeriën het geval pleegde
te zijn. Er werd door vele leden van
't Bewind een activiteit aan den dag gelegd,
aan welke wij gaarne den verdienden lof
toebrengen.
Toch zal men niet, volkomen onpartijdig
oordeelende, kunnen ontkennen, dat er door
't Bewind groote feilen werden bedreven,
waarbij wij in de eerste plaats op 't oog
hebben, de mislukte poging van den Mi
nister Vissering, om, zooals 't heette, den
eersten stap te zetten op den weg tot be
lastinghervorming. Dat daarbij weder naar
't middel eener directe heffing werd ge
grepen, was een belangrijke fout, waarvoor
geheel het Kabinet moest worden verant
woordelijk gesteld.
Wanneer wij op die dwaling thans nog
terugkomen, dan doen wij dat, wijl som
migen beweren, dat de nieuw opgetreden
definitieve Minister van Financiën niet
vreemd is van 't denkbeeld, ook zijnerzijds
het verwerpelijk pad, doorzjjn ambtsvoor
ganger bij de belastingherziening bewan
deld, op te gaan.
Tijdig moet dan de openbare meening
zich doen hooren. De Minister van Lijnden
moet worden te kennen gegeven, dat de
meerderheid der Natie geen nieuwe directe
heffingen wil; dat, gesteld (waarover straks
nader) er moeten nieuwe lasten op de
schouders des volks gelegd worden, het
voorbeeld behoort te worden gevolgd, el
ders met zooveel succès gegeven, en men
dus op invoering van indirecte belastingen
bedacht moet zijn.
Hebben wij indertijd de terugtreding
van den Minister Vissering met ingeno-
F EU1LLET ON.
Vervolg).
Ik zou dan wel eens willen weten wat men
in onze tegenwoordige reisgenooten vinden kon,
riep Gontran uit.
Zeker, antwoordde Jacques glimlachende,
het toeval heeft ons ditmaal niet begunstigd.
Dat moet eveneens wezen, hernam Darvon,
wiens verdrietelijkheid hem plaagziek maakte.
LateD wij het goud in het mineraal zoeken, gelijk
gij zegt. Vooreerst, hoeveel greinen denkt gij
wel te vinden in dien ossen kooper, die daar voor
ons uitgaat?
Grugel keek op en zag eenige schreden voor
zich den reiziger dien zijn neef hem aanwees.
Het was een grof, zwaarlijvig man, die met
loome schreden langs den weg stapte, en zoo al
gaande een hoentje kloof.
Dit is de zevende maal dat ik hem van
morgen zie eten, zeide Darvon; en de zakken
van het rijtuig zijn nog met zijne provisie vol
gepropt. Heeft hij gegeten, dan gaat hij slapen,
en heeft hij uitgeslapen, dan gaat hij weder eten,
en zoo al voort. Hij is niet eens een domkop, hij
is maar eene spijsverteer-machine. Gij hebt het
menheid begroet, wij zouden meeneu, dat
zij volstrekt geen heil voor de Natie zou
afwerpen, als de verkeerde theoriën, van
welke hij uitging, richtsnoer der Regeering
konden blijven.
Verdient een werkzaam Bewind waar
deering en toejuiching, het is allerminst
onverschillig in welke richting het arbeidt.
Daarvan moge het tegenwoordig Ka
binet zich wel zeer ernstig doordringen,
niet alleen in zijn eigen belang, maar ook
(en bovenal) in dat van het ons allen dier
baar vaderland.
Zoo komen wij als vanzelf tot 't woord,
waarmee, in des Konings naam, het nieuwe
parlementaire zittingsjaar geopend werd.
Ten gevolge van een op zich zelve zeer
treurige omstandigheid werd ditmaal geen
eigenlijke Troonrede uitgesproken.
Het behaagde den Koningin zijn plaats,
een Koninklijke Commissie naar de Staten-
Generaal aftevaardigen, om de wetgevende
werkzaamheden plechtig in te wijden.
Door die afwijking van den grondwet-
tigen regel, bleef dit jaar ook de discussie
over een adres van antwoord achterwege.
Daarmee is Diets verloren. Meestal toch
komt dat debat neder op de meest on
vruchtbare gedachteuwisseling, welke men
zich denken kan.
't Zou mitsdien overweging verdienen,
of ook in volgende jaren van dat adres van
antwoord maar niet ware af te zien. Wij
vertrouwen, dat de Kroon, overtuigd dat
»de nationale tijdbeter kon worden be
steed dan aan tot niets goeds leidende be
raadslagingen, met een officiëele dankbe
tuiging voor de in de Troonrede gedane
mededeeling omtrent den toestand des Rijks
(welke uiting van erkentelijkheid door den
President tot Z. M. kou worden gericht)
tevreden zou wezen.
't Openingswoord der Ministers bevatte
niet veel bizonders. In het algemeen trou-
wens komt het niet op woorden maar op
daden aan.
De vraag erlangt dus groot gewicht
kunnen bevredigende handelingen, waarlijk
nationale voorstellen van dit Bewind wor
den te gemoet gezien?
Eerlijk bekend, zijn wij niet zonder zorg.
De verdaging van de indiening eener her
ziening der kieswet belooft niet veel goeds.
Niet dat wij zoo vurig verlangen naar
een census-verlaging, al moeten wij toege
ven, dat de tegenwoordige census-bepaliug
zelf gehoord; het is onmogelijk hem aan het
praten te krijgen.
Dat is iets, dat onze reismakker met de
bonten pet op zich neemt.
Ja die! Laten wij eens beproeven naar zijn
goud te zoeken. Eerst sedert van morgen hebben
wij hem bij ons, en de conducteur heeft hem al
van de imperiale naar het gezelschap in de
coupé, en dat heeft hem weder naar binnen ge
zonden. In de twee uren, die wij hem bij ons
hebben, heeft hij ons zijne eigene geschiedenis
en die van zijne geheele familie verteld. Ik weet
dat hij Pierre Lepré heet, dat hij sedert twintig
jaren commissiën in koloniale waren opneemt,
en dat hij driemaal getrouwd is geweest. Als
men nog maar van zijne vragen vrij bleefMaar
hij is even nieuwsgierig als babbelachtig. Als
gij zit te denken stoort hij u; als gij spreekt,
valt hij u it: de rede; zijne stem gelijkt naar
een ratel, die altijd in beweging is, en waarvan
het kraKende geluid u eindelijk zenuwachtig
maakt.
Arme Lepré! zeide Grugel. Hij is toch
eigenlijk zoo kwaad niet.
Hij heeft eene verdienste zeide Darvon
hierop, namelijk dat hij die mademoiselle Athenaïs
de Locherais hindert: want wij zouden haast
die beminnelijke reisgezellin vergeten, die nadat
zij zoo hard heeft geschreeuwd dat men moest
veel te wenscben over laat; maar wij oor-
deelen, dat de ellendige en partijdige in
deeling van het Rijk in kiesdistricten geen
dag langer dan noodig is voor een doel
treffende verandering, mag worden gehand
haafd.
En nu zegt de openingsrede eenvoudig,
dat aan een herziening van 't kiesrecht
wordt gearbeid.
Die phrase voldoet ons niet. Hoe lang
toch zal die arbeid duren
Onvoldaanheid met de toezegging der
Regeering is te eer gewettigd, nu de Mi
nister Six al luttel waarborg aanbiedt voor
een spoedige en gewenschte oplossing van
't kieswetvraagstuk.
Hij, de man die dreef tot het invoereD
der rampzalige onderwijswet-Kappeyne; die
ter wille van dat bedenkelijk product van
wetgevend onverstand en meerderheidsge-
weld, de millioenen der in elk geval niet
meer overladen schatkist er maar aan
waagde; die verder nimmer van eenig
ministerieel talent deed blijken, veeleer als
de beklagelijke middelmatigheid moest wor
den beschouwd, hij is werkelijk niet de
staatsman in wiens handen wij de kies
wethervorming veilig kunnen achten.
Onze politieke geestverwanten kunnen
wij daarom niet sterk genoeg aanbevelen,
om, bij de schriftelijke of mondelinge ge-
dachtenwisseling over het budget eenig licht
te erlangen omtrent de voornemens der
Regeering in zake de kieswetwijziging.
Men behoort te weten, wat de Minister
Six in zijn schild voert, 't Moet blijken,
of hij iets degelijks wil ondernemen, dan
wel of 't hem er maar om te doen was,
de Kamer, zooals men 't noemt, met een
kluitje in het riet te sturen.
Ten aanzien eener tweede, hoogst gewich
tige quaestie gaf de openings-s^wc/j mede
weinig licht. Wij bedoelen het belasting-
vraagstuk.
Hiervan gewagendebetreden wij het
terrein van 't begrootingswoord.
De Regeeriug verklaarde, dat zij blijft
denken over een belastingherziening, welke
de inkomsten vermeerderen en de belasting
druk meer gelijk maken zal.
Schooner belofte kon wel niet worden
afgelegd. Met ivoorden kan echter een volk,
zoo min als een individu worden gelukkig
gemaakt.
Op de wijze van vervulling der gedane
toezegging komt het aan. Met het oog
afstappen om bet rijtuig te verlichten, er nu
alleen in blijft zitten om geene natte voeten te
krijgen.
Het is haar te vergeven, merkte Jacques
aan. Het alleen-leven heeft haar gewend alleen
om zichzelve te denken. Zij heeft de geheele
wereld vergeten.
Vergeten, neef. Wel neen, zij denkt dat
de geheele wereld om haar alleen geschapen is.
Zij begrijpt niet hoe er iets in wezen kan, dat
niet voor haar gebruik of vermaak is bestemd.
Zij is een van die lieve schepseltjes, die als men
op straat „moord" roept, zich op haar kussen
omkeeren en klagen zal dat men haar heeft wakker
gemaakt.
Grugel wilde antwoord geven, maar zij waren
juist boven op den heuvel gekomen, waar de
diligence was blijven stilstaan; en de conducteur
drong de reizigers om spoedig weder in te stap
pen. Er was hem zoo even een courier te gemoet
gekomen om hem te zeggen dat de overstrooming
der Saöne den weg over Villefranche onbruikbaar
maakte, en dat men rechtsaf een grooten
omweg moest nemen, om zoo naar Ause te komen.
De vorige diligence, die deze voorzorg niet ge
nomen had, was door het water overvallen, en
men sprak van verscheidene verdronkenen. Deze
laatste tijding werd den reizigers gelukkig niet
medegedeeld; maar toen zij van den langen om-
daarop moest, na de openingsrede, de be-
grootingsrede met verhoogde belangstelling
worden verbeid.
Teleurstelling was evenwel aller deel.
De Minister van Lijnden schonk becijfe
ringen, geen aanduidingen omtrent zijn
belastingplannen. Alleen werd de phrase
uit de openings-toespraak, waarin van de
belasting-quaestie werd gesproken, letter
lijk herhaald.
Wij weten dus niets. Toch weten wij
veel. De eigen woorden van den Minister
doe» immers zien, dat, als maar spaar
zaamheid in den staatsdienst betracht wordt,
vooreerst geen nieuwe belastingen noodig
zijn. Doch dan moet, we zeiden het reeds,
groote zuinigheid worden in acht genomen.
Van een streven in die richting draagt de
ingediende begrooting niet voldoende blijk.
De Kamer zette bij menigen grooten post
een zeer groot vraagteeken.
En als dan de begrooting zal zijn be
snoeid, dan eischt men toch belasting-her
ziening met het doel, om een betere ver
deeling van lasten te verkrijgen.
Wel verre, dat de directe heffingen moe
ten worden uitgebreid, behooren zij te
worden ingekrompen. Er moeten rechten
geheven worden van artikelen van weelde
en de tariefrechten moeten, ter bescher
ming van onze nijverheid, worden verhoogd
of nieuw ingevoerd.
Dat is nu ons financiëel openingswoord,
onze begrootingsrede.
De heer von Scklözer vertrok eergisteren
met het stoomschip Herder naar Washing
ton. Tegen het begin van November keert
hij van daar terug, om dan als gezant bij
het Vaticaan op te treden.
De Egyptische depeches behelzen
ernstig nieuws uit Khartoem. Bij totaal
gebrek aan Egyptische troepen breidt in
Soedan de opstand zich uit. Alle steden
aan den Boven-Nyl zijn zonder garnizoen.
Te Khartoem dreigen de slaven met een
opstand.
De Daily News verneemt uit Mar
seille dat gedurende de jongste veertien
dagen 10,000 man troepen zich inscheep
ten naar Noord-Afrika en dat evenveel
volgen tegen half October. De berichten
der Times uit Tunis spreken van ernstiger
tijdingen uit het binnenland. Boe-Amema
weg hoorden, dien men nemen moest, begonnen
allen daar tegeD aan te gaan.
Er ligt een vloek op ons, zeide Gontran,
reeds zeer verdrietig vover de traagheid der reis.
Ik heb het wel voorzien, mijnheer, riep de
praatzieke Pierre Lepré uit. Men had onder
weg al gezegd, dat de Ardiere en de Vauzanne
overgeloopen waren. Het zal zelfs nog te bezien
staan of wij den weg naar Ause zullen kunnen
nemen, waarop wij het water over de Azergnes
en de Brevanne zullen vinden. Hoe zullen wij
rijden, conducteur? Zullen wij het bosch van
Oingt nemen. Ik ken den maire daar, een lang
mager man, die altijd rookt. Maar a propos, zeg
eens, houden we nergens stil eer wij te Ause
komen
Onmogelijk, antwoordde de conducteur kortaf.
Ik ben al zes uren ten achteren.
Maar waar zullen wij dan soupeeren? riep
de dikke ossenkooper uit.
Wij zullen niet soupeeren, mijnheer.
Ik moet bepaald een kop bouillon hebben,
riep nu de schelle stem van mademoiselle
Athenaïs de Locherais, die haar hoofd uit het
portier stak. Ik gebruik altijd een kop bouillon
om vijf uur.
Wij hebben sedert van morgen nog nieta
gehad, bromden de andere reizigers.
Wordt vervolgd.)