NIEUWE No. 536. Donderdag 17 November 1881. 6c Jaargang. Paus en Koning. 11 feuilleton. Slagvaardig. liRLimiS ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,85 1,— 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUEEAIJ: St. Jansstraat Haarlem. AGITE MA NON AGITATE. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. 't Is een algemeen bekend feit dat het Pausschap in 't algemeen en iedere Paus in 't bizon der, tengevolge van de groote eenzijdigheid der niet-Katholiekeu, steeds het mikpunt zijn geweest van haat, ver achting, vervolging en bespotting. Vooral de Groote Paus Gregorius VII heeft in dit opzicht meer dan anderen te lijden gehad, tengevolge van zijue bizondere werkdadig- heid voor de vrijheid der Kerk tegenover den Staat, eene zaak trouwens die altijd een steen des aanstoots voor het liberalisme is geweest en wel blijven zal, zoolang er nog liberalen zullen bestaan. In de lange reeks der Pauselijke hiërar chie, wij herhalen het, is er geen naam, die zoo gehaat en belasterd werd dan dien van Gregorius VII. Deze Paus heeft tegen zich eene groote en machtige partjj, die nooit uitsterft eii die door den naam Gre gorius steeds geprikkeld wordt. Allen, die bewust of onbewust geen voorrang dei- eeuwigheid boven den tijd, geen ingrijpen eener hoogere macht in de tijdelijke or dening, geeue heerschappij des geestes over de materie willen erkenneu, die deswege ook geene Kerk begeereu, alle bijgeloovige vereerders van den Staat, alle vleiers der moderne vorsten, alle moderne theologen, zijn verklaarde vijanden van Gregorius VII. Allen, die den geest boven de stof stellen en eene hoogere, goddeliike ordening boven de wereldlijke erkennen, zijn vrienden en vereerders van dien grooten Kerkvorst. Zie daar, de ware en wezenlijke stand dei- partijen. Zooals bekend is heeft onder de regee- riug van den meergenoemden Paus »de gang naar Cauossa« plaats gehad. Dit historisch feit is door anti-katholieke partijen zoo vaak onjuist verhaald en voorgesteld, men heelt er zooveel bij gephautaseerd en leu genachtige gevolgtrekkingen uit gemaakt, dat het ons dienstig voorkwam deze ge beurtenis en hare gevolgen in het ware daglicht te stellen. Alvorens echter daartoe over te gaan, zal het noodig zijn vooraf eenige beschouwingen te geven over den toestand van Kerk en Staat ten tijde van Gregorius VII. Nadat de vorsten der westersche rijken tot de Katholieke Kerk waren toegetreden, waren er velen op bedacht aan de Kerk op vrijgevige wijze wereldlijke goederen te schenken. Bisschoppen en abten ontvingen dikwijls uitgestrekte landerijen als leengoed, waardoor zij een hoogen rang in het Rijk innamen en zitting hadden in den Raad der koningen en andere vorsten. Deze han delwijze had echter een groot gevaar in zich, dat zich allengs zou vertoonen. De wereldlijke vorsten namelijk, eigenden zich meer en meer het recht toe, de Bisschoppen en Abten, door plechtige en feestelijke over- Zeker Vorst zou langs een onaanzienlijk plaatsje van zijn ltijk stoomen. Een dag van te voren echter, ontving de burgemeester een bericht, dat het Z. M. behaagd had te beschikken, dat de trein een kwartier halt zou houden, om die kleine onderhoorigheid van zijn Rijk in oogensehouw te nemen. De schrik sloeg onzen dikken burger vader om 't hart. Gelukkig hield hij altijd getrouw de couranten bij, en wist daaruit, dat het een eerste vereischte was, dat het hoofd der gemeente, omringd door zijn staf, wethouders, raad enz. en secretaris, den Vorst een rede toesprak. Alle mo gelijke toebereidselen tot de ontvangst werden, op last van het dagelijksch bestuur, uitgevoerd. Aan reikiug van staf en ring, even als de au- dere wereldlijke leeumannen, fu hunue leen goederen te bevestigen. Dit gebruik leidde tot de verderfelijkste verwisselingen van het geestelijke en het wereldlijke. Herder staf en herdersring zijn teekeuen van gees telijke waardigheid en macht, die slechts door de Kerk kunnen worden verleend. Door de aanneming van staf en ring uit banden der wereldlijke vorsten verdween allengs het onderscheid tusschen het kerke lijk ambt en de wereldlijke leengoederen. De vorsten en bijna iedereen waren in de verbeelding dat de wereldlijke macht over het bisschoppelijk ambt kon beschikken; men was vau oordeel dat de vorsten niet de geestelijke goederen, maar het geestelijk ambt te begeven hadden. En deze dwaling werd zeer versterkt door de woordeu welke de koningen bij het overhandigen der waar- digheidsteekeuen spraken. Zij zeiden niet: neem deze landerijenmaar neem deze kerk. Door de menigvuldige herhaling wortelde het kwaad steeds dieper. Dit alles geschiedde namelijk in het groote Duitsche Rijk, toen maals het eerste rijk der Ohristeufièid. De oude heilvolle wetteu der Kerk, welke de vrije, kerkelijke keus en benoeming dei- Bisschoppen, het zorgvuldige onderzoek van hunnen levenswandel ea van hunne we tenschap streng e-ischten, verloren lang zamerhand, door cle verregaande ongehoor zaamheid en aanmatiging der koningen, hunne kracht en zonken in de diepste vergetelheid. Gewelddadige keizers bekom merden zich niet meer om kerkelijke waar digheid, zij benoemden op de bisschoppelijke zetels de deelgeuooten hunner wereldsche vermaken en de ruwste makkers hunner krijgstochten. Zij verlangden vau de Bis schoppen cle grootste toegevendheid voor hunne uitspattingen en tevens een scherp zwaard in den oorlog. De meeste Bisschop pen gingen in pantser gekleed en rukten met het leger in den krijg. En dit niet alleen. De bisschoppelijke plaatsen werden bronnen van rijke inkomsten voor de vor sten. Zij verkochten ze voor aanzienlijke sommen. Daarvoor verkochten de Bisschop pen, die zooveel te betalen hadden, de kleinere en lagere ambten en kerkelijke bedieningen en de zonde van handel in geestelijke ambten, die in de h. Schrift in Simon den toovenaar, aan wieu zij den naam van simonie ontleend, vervloekt is, wierp op de Kerk in het groote Duitsche Rijk deu leelijksten blaam, Hoe kon er onder zulke omstandigheden sprake zijn van priesterlijke verzaking, opoffering, van onthouding eu versterving om alleen voor de Kerk te leven, vooral bij de hevige hartstochten in dien tijd. Vermits geen oprecht Christen het waagde, kerkelijke ambten voor geld te koopen, waardoor hij zich aan simonie zou schuldig maken, zoo kwamen op zulke wijze de het station was wimpel en groen, schering en inslag. Alle inwoners der plaats waren op de been, de een om een takje, de ander om een lintje aan te brengen en de geest was van dien aard, dat 's avonds de kasteleins met weemoed staarden aan den eenen kant op de gebroken bier- en je neverglazen en aan den anderen kant met een aanminnig lachje op de dubbeltjes en de kwar tjes van de door het keelgat der opgewekte inge zetenen gespoelde drankjes. Geheel anders is 't op 't stadhuis. De wethouders, bijgestaan door den secretaris, zijn de rede aan 't opstellen voor den goeden burgervader, die haast ieder woordje dat er gezet wordt met een schrap onthaalt en al wordt hij al door den pedel aangestooten, dat het krek is zooals deze het voor tien jaar bij de ontvangst van het hoofd der provincie door den vroegeren burgervader heeft gehoord en 'i kerkelijke bedieuingeu in het bezit van hoogst onwaardige hoofden en bestuurders, die in plaats van Christus kudde te weiden, cle verschrikkelijkste ergernis gaven en zeer dikwijls niet eens de oude kerkelijke wet vau het priesterlijk celibaat in acht namen. Dat waren ouzalige toestanden; de Kerk was tot cle slavin van den Staat vernederd, door goddeloozo despoten in afhankelijk heid en knechtschap gehouden eu met de smadelijkste boeien geketend. De kinderen der Kerk waren beroofd van de moederlijke bescherming en verpleging en overgeleverd aan trouwelooze eu gewetenlooze huur lingen. Vooral in Dnitschland lieerschten deze verschrikkelijke toestanden. Koning Hendrik IV verleende daar en in Lombardije, bis dommen en abdijen aan de meestbiedenden eu gunstelingen, die dan op hunne beurt wederom schandelijken woeker dreven met kerkelijke ambten die zij aan huurlingen verkochten. Ziedaar in korte trekken een beeld van den treurigen toestand ten tijde dat het God behaagde den grooten Paus Gregorius VII op den Apostolischcn Stoel te plaatsen. Men zegt uu en dan wel eens in onze dagen, sprekende van de verdrukking der Kerkzoo erg als het thaus is, is liet nog niet geweest, zoo zeer heeft het kwade nog niet gezegevierd. Wij behooren ontegen zeggelijk tot de eersten die cle huidige ver drukking der Kerk erkeunen, maar de toe stand waarin de Kerk zich bevond ten tijde dat Gregorius VII deu Stoel vau Petrus beklom, was vrii wat ellendiger dan thans nu Z. H. Leo XIII op den Apostolischen Stoel gezeteld is. 't Is voldoeude te wijzen op cle treurige verschijnselen vau den gees telijken woeker (simonie) alsmede op den stuaad die onwaardige huurlingen der Kerk O O aandeden en haar zoo doende in eene af hankelijkheid brachten, welke zij slechts in weinige tijdperken heeft moeten verduren. Er was alzoo een dubbele strijd te strij den voor de zaak Gods en zijue Kerk, een strijd tegen de machten der wereld en een strijd tegeu de losbandigheid en tuch teloosheid der dienaren van de Kerk. Voor dezen heiligen dubbelen strijd riep God een man, dien hij met alle eigen schappen had toegerust, om hem te be staan den kloostergeestelijke Hildebrand, dieu hij in 1073 als Paus Gregorius VII den Stoel van Petrus deed bestijgen. Ilildebraud was ouder droevige omstan - dighedeu geboren. Zijn vader was een eenvoudig timmerman in het Toskaansche stadje Saona. De talentvolle zoon werd monuik iu het beroemde klooster Cluguy in Frankrijk. Daar in die verblijfplaats van kloosterlijke tucht eu streng kerkelijk leveu, ontving ziju geest behalve de theo logische ontwikkeling, die Apostolische energie, dien stalen wil eu die heilige dus wel goed zal zijn," toch maar met zijn afkeurin gen doorgaat, zoodoende dat er bij slot van rekening een paar volzinnen overblijven, die meer op een lijk rede dan op een hartelijk welkom aan deu Vorst doen gelooven. Een der raadsleden eindelijk de dokter van de plaats die tot het heiligdom mocht door dringen, stelt op algemeen verlangen een rede op, die met een snelheid van 10 woorden per seconde juist 2 uur zou kunnen duren. Terwijl alle inwoners in een doodsche stilte blijk geven dat zij de dekens hunner slaapsteden goede eer aandoen, zit de burgerva der met zenuwachtige gejaagdheid zich zijn rede in te stampen, om morgen de woorden van den dokter-raadslid tot de zijnen te kunnen maken Nog eenige minuten, en de trein met zijn kost bare vracht komt. Alle nolabelen zijn opgesteld als telegraafpalen langs de lijn. Het einde van de rij, die in het vastberadenheid die hij noodig had in den strijd waartoe God hem had geroepen. Gaarne had hij in het stille klooster willen blijven, doch de Almachtige leidde hem langs woudervolle wegen uit de verbor- O O geuheid tot velerlei kerkelijke diensten in de nabijheid van den Apostolischen Stoel. Alvorens Hildebrand zelf dien verheven zetel beklom, had hij onder vijf Pausen met lust eu kracht als Aartsdiaken gearbeid. Op groote en verre reizen had hij den toe stand der Kerk in het Duitsche gedeelte vau haar gebied, leereu kenueu. Nadat hij zoo, als toekomstig arts, de ziekten in de Kerk had bestudeerd, nam hij den 29sten Juni 1073 bezit van den Pauselijken troon. Waarlijk wij kunnen Gods wijze bestiering erkennen iu het feit, dat Hij den rechten man op de rechte plaats verhief. Toen Gregorius VII als stadhouder vau Christus van de hoogte zijns zetels zijn blik sloeg op de Kerk eu de wereld, werd zijne ziel door weemoed bewogen. Iu een brief aan deu Abt van Clugny geeft hij zijn gemoedstoestand duidelijk te kennen. Daarin schrijft hij o. a.: Dikwijls heb ik God gebeden mij uit het tegen woordige leven te bevrijden, of mij nuttig te doen ziju voor onze gemeenschappelijke Moeder. De Kerk in het Oosten is van het geloof afgevallen en wordt door de ouge- loovigen bevochten. Sla ik mijne blikken naar het Zuiden, Westen en Noorden, dan vind ik nauwelijks herders, die op recht matige wijze hun ambt hebben verkregen, die het Christelijke volk met Christelijke liefde en niet met wereldsche eerzucht re- geereu, nergens zulke vorsten die Gods eer boveu de hunne eu rechtvaardigheid hoven woeker stellen. De menschen onder welke ik woon, de Romeiuen, Lombarden en Noormannen zijn slechter dan heidenen. En als ik mijzelve beschouw, zoo gaat de groote kerkvorst vol deemoed en ver slagenheid des harten voort, dan ben ik door het gewicht mijner zonden zoo neer slachtig, dat er mij geen andere hoop des heils over blijft, dan alleen de barmhar tigheid Gods.« Gregorius maakte spoedig zijn plan, zijn programman zou de moderne wereld zeg gen. Het bevatte: herstel der oude kerke lijke wetten, die vergeten eu verzonken waren; vrijheid en onafhankelijkheid der Kerk volgens historische rechten en oude ordeningen; voor alles echter inweudige bevrijding der Kerk. Met verzakiug en zelfverloochening hebben de Apostelen be gonnen. Familiebanden hinderen het Apos tolische, het priesterlijk ambt. De dienaren der Kerk hadden zichzelren onrechtmatig aan banden gelegd. Die onrechtmatig gebon den is, ligt in ketenen. Vernieuwing van het Priesterschap door onthouding, de bron van vele andere opofferingen is zijn eerste station uitkomt, is onze bnrgemeester. Hij staat daar, de arme man. Bij iedere zucht die de na derende machine doet, klopt zijn hart al sneller en sneller en terwijl de trein stil staat, is zijn hart op een loopen en neemt, ondeugend genoeg, de rede op zijn vlucht mee. De Vorst nadert. De burgervader maakt toe bereidselen om zijn welkomstwoord te uiten, hij herinnert zich echter slechts het begin: Hooggeachte, hooggeëerde, innigbeminde Op eens valt de Vorst den burgervader met norsche woorden in de rede: Maak het als je blieft kort, burgemeester, want ik heb honger. Dan wensch ik Sire smakelijk eten, sprak het achtbaar hoofd der gemeente, trok zijn armen terug, die hij ter declamatie reeds had uitgesto ken en beschouwde zijn taak als volbracht! Tableau1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1