NIEUWE No. 548. Donderdag 29 December 1881. 6e Jaargang. Wat is de Staat? BUITENLAND, Hm* xitsTTB.4 Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post Afzonderlijke Nummers Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. «jp AGITE MA NON AGITATE. I BUT. PRIJS DER ADVERTENTIE!* Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers KÜPPERS LAUREY. De eerste en gewichtigste vraag in de politiek is ongetwijfeld: wat is de Staat? Vermits men geen enkele zaak goed be handelen kan, als men haar niet kent, zoo kan men ook het wezen, dat Staat genoemd wordt, onmogelijk goed behandelen als men niet weet wat hij eigenlijk is. En inder daad elke valsche en slechte politiek heeft haren oorsprong in de onjuiste opvatting van den aard en het wezen van den Staat zei ven: Beantwoorden we allereerst de vraag: »Wat is de Staat niet?* Ten eerste, de Staat is geen God. Be lachelijk antwoord, zullen wellicht velen zeggen en met recht; eigenlijk is het be spottelijk dat men in onze dagen nog be wijzen moet dat de Staat geen God is, maar het gezonde mensckenverstaud wordt niet overal gevonden en er zijn vele men- schen in de wereld, die den Staat feitelijk voor het hoogste wezen houden. Deze val sche eu aartsslechte politiek vindt eigenlijk haren oorsprong in Hegel's philosophie. Deze ongeloovige wereldwijzebeter ge zegd werelddicaze, heeft namelijk de stelling verkondigd, dat de Staat de tegenwoordige God is, d. w. z. dat het in 't menschelijke bewustzijn sluimerende hoogste, goddelijke wezen, in den Staat vleesch en been, ge daante en werkelijkheid aanneemt. Door deze ontdekking waren vele dwazen van den persoonlijken God en Rechter, dien zij vreezen moesten, af, en de staats lieden die ongaarne de knieën buigen voor een hooger wezen, doch gaarne de knie vallen van anderen voor hunne majesteit zagen geschieden, waren er bijster mede in hun schik. Zoo geschiedde het, dat deze stelling van den philosoof Hegelals eene" nieuwe mode in alle kringen der maat schappij doordrong en meer en meer het gansche politieke leven verpestte. »De Staat is God.« Die gedachte schiep den meineed, de verdragsbreuken, de strooptoch ten, de trouwelooze aanvallen, den roof der kerkelijke goedereD, de gewelddadige af schaffing van rechten en vrijheden van anderen, de Vandalen-politiek en de wet- tenfabrikatie a la Schinderhannes, zooals zij sinds honderd jaren, nu eens hier, dan eens elders onder de beschaafde barbaren van Europa opdaagde. Is de Staat God, dan is hij ook almachtig, aan geen Rech ter verantwoordelijk en gerechtigd, voor FEUILLETON. De vriendschap van een kind. (Episode uit den tijd der eerste Fransche omwenteling.) Vervolg //Vertrokken!" riep zij, „zonder zelfs den ruiker mede te nemen, dien ik hem gegeven had Hoe is dat mogelijkDan heeft hij ook niet van Lucie gehoudenWaar is de sleutel van dat kamerlje, Ma? Ik wil dien ruiker niet meer zien; ik zal hem kapot plukken en in den wind strooien! Mama waar is de sleutel?" „Ik weet met, waar hij gebleven is," antwoordde de moe der met een twijfelende stem; „ik heb er reeds naar gezocht; Madelaine heeft hem wegge maakt." „Laat zij hem dan opzoeken!" riep Lucie, hoe langer hoe ongeduldiger wordende en met den voet tegen de deur schoppende. „Ik wil hem hebbenMadelaine! Madelaine! den sleutel! den sleutel! Haai vader trachtte haar tot bedaren te brengen; maar ziende, dat hij niets vorderde, en zij hoe langer hoe zenuwachtiger werd, sprak hij op strengen toon tot zijne vrouw: „Komaan, maak daar nu een eind aan; gij weet wel, dat ik het niet dulden kan, dal men het kind plaagt of verdriet aandoet.Zie eens, hoe bleek zij wordt; gij zult haar ziek maken. Als de sleutel zoek is, moet de smid komen om het slot zich de aanbidding en vereering der onder danen te eischen: dan is ieder mensch van zijne wieg tot zijn graf zijn eigendom, dan moet het individu opgaan in den Staat en de Kerk moet van hem hare wetten en verordeningen ontvangen en haar doel en bestemming naar zijne inzichten regelen. Alles draait dan met recht om den Staat, gelijk de planeten om de zon. Hij die het drijven in de moderne politiek gadeslaat, die let op de Kamerdebatten en op de besluiten der liberale meerderheid, kan zich alles slechts verklaren door de philosophie van Hegel: »de Staat is God.Uit die philosophie ontstaat de walgelijke afgoden dienst, die men in verschillende kringen waarneemt. Eu aangezien slechts de dwaas kan spreken: »er is geen God,« namelijk geen persoonlijke God, zoo verkrijgt de geheele uit deze narren-gedachte voortko mende staatswijsheidnaar alle kanten heen, het karakter eener ware en echte narren-politiek, die letterlijk alles onderst boven keert. Ten tweede: de Staat is niet de eenige door God geschapen overheid in de mensch- heid. De Staat is ongetwijfeld eene door God gewilde en ingestelde macht. Reeds in Noach's tijd werd de Goddelijke wil verkondigd, dat de menschheid niet zonder overheid mag zijn. De leer van Christus en van de Apostelen bevestigt dit en eischt van allen gehoorzaamheid en eerbied voor de bestaande staatsmacht, die orde en recht moet handhaven. Doch het is dwaasheid te eischen dat het leven der individuen in den Staat moet opgaan. Ongehinderd en met volle recht bestaat naast den Staat het huisgezin, als de oor spronkelijke eu oudste menschelijke ver- eeniging en openbare orde. Behalve de Staat bestaat verder de direct door God gegrond veste en met Gods geest vervulde Kerk. Evenmin als de huisgezinnen aan den Staat toebehooren, evenmin is de Kerk een tak, een bizonder ressort van den Staat. Wil de Staat de Kerk verslinden, dan wordt hij juist het tegendeel van hetgeen zijn doel is en zijne waardigheid uitmaakt; hij wordt in stede van een rechtsinstelling, een monster van gewelddadigheid en on rechtvaardigheid. Verslindt hij alle per soonlijk en sociaal leven met de vrijheden en rechten, die het individu, het huisgezin, de maatschappij bezit, zoo zal deze ver delging zijn eigen dood zijn. open te steken, of ik zal zelf de deur open brekenMaar neen, het behoeft niet; ik her inner mij, dat er nog een sleutel van die deur is. Wacht, Lucie! ik zal u helpen, lieve meid!" Hij ging de kamer uit, en er liep mij eene rilling over het lijf, toen ik de jonge vrouw her haaldelijk hoorde uitroepen: „Ach, goede God nu is hij verloren! En gij, gij Lucie, gij mijn kind, zijt er de oorzaak vau!" De vader van Lucie was spoedig terug; hij hield deD sleutel in de hand en wilde de deur open maken, toen zijne vrouw toesnelde en hem tegenhield. „Beste mansprak zij weenende, „beste man, wordt niet boos over 't geen gij zien zult. De reiziger, de vreemdeling, van wien ik u gesproken heb. die ik zeide, dat vertrokken was...." „Nu?" „Hij is nog daar! „Daar! daar!" riep de vertoornde echtgenoot, en opende driftig de deur. Ik trad dadelijk te voorschijn en zeide: „Mijnheer! Als ik niet ge vreesd had, uwe echtgenoote in de' grootste on gelegenheid te brengen, zou ik reeds lang een einde aan haar pijnlijken toestand hebben ge maakt. Uwe vrouw heeft aan de stem van het mededoogen gehoor gegeven. Ik ben een vluch teling." //Gij zult aan de waarheid mijner woorden voorzeker niet langer twijfelen, wanneer gij mijn naam kent; ik ben de graaf S." Gij!" riep hij, terwijl zijne oogen stralen van helsch Ten derde: de Staat is niet slechts de Regeering zooals dikwijls geheel ten on rechte wordt verkondigd. De Staats-re- geering behoort bij den Staat, doch maakt op zich zei ven niet den. Staat uit. Tot den Staat behoort op de eerste plaats de bevol king, het volk, dat het recht heeft, van zijne Regeering rechtmatige bescherming en krachtige handhaving van orde en recht te verlangen, doch ook verplicht is zijne Re geering te onderhouden eu in alle zaken, die de Regeering aangaan, te gehoorzamen. Het volk is niet voor de Regeering, doch de Regeeriug is voor het volk. Dit is eene waarheid waaraan men niet genoeg kan herinnerd worden. Het Staats-welzijn bestaat niet in hetgeen de willekeur en macht der Regeering uitbreidthare heerschzucht steunt of in hetgeen het belang harer dragers en vertegenwoordigers eischt. Dik wijls is het tegendeel het geval. Vette Re geeringen magere volkeren, dit is geens zins eene zeldzame verschijniug. Als wij ten slotte een korte verklaring geven wat de Staat eigenlijk is, dan noe men we die taak lang niet gemakkelijk. De oude Romeinen noemden den Staat nu eens »de openbare zaak,« of het »gemee- nebest« of de burgerschapEvenzoo de oude Grieken. Bedoelt men meer de Staats- reareeriug, dan noemt men den Staat, de O O7 bestaande orde,« de wereldlijke overheid. Een passende uitdrukking van gelijklui dende beteekenis voor het woord Staat, is nog niet gevonden; 't is dus gevaarlijk met deze uitdrukking onvoorzichtig om te gaan. De volgende grondstellingen nu, be treffende den Staat als de «bestaande open bare ordening in wereldlijke zaken, «staan door Gods woord vast en zijn voor de Chris telijke wereldbeschouwing bepaald. A. God wil, dat de menschheid eene we reldlijke Overheid bezitte. Derhalve moeten de feitelijk bestaande, de openbare orde handhavende machten, als van Gods genade worden beschouwd, zelfs al zouden de dra gers dier macht van origine geen recht op de Staats-regeering hebben. B. Eene bepaalde Staats- of Regeerings- vorm is door God niet voorgeschreven. Ab solute monarchie, constitutioneele Staat, Republiek met al deze vormen kan de menschheid bestaan en de Kerk vrede heb ben. Dat er eene wereldlijke overheid zij, is de hoofdzaakvan welken vorm deze is, is eene bijzaak, terwille waarvan de hoofd genoegen schoten, '„gij de graaf S., dien men overal achterna zit!" „Ik zelf, mijnheer! en ik heb niet geaarzeld, mij aan u bekend te maken, daar ik mij verzekerd boude, dat ik met een mar. van eer te doen heb. Toen ik mijn voet over uwen drempel zette, had ik in geen acht-en- veertig uren iets genuttigd; uwe echtgenoote heeft er toen geene misdaad in gezien, mij met eene bete broods te verkwikken, en „Een aristocraat wel te doen, hem aan het verderf te ontrukken, is de grootste misdaad die ik ken!" riep hij met een donderende stem. „Gij schijnt nog niet te weten," vervolgde hij, terwijl hij mij met drift bij den arm greep en mij scherp in het oog zag, „dat gij onder het dak van Joseph Lebon zijt?" „Lebon!...." riep ik, onwille keurig achteruit tredende, bij het hooren van dien geducbten naam. „Ja, Lebon!" hernam hij. „Lebon, die nog nooit aan een van uws gelijken genade bewees en met u ook geen lange metten zal maken Terwijl bij dit zeide, liep hij naar de deur der zaal en riep: „Baptist!" De jonge vrouw liep, schreiend en handenwringend, het vertrek op en ntêr; terwijl ik met afgrijzen den man aanstaarde, die zulk een noodlottige vermaardheid verkregen had, den man die in Arras en omstreken het bloed van al wat goed en edel was bij stroomen vergoot, die zich aan de trappen van het schavot plaatste om zich aan de wanhoop en de doods- zaak nooit mag worden prijs gegeven. C. Aan de bestaande Staats-overbeid is men in alle rechtmatige dingen gehoor zaamheid verschuldigd. Eischt zij iets on billijks of iets ongeoorloofds, dan moet men God meer gehoorzamen dan de menschen; men moet in dit geval aan de overheid een passieven tegenstand bieden, zooals de Apos telen deden, toen hun door den Staat werd aangezegd, de leer van Jezus niet verder te verkondigen. Wat de Staat tegen Gods wil verbiedt, moet toch geschieden, gelast hij iets ongeoorloofds dan mag zulks niet plaats vinden. De staats-straffen die er op mochten volgen, zal men ter eere Cods moeten dragen, zij grondvesten de hoogste verdiensten van het martelaarsschap. Geen Christen mag positieve of actieve tegen stand bieden, met andere woorden: revo lutie is onder alle omstandigheden zondig en misdadig. Als onze tijd in vele opzichten eene jammerlijke en slechte is, dan toch levert hij, aan de andere zijde, ook veel wat grootsch en heerlijk is, zoodat wij ook in sommige opzichten trotsch op onzen tijd mogen zijn. Tot deze heerlijk heden onzer dagen behooren op de eerste plaats de consequentie en volharding, waar mede het Katholieke volk zoo hier als el ders, reeds sinds geruimen tijd zekere Staats wetten dien passieven tegenstand biedt, die alle berekeningen en valstrikken der tegenpartij te schande maakt, 't Zou door de radicalen dolgaarne gezien worden als die passieve tegenstand in een aetieven over ging. Dat zou eerst recht koorn op hun molen zijn. Dit genoegen zullen zij zich echter moeten ontzeggen, want het Katho lieke volk is wars van revolutie; het ageert steeds en overal, energiek en rechtvaardig. Dat is zijn roem en zijne kracht. De socialistische leden van den Rijksdag hebben te Dresden eene bijeenkomst met Bebel gehouden, om te beraadslagen over de vraag, welke houding hunne partij heeft te volgen ten opzichte van Bismarck's staats socialistische plannen. Naar men verneemt, werd er besloten ze onvoorwaardelijk te verwerpen. Het handelstractaat tusschen Duitschland en Italië van 31 December 1865 en de scheepvaartconventie van 14 October 1866 zullen ten gevolge eener overeenkomst tus- angsten van zijne slachtoffers te laven, den man, wiens door niets geëvenaarden bloeddorst en wraak zucht zelfs aan de heethoofdige leiders der Berg- partij schrik en ontzetting inboezemde en die door hen „een bloedhond" en „tijger" genoemd werd. Mijne ontroerde verbeelding zag in dien man geen menschelijk wezen, maar slechts een akelig moord- spook. Toen de bediende binnen kwam, riep Lebon hem toe: „Loop terstond naar het dorp en vraag om een gewapend geleide voor het overbrengen van eene gevangene." De knecht vertrok en zich alstoen weder tot mij wendende, ging de beruchte proconsul, op een ruwen loor. voort: „Keer naar uwen schuilhoek terug en blijf daar totdat ik uw gevangenneming naar Parijs bericht en orde op de voltrekking van het tegen u geslagen vonnis gesteld heb. Stel u de mogelijkheid van ontvluch ting niet voor; want weet, dat ik het oog op u laat houden, en bij de minste beweging die gij maakt om mij te ontloopen, leg ik u neer, zoo waar als ik Lebon heet!" Hier sloeg hij op een koppel geladen pistolen, die hij altijd in zijne sjerp droeg. „Gij behoeft u niet te veront rusten," antwoordde ik; „ik denk aan geen ont vluchting. Zoo mijn leven in uw hand is, het is dan omdat God, in Zijne ondoorgrondelijke wijs heid, dit alzoo wil. Ik zal mijn lot met kalmte afwachten, hoe geducht het ook zijn moge." (Wordt vervolgd.')

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1881 | | pagina 1