NIEUWE No, 551. Zondag 8 Januari 1882. 7e Jaargang. ünzc grieven. BUITENLAND, lüKUISnifi 1IIUIUT. ABONNEMENTSPB IJS Per 3 maanden voor Haarlem Buiten Haarlem franco per post. Afzonderlijke Nummers 0,8b li— 0,06 Dit blad verschijnt Eiken WOENSDAG en ZATERDAG. BUREAU: St. Jansstraat Haarlem. AlNTJENDl PRIJS DER ADVERTENTIÉN AGITE MA NON AGITATE. Van 16 regels30 Cents. Elke regel meer5 Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant. Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag avond voor 6 uur ingewacht. Uitgevers K P P E R S LAUREL Wij hebben in de vluchtige jaarbeschou- wing, welke wij opuainen in ons vorig nummer, reeds gewezen op de bedenkelijke verschijnselen die 1881 aan 1882 op het terrein der binneulandsche staatkunde ach terliet. Er bleef immers op dat gebied nog veel te wensehen, te hopen, te vreezen. Aan ons staatsbestuur ontbrak (om ons zoo eens uit te drukken) dien vollen, waarachtigen vrijheidsmoed, welke alleen tot een ener giek regeeren in staat stelt. Men durft de vrijheid niet waarlijk aan, vandaar weifeling, aarzeling, terughouding, 't Ministerie dat zich staande hield te mid den der woelende partijen, bezit (wij wezen er bij herhaling op) uitnemende elementen, niaar als geheel, kan het onze sympathie niet wegdragen. Hiermede willen wij niet te kennen geven, dat wij het Kabinet reeds nu tot aftreden willen dringen of dwingenwij gelooveu dat het in den gegeven stand van zaken, ons metterdaad voor erger behoedt. Het zou dus weinig politiek inzicht verraden, om een catastrophe in 't leven te helpen roepen, waarmede onze tegenstanders slechts hun voordeel zouden doen. Doch dat dul den en dragen mag noch kan beteekenen toejuichen. Tegenover het huidig Bewind, als een politieke schepping gedacht, moe ten wij blijven volharden in de positie eener gewapende neutraliteit. Teu aanzien van twee Ministers maken wij een uitzondering. De heeren Modder man en Reuther bezitten ous vertrouwen. Zij zouden, naar ons inzien, in een Kabinet naar ons hart, geheel op hunne plaats wezen; 't zou wellicht als eene leemte be schouwd kunnen worden als zij daarin werden gemist. Tot ons diep leedwezen bleef de Minister Six in het gezag gehandhaafd. Wij geloo- ven dat die heer in zijn eigen belang het best had gedaan van te vertrekken. Of wij dan niet waardeeren, dat hij weigerde meê te werken om uit de volksschool, enkel door Katholieken bezocht, het Kruisteeken te weren? Zeker, doch wij zouden geen oogenblik bevreesd zijn, dat eenig Bewind den eisch der neutraliteit zoo ver zou drij ven, om noodeloos de religieuse gevoelig heid van duizendeu te kwetsen, en daar door, bij slot van rekening, de openbare school nog maar meer impopulair te maken. De Limburgers stemden waarschijnlijk FE U1LLE T ON. De vriendschap van een kind. (Episode uit den tijd der eerste Fransche omwenteling.) Vervolg „De burger Lebon" (men begrijpt dal nie mand zich onder het dak van den Proconsul van het gruwelijke woord „mijnheer" durfde be dienen) „de burger Lebon," zeide Baptist, „weet misschien niet dat net geleide, dat hij ont boden heeft, reeds staat te wachten." „Het woord „geleide" scheen Lucie eensklaps weder tot zich zelve te brengen; want ik hoorde haar met eene flauwe stem vragen: „Paatje, het papier „Hier, mijn kind, hier," ant woordde Lebon, terwijl de bediende wegging; „is het nu goed Stout meisje, die durft zeggen dat haar vader niet van haar houdt, dat hij haar zal doer, stervenIk, goede hemel, ik, die alles, alles, voor mijn kind, voor mijne geliefde aan gebeden dochter ten beste zou geven." En hij scheen het kind onder zijne kussen te zullen smoren, „kom mijn beste, drink eens, dat zal u goed doen.en kom wat in mijn armen uit rusten." Ik hoorde het lieve kind van tijd tot tijd nog hevig snikken; een gevolg van de zenuwachtige ter wille der bewuste wetsuitlegging voor Hoofdstuk I. Ounoozele liedenDe benoeming van den heer van der Kamp, den grooten te genstander van de Katholieken, tot onder wijzer aan de Rijks Kweekschool te'Maas tricht, kwam al zeer spoedig over de mate van het rechtvaardigheids- en wezenlijk vrij heidsgevoel van Jhr. Six een droevig licht werpen. De Limburgsehe heeren, wij moeten het bekennen, onderscheiden zich niet door veel politiek nadenken. Het ware zeer te wen sehen geweest, dat al de Katholieke leden der Kamer het advies hadden gevolgd van den lieer Schaepman, die op afstemming van het budget van Binnenlandsche Zaken aandrong. Zij hebben het echter niet ge daan. Jhr. Six zetelt nog op den bekenden toren van den Vijverberg in den Haag. Dat noemen wij een ramp voor Nederland. Van dezen Minister kan niet worden ver wacht een waarlijk zachtzinnige uitlegging van de ongelukkige onderwijswet. De de cisie nopens het Kruisbeeld, hoe juist ook, bewijst niets tegen onze stelling. Zijn be kend besluit betrekkelijk het ongeoorloofde van het subsidieeren eener bizondere school, als die niet toegankelijk is voor alle ge zindten (hetgeen de Minister Kappeijne, de vader der wet wel geoorloofd rekende), staat tegenover de Kruisbeeld-aanschrijving. Jhr. Six dweept, naar zijn eigen verklaring, met de staatsschool, en van zoo iemand kan niet verwacht worden dat hij door gaans tot een milde wets-interpretatie zal neigen. Was Jhr. Six van de groene tafel O O verdwenen, dan zou de heer van Ljjnden de gelegenheid hebben bekomen, om de opengevallen plaats aan te vullen met een man, meer passende bij de eerlijke toepas sing van de leus, waaronder dit Bewind optrad, namelijk van te willen staan boven de partijen. Zoo komen wij onwillekeurig tot onze stelling terug: in ons staatsbestuur ont breekt moed voor de vrijheid. Men bazelt veel in onzen tijd van vrijheidde heeren liberalen schreeuwen huizenhoog over de vrijheid, maar met dat al brengen zij die hooggeroemde vrijheid niet ouder het be reik van iedereen. Zij houden de vrijheid in pacht voor zich zelven. Nu zouden wij meenen, dat men eerlijk en cordaat het beginsel der vrijheid op elk gebied van ons staatsleven moest toepassen. Deed men dat, dan zou men ook ernst overspanning, waarin het gesprek met haar vader haar gebracht had. Lebon nam Lucie in zijn armen en liep met haar de kamer op en neer, terwijl hij haar als een zuigeling suste, om zoo hare zenuwen tot bedaren te brengen. „Maar wie had dat nu ook kunnen denken?" zeide hij, „kind, kind, gij zijt zoo zenuwachtig; en geeft toch steeds zoo aan uwe drift toe kunt gij niet slapen Kom, pak mij dan maar eens? Gij zijt nu toch niet meer boos op uw vaderHa, er komt weer kleur op haar wangen.Zij lacht weer. Wat gaat gij nu be ginnen, ondeugd „Ik ga uw haar in pa pillotten leggen!" riep Lucie, in wie de hevige aandoening eensklaps tot uitgelaten vreugd scheen over te slaan. „Kom, schei uit, kleine zottin 1" „O pa, zie eens in den spiegel hoe goed u dat staat!" Ik begreep dat mijn doodvonnis voor papillotten diende. Lucie schaterde onophoudelijk, en overlaadde haar vreeselijken vader met de teederste liefko zingen, terwijl hij aan alles wat zij van hem eischte, ook aan hare dwaasste invallen toegaf. Het was alsof al het gevoel, dat de natuur in die ziel van ijzer gelegd had, zich oploste in de liefde voor zijn kind. „Gij zijt nu weêr geheel beter, geloof ik," zeide Lebon. „Ja pa." „Nu sta dan, en geef mij den sleutel eens; ik moet hem gebruiken." maken met de vrijheid der school. Thans bestaat de schooi vrijheid slechts in naam. De vrijheid om scholen te stichten bezit men, dat is grondwettig waar. Doch dat is ook al, want de Staat doet aan de scho len, welker in 't leven treden hij toelaat, een doodende concurrentie aan. Het staatsonderwijs wordt gegeven voor een prijs, waartegen geen partikulier op kan. Bovendien onthoudt men aan de bi zondere school, hoewel zij aan de Staats school veel geld uithaalt, wijl het parti culier onderwijs een aantal kinderen onder richt, welke anders op de staatsschool zou den moeten onderwezen worden, eiken gel- delijken steun uit de openbare kassen. Dat noemen wij een schreeuwend onrecht, te meer nu het een feit is, dat de meerder heid van ons volk niets van de staats school wil weten. Thans speelt de minderheid mooi weer van het geld der meerderheid. En zulk een toestand wordt nog wel in naam van de vrijheid verdedigdHebben wij recht of niet als wij beweren dat men den moed niet heeft om de vrijheid werkelijk toe te passen Die moed ontbreekt ook op het gebied onzer wetgeving ten opzichte van het be stuur van gewesten en gemeenten. In den laatsten tijd werd er bij herhaling op ge wezen hoe de Provinciale- en Gemeente wetten een centralisatie huldigen met elk begrip van zelfstandigheid van de provin ciën en de gemeenten in strijd. Men smaadt zoo op de middeleeuwen, maar toch dur- veu wij, zonder vrees voor gegronde te genspraak, de stelling uiten dat vele steden toen, door »laudsrechten en privilegiën meer vrijheid van beweging in eigen boezem bezaten, dan ze thans, onder den gezegen- den invloed der moderne beginselen van wetgeving en bestuur bezitten. Onze eisch, in dit op/dcht, luidt dus: heb den moed der vrijheid, ook op 't gebied van het inwendig staatsbestuur en verbreek de banden, waarin thans de gewesten en gemeenten gekneld liggen. Op een terrein huldigen de liberalen de vrijheid, zooals zij althans meenen. Wij bedoelen dat van handel en nijverheid. Daar moet alles vrij zijn. Onbeperkte con currentie, dat is hun devies, en verder.' geen tarief-bescherming meer. Dat stelsel wordt een vrijheidsstelsel geheeten. Wij zouden meenen, dat dit woord al zeer slecht gekozen is, want feitelijk laat men zich Maar liet even schrandere als gevoelige kind gaf het doel, dat zij zich voor oogen gesteld had, niet zoo gemakkelijk op. „Neen antwoordde zij, „den sleutel geef ik niet." „Lucie!" „Palief?" „Hoe is het, moet ik op nieuw boos worden „Neen, want gij zult mij toch niet weêr ziek willen maken." „Het vonnis is nu verscheurd, en gij hebt het immers gehoord dat de mannen van het geleide voor de deur wachten „Welnu laat hen wachten!" „Maar zij kunnen toch niet altijd blijven wachten. „Straks kunt gij hen binnen laten; maar," voegde zij er fluisterend bij, „als hij vertrokken is. Ik zal hem het huis uit brengen." „En hoe zoudt gij dat aanleggen?" „Hij moet dit venster uit." „Dit venster?" Dit venster van uw kabinet. Hoor," zeide zij, terwijl zij hare kleine hand op haars vaders oogen lei, „gij gaat bf het kabinet uit, of blijft er in, en doet dan net alsof gij slaapt, weet gij; dan ga ik den armen vreemdeling uit het kamertje verlossen. Ik breng hem hier in het kabinet en gij doet altijd alsof gij slaapt. Wij springen het venster uit, dat niet hoog is, en als hij maar eerst in den tuin is, dan is hij in veiligheid. Ik zal hem over de sloot helpen en dan kan hij het bosch in loopen." „En als men mij vraagt, waar mijn gevangene is, wat moet ik dan antwoorden?" „Wel.... dat weet ik niet,Maar gij zijt veel verstandiger dan de kleine dwiugeu door tbeorieëu, door vrees voor andere mogendheden, alzoo mist men den moed om de vrijheid te nemen zicli-zelven te zijn. Ook in dat opzicht kan men nog veel leereu van vroeger eeuwen. Toen behar tigde men allereerst het belang van zijn eigen natie en niet dat van derden. De ouderwetsche zoogenaamde onvrijheid ver raadde vrij wat meer vrijheid dan men nu durft toonen. Wij eischen dan ook: wees waarlijk vrij, ook tegenover handel en nij verheid en laat u niet dwingen door vreem den invloed om uwe vrijheid op te offeren aan het belang van de buitenlanden. Onze belangen verwaarloozen, dat heeft men al gedaan ten opzichte onzer koloniën. Wij laten hier nog voor een oogenblik de koloniale quaestie onbesproken, en wijzen alleen op het Indisch tarief. Als wij in voeren in Indië, moeten wij het zelfde recht betalen als de vreemdeling. Is dat vrijheid? Wij zouden meenen dwang; men dwingt toch ons, Nederlanders, om op een lijn te gaan staan met tegen ons concurreerende vreemdelingen. Ook in dit verband roepen ivij der Regeering toe: ge mist den moed der ware vriiheid Vele zijn dus de grieven, die wij met betrekking tot het bestuur en de wetgeving van ons eigen vaderland uit 1881 over- brachteu in 1882. En nu zwegen wij nog over veel, dat toch vermelding verdient, als wij alles in één requisitoir wilden sa menvatten. Voor heden evenwel genoeg. Wij vatten onze grieven samen in deze algemeene aanklacht: de vrijheid wordt, in naam der vrijheid, miskend, waarom dan ook het eenig reddend mediciju voor het kranke staatsleven, naar onze innigste overtuiging, gelegen is in den terugkeer van het liberalisme tot de vrijheid. De Fransche Regeering zal het ontwerp op den verplichten krijgsdienst der semi naristen intrekken, dat door de vorige Kamer goedgekeurd, maar verworpen is door de commissie van den Senaat. Het ministerie zal voorstellen de quaestie te regelen door een ontwerp tot vermindering van den militairen dienst. Dit ontwerp, thans in behandeling, zal eene bepaling bevatten betreffende de vrijstelling van den militairen dienst. De Fransche Regeering heeft, gelijk te Lucie.Zeg maar, pa, dat gij u vergist hebt; dat gij den vreemdeling voor een ander hebt aange zien, en dat hij al lang weg is. Wat gij ook zegt, zij gelooven u toch, en zij zullen weggaan, zonder dat zij een woord durven tegenspreken. Is het niet zoo Yindt gij het zoo goed Och, zeg maar ja!" ging zij voort, terwijl zij hem om den hals viel, „zeg maar ja, lieve, beste vader. Terwijl zij dit zeide, was hare stem zoo zacht en wegslepend, dat zij al de vezelen van mijn hart deed trillen. Diezelfde uitwerking scheen hare stem op haar vader te hebben; want ik hoorde hem na een oogenblik van de diepste stilte zeg gen: „Lucie, Lucie! gij maakt schandelijk mis bruik van mijne zwakheid en van mijne liefde voor u." „Neen pa, dat moogt gij niet zeg gen," sprak zij, en belette hem door hare kussen voort te gaan. „Gij weet niet wat gij van mij eischt; gij weet niet dat partijhaat de onverzoenlijkste van alle is, en dat de man, wiens leven gij redt, uw doodsvijand is en eeuwig blijven zal." „O, neen, nu zie ik wel, dat gij hem niet kent, palief! Hij houdt net zooveel van mij als ik,yan hem. Gij hadt eens moeten zien hoe hij uwe Lucie, voor dat gij terug kwaamt, liefkoosde en in zijn armen drukte. net zoo als gij doet, pa. O, ik ben zeker, dat, als het ooit te pas mocht komen, hij hetzelfde doen zou voor mij, wat ik nu voor hem doe." Slot volgt).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1882 | | pagina 1