NIEUWE
No. 570.
Donderdag 16 Maart 1882,
7e Jaargang.
mmj
Het oude en nieuwe heidendom.
BUITENLAND.
ABONNEMENTSPB IJS
Per 3 maanden voor Haarlem
Buiten Haarlem franco per post.
Afzonderlijke Nummers
0,85
1
0,06
Dit blad verschijnt
Eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
B U R E A IJSt. Jansstraat Haarlem.
3E>1 AlNTIEb Dili
AGITE MA NON AGITATE.
PBIJS DEB ADVEBTENTIËN
Van 16 regels30 Cents.
Elke regel meer5
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 Cents per advertentie a Contant.
Advertentiën worden uiterlijk Dinsdag- en Vrijdag
avond voor 6 uur ingewacht.
Uitgevers KÜPPERS LAUREY.
Vervolg en slot.)
Waarlijk in het oude heidendom bloeide
de zedeloosheid niet weliger dau in het
nieuwe. En juist in die landen en steden
die zich in hunne waanwijsheid aan de
spitse der beschaving plaatsen, vindt men
de meest giftige vruchten.
Doch genoeg voor heden van de beelden
van 't nieuw-heideusch leven. Wij zullen
in dit vuile moeras der ondeugd, der zede
loosheid en der vervreemding van God niet
langer vertoeven. Als de moderne heide
nen ons Katholieken maar met rust lieten,
hunne vergiftige pijlen niet op ons afscho
ten en niet duizendmaal herhaalden, wat
reeds meer dan duizendmaal is weerlegd
en hetgee zij zelfs niet ge'.ooven, name
lijk dat de Kerk er op uit is om de meu-
8chen dom te laten blijven en ze in het
duistere bijgeloof te brengen. Belachelijk,
dom en boosaardig tegelijk
Waar is dan eigenlijk het bijgeloof? Is
het niet een kind van het dwaal- en on
geloof? En waar dit tehuis is met zijne
onafscheidelijke zuster, de zedeloosheid, is
genoeg bekend. Men staat verbaasd en men
moet tevens medelijdend lachen als men in
de dagbladen de aankondigingen leest van
waarzegsters en tutti quanti. Arme klan
ten van zulke bedriegsters, arme menschen,
die dit nieuwe evangelie gelooven en deze
dwaasheid zelfs nog met geldelijke offers
steunenEu zulke ezels durven dan nog
wel de »ultramoutanen« verwijten dat
deze sbijgeloovige duister]ingenzijn, ter
wijl zij zelveti in den nacht van het nieuwe
heidendom verkeeren. Ja waarlijk, nacht is
het voor hunne oogen, zoodat zij de licht
baak der Kerk op de rots van Petrus niet
zien en waanzinnig in het narrenschip des
tijds op de woedende golven drijven, tot
dat dit tegen de rots van Petrus verbrijzeld
wordt.
't Was voor de ongeloovige joden-pers
wederom eene uitstekende gelegenheid om
haar cynisme te documenteeren, toen op
den 8sten December 11. Johannes de Rossi,
Laurentius van Brundusium, Benedictus
Labre en Clara de Montefolco in het album
der Heiligen werden opgeteekend. De vuilste
en laagste taal, artikelen in den elleudig-
sten kazevnestijl, veroorloofden zich de dag
en weekbladen der radicalen om uitdruk-
F E U ILL ET ON.
Een bange nacht.
Vervolg
Mijn eerste goudstuk zette ik op zwart
en zwart wonOnverschillig als een kaartspeler
streek ik de goudstukken op zijde en zette bij
een volgend spel, tot groot genoegen van mijn
leidsman, er een paar van op rood en zie ik scheen
de kans te kunnen raden, nu won rood en mijn
één goudstuk was reeds tot een stapeltje aange
groeid. Nog geen uur was er verstreken een
diep middernachtelijk uur of aller oogen waren
op mijn buit gevestigd.
De blinde Eortuna had mij millionair gemaakt;
maar het ergste, het slimste van allesik had
de bank doen springenEn welk een
bankeen bank in een der donkerste schuilhoe
ken var. Parijs.
Gij begrijpt, beste vriend, dat mijn toestand
eer verschrikkelijk, dan benijdenswaardig was; ik
voelde het, allen keken mij aan, allen misgun
den mij den schat en niet allerminst de bank
houder! Wat nu te doen, dacht ik; nauwelijks
is die gedachte pijlsnel door mijn brein of zie,
wie klopt zoo vriendschappelijk op mijn schouder?
'tls de bankhouder in persoon; naast hem staat
mijn kofïiehnisvriend; even hartelijk als de eerste
schudt deze mij de linkerhand met de andere
hield ik mijn fortuin krampachtig vast en
king te geven van hetgeen zij (lachten bij
dit voor hen zoo ergerlijke feit. En deze
gevoelige lui, die blaffen als een hond dieu
meu op den staart trapt, als men het woord
»jood« slechts uitspreekt, die ons voort
durend belasteren en bespotten, hebben
opnieuw getoond dat zij in kerkelijke zaken
aartsdom, volkomen onwetend zijn. Ook
deze soort menschen had onze glorievol
regeerende Paus Leo XIII op het oog, toen
hij bij gelegenheid van het Kerstfeest tot
de hooge Geestelijkheid de volgende woor
den sprak: »Toen wij na rijp beraad, zoo
als de kerkelijke wetten voorschrijven, een
der plechtigste handelingen van onze Pau
selijke macht wilden volbrengen, is men
er hier te Rome, niet voor teruggedeinst
in het openbaar de verheven plechtigheid
met spot en hoon te overladen, ongestraft
het geloof van alle Romeinen en der gan-
sche Christelijke wereld aan te tasten en
in hoogst misdadige vermetelheid met volle
handeu slijk te werpen op Onzen Persoon,
op Ons Gezag, ja zelfs op de Heiligen
zeiven
Zonderling, menschen, die nooit spoten
hoon genoeg hebben, om de vereering dei-
Heiligen te belasteren, deze waarlijk groote,
heilige mannen en vrouwen, wier gansche
leven aan den dienst van God en aan het
welzijn der menschen was gewijd, vergeten
helaas! te dikwijls, dat ook zij hunne
>heiligen« hebben, die zij op afgodische
wijze vereeren. Zulk een afgoden feest heeft
men in den laatsten tijd in vele groote
steden van Europa gevierd, 't Gold eene
Fransche tooneelspeelster, de bekende Sarah
Bernhardt; en zie, men was dol van bewon
dering- Fabelachtige sommen werden er hiel
en daar betaald om een plaats in den
schouwburg te veroveren. Men knielde voor
de ijdele tragédienne, de dagbladen waren
gevuld met artikelen die den lof der ma
gere Sarah naar de vier windstrekeu uit
bazuinden en de vergoding ging alle perken
en palen te buiten. De beschaafde en ont
wikkelde «lui, beoefenden de akeligste Sarah-
vergoding en beschouwden dit jodenkind
als een wezen van hoogeren aard. En toch,
wie is deze persoon
De Neue Augsburger Zeitung bevat o. a.
een brief van den volgenden inhoudSinds
14 dagen zijn bijna alle dagbladen der
Oostenrijksche hoofdstad gevuld met bè-
vvensclit mij geluk met eene overwinning, die
„werkelijk aardig, werkelijk genoegelijk voor mij
is afgeloopen." „Maar mijnheer," sprak ik, of,
wilde ik zeggen: „ik heb u toch geruïneerd,
hoe is het mogelijk die hartelijkheid;" doch het
gulle en lachend gelaat van den bankhouder
deed die vraag op mijn lippen wegsterven, vooral
toen hij mij een soupeetje aanbood en mij aan
Zijne vrouw en dochters voorstelde. Welke arm
zalige buitelingen mijne complimenten tegenover
die dames moeten zijn geweest weet ik niet,
doch af te leiden naar de grimassen van een
zwarten bediende, moet ik als nieuwbakken mil
lionair, dus een man van de groote wereld, al
een aardig figuur hebben gemaakt. Mijn geleider
bleef mee soupeeren; hij scheen een oude huis
vriend.
Alles bleef mij voor de keel zitten en de
champagne, die er mim vloeide, werd door mij
niet aangeroerd. Champagne 1 en dat bij een
geruïneerd man. Zonder een glas te gebruiken
warrelde mij dat alles voor den geest en ik stond
op het punt van mijn bewustzijn te verliezen
toen ik mijn schat uit mijn rechterhand liet
vallen. Al de aanwezigen keken naar den schat,
dochlachten! Wonderlijk dacht ik, en
ik begon mij zeer gerust te stellen, want het
bleek hoe zonderling dan ook dat over
het geleden verlies door hem niet werd getreurd.
Mijne zenuwen bedaarden weer enik
at nog een hoentje en dronk drie glazen van het
richteu over Sarab Bernhardt. Reeds voor
zij kwam, vertelden gedienstige pennen de
bizonderheden van haar leven en daden.
»Hare deugden verhoogen de heerlijkheid
van haar spel en de boeiende tooverkracht
harer oogenic zoo verkondigde men. Ik
heb Sarah eenmaal ontmoet op den spoor
weg. Toen ik den wagen verliet, was mijn
oordeel geveld; ik beschouw haar voor
3/4 krankzinnig, zij lijdt ontegenzeggelijk
aan grootheidsmanie. Zij is, volgens mijn
idee, niet meer dan een vogelverschrikster
en zoo broodmager dat zij met succes bij
een schilder als model voor vriend Hein
kan poseeren. Een telegraafpaal is nog
een ideaal van ronde vormen, vergeleken
met deze donna. Fransche satirici zeggen
van haar, dat zij geen regenmantel noodig
heeft, omdat zij dun genoeg is, om zich
tusschen de regendruppels heen te bewegen.
Nochtans verdrongen zich op de stations
waar de donna aankwam en in hare sa
lons, vorsten, graven, baronnen, knnste-
naars, geleerden en bankiers, oude en jonge,
verstandige en dwaze, groote en kleine
kinderen uit de ontwikkelde en beschaafde
standen, oin haar te zien, te groeten, een
kniebuiging te doen, hare hand te kussen
en bouquetten ie overhandigen en zoo mo
gelijk welk hemelsch genot een blik
of een woord van de vergode tragédienne
machtig te worden. De verslaggevers dei-
dagbladen dweepten met Sarah, de eenige!
Niet alleen hare kunst werd boven de
wolken verheven, dit was niet voldoende;
de St. Vitusdans der recensenten bereikte
zijn culminatiepunt eerst in de uitvinding
eener nieuwe theater-critiek. Onder het
opschrift Toilettenverschenen de nauw
keurigste beschrijvingen der ontelbare ja
ponnen, hoeden, haarvlechten, schoenen,
en kanten der aangebeden donna, wier mo
raliteit, 't zij hier ter loops aangeteekend,
van twijfelachtigen aard is gebleken. De
liberale bladen van Weenen vergaten zelfs
in hunne Sarahmanie, hunne roeping als
representanten van hetreine Deutschthum. c
Een dezer bladen citeerde als een bewijs
van de geestigheid harer conversatie het
gevleugelde woord uit den >feeënmond«
der Franfaise: naar Berlijn ga ik niet;
dezePruisen hebben in 1870
mijn neef doodgeschoten.
De haat die zij den Pruisen toedraagt
edele vocht. Nu de steen, die mij op het hart
scheen te zitten, verwijderd was, at ik met
smaak, zoo zelfs dat ik niet geloof ooit zoo
smakelijk te hebben gegeten. Ik verzoende mij
ook met mijn gezelschap en thet bleek weldra
dat mijn gastheer even welbespraakt als gul
was. Wij amuseerden ons best, zelfs de dames
musiceerden voor ons, kortom heel „gentleman
like" brachten wij dit soupeetje ten einde en
niemand repte meer over het millioen, dat ik
tusschen mijne kleeren verborgen had.
„Mag ik u, zoo vroeg mij de gastheer, logies
aanbieden, want het weêr is guur en het uur al
laat; mijne inrichting biedt u alle gemakken aan.
De meeste mijner cliënten blijven hier als het wat
laat wordt".
Werkelijk zag ik bedienden met brandende
waskaarsjes, gevolgd door collega's van mij,
de groote wenteltrap, die ik door de kier der
deur bemerkte, opgaan„Is 't hier
dan tevens logement, indien ik u vragen mag?"
hernam ik.
„Ja en neen. Ja voor de cliënten, neen voor
anderen; het boort bij de zaak en is als 't ware
de premie, die ik geef, gelijk de dagbladen aan
hunne abonnés," zeide hij lachend.
„Zie," hernam hij verder„nw kamer
wacht u."
Ik keek om en werkelijk een bediende, geheel
in 't zwart, tot zelfs zijn kop, want 't was een
neger, stond aan den ingang der zaal met een
is echter geenszins het gevolg van haren
afkeer vau de gruwelen des oorlogs. Inte
gendeel, men verzekert dat er in haar ka
rakter zelfs iets wreeds ligt. En zulk een
exentriek schepsel wordt nog wel afgodisch
vereerd 1
Het zekerste en duidelijkste teeken, dat
wij iu eene te gronde gaande maatschappij
leven, is de zucht naar het excentrieke, het
bizarre, het absurde, het smakelooze. Onze
toonaangevende maatschappij is overza-
digd, geblaseerd en zij heeft geeu gevoel,
geen geestdrift meer voor het ware schoone.
Hier eindigen wij onze beschouwingen
over het oude en nieuwe heidendom. We
meenen aau de hand der historie en door
sprekende feiten toegelicht, duidelijk be
wezen te hebben dat het laatstgenoemde,
op moreel gebied verre achterstaat bij het
oude heidendom. Geen wonder trouwens;
het oude heidendom werd niet beschenen
door de heerlijke stralen des Geloofs, het
nieuwe heidendom heeft het Geloof, dat de
menschheid eenmaal redde uit den jammer
poel van ellende waarin zij gezonken was,
verworpen. De stofvergoders hebben zich
zei ven tot iets, God tot niets willen ma
ken. Kan het verwondering baren dat de
moderne maatschappij door haren afval van
het ware Geloof, door haar zedebederf en
ontkenning van het goddelijke, gekomen is
tot eene schrikverwekkende en onheilspel
lende verwildering? Geenszins. Ontdoe den
mensch van 't geloof aan een loonenden
en straffenden God en Sylla en Marius
plonsen met vermaak hunne handen in 't
met stroomen vergoten bloed hunner me
deburgers; Antonius en Lepidus overtreffen
Sylla nog in moordlust en Nero geeft
goedsmoeds bevel dat men zijne eigene
moeder van kant make.
Zonder geloof, zonder godsdienst, geen
beschaving, doch zedebederf en ontaarding
op elk gebied, zooals het moderne heidendom
dit, helaas! in sprekende kleuren aanschou
welijk maakt.
Brad laug h heeft een adres ingediend tot
de meerderheid van het Lagerhuis gericht,
waarin hij haar hare onverdraagzaamheid
verwijt en verklaart, dat het recht aan
zijne zijde is.
brandende kaars in de eene en een sleutel in de
andere hand.
„Breng mijnheer naar No. 12," comman
deerde de geruïneerde man, alsof ik mijn logies
had besteld; doch alles ging zoo geleidelijk, zoo
eenvoudig, zoo Datuurlijk, zoo alledaags, dat het
volstrekt niet in mij opkwam om mij te ver
zetten en ik volgde, na den gastheer en zijn
dames, mijn vriend en een paar overgebleven
collega's een goede nachtrust gewenscht te
hebben, mijn zwarte kandelaar, die de kaars na
eenige trappen en gangen te hebben opgeloopen
boven zich uit hield en met den zwarten wijs
vinger mij het plakkaat aan een deur deed op
merken met den uitroep: „Als je blieft, mijnheer,
No. 12" en handig liet hij er op volgen, „hoe
laat moet u morgen gewekt worden?"
Hoe laat gewekt worden in No. 12
Ik gaf hem een uur op en hij verdween ge
lijk hij mij geleid had, deftig en met afgeme
ten stap.
Ik bezag mijn kamer en ontdekte een groote
kroon in een van de hoeken, die hare armen
naar mij uitstak om het licht der kaars aan haar
inhoud meê te deelen. Welk een pracht riep ik
uit, om mij rond ziende, maar die man heeft
nog een fortuin overgehouden; dit hotel met
zijn prachtig gemeubileerde kamers, want de
andere zullen ook wel zoo zijn, is heel wat
waard.
Wordt vervolgd.)